Familieleven van migrantenkinderen leidt tot ongelijke kansen

Jongeren met een migrantenherkomst stemmen hun schoolloopbaan en carrière af op hun familie- en gezinsleven. Autochtone jongeren doen het omgekeerde. Resultaat: ongelijke kansen op de arbeidsmarkt en in het onderwijs.

In het wetenschappelijk en maatschappelijk debat over de sociaal-economische positie van allochtonen blijft de rol van familie vaak onderbelicht. Voor mijn proefschrift onderzocht ik hoe jongeren van de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse tweede generatie en autochtonen de transitie naar volwassenheid maken, ik keek daarbij voornamelijk naar gebeurtenissen in hun familie- en gezinsleven.

Levenslooppatronen niet voor iedereen een kwestie van eigen keuze

Tot eind jaren vijftig van de vorige eeuw was de levensloop van jongvolwassenen in Nederland nog uniform. Er was weinig variatie in het moment waarop en de volgorde waarin transities plaatsvonden: de grote meerderheid verliet het ouderlijk huis om te trouwen om vervolgens kinderen te krijgen voor hun dertigste. Deze traditionele levensloop wordt ook wel de standaardbiografie genoemd.

Vanaf de jaren zestig deden zich grote veranderingen voor in de levensloop van jongvolwassenen. Vandaag de dag wonen veel jongeren eerst een periode alleen of samen met een ongehuwde partner voordat ze trouwen of kinderen krijgen. Vaak wordt gesuggereerd dat dit een gevolg is van toenemende individualisering en secularisatie. De standaardbiografie zou plaats gemaakt hebben voor de keuzebiografie waarin mensen zelf bepalen hoe ze hun leven inrichten.

In ‘niet-westerse’ samenlevingen veranderden levenslooppatronen ook, maar er zijn nog steeds belangrijke verschillen tussen westerse en niet-westerse landen. In Turkije en Marokko ligt de gemiddelde leeftijd bij het eerste huwelijk en bij de geboorte van het eerste kind lager dan in Nederland. Ongehuwd samenwonen is zeldzaam. Vooral het gedrag van dochters staat onder scherp toezicht van ouders omdat de eer of reputatie van de familie onaangetast moet blijven. In Suriname en op de (voormalig) Nederlandse Antillen is de gemiddelde leeftijd bij geboorte van het eerste kind betrekkelijk laag en veel kinderen worden buiten het huwelijk geboren. Alleenstaande moeders vormen een relatief grote groep van de huishoudens.

Verschillen het grootst bij vrouwen van Turkse en Marokkaanse komaf

In welke mate verschillen levenslopen van jongeren onderling? Uit mijn onderzoek blijkt dat diversiteit in levensloop het hoogst is onder vrouwen van de Turkse en Marokkaanse tweede generatie en het laagste onder autochtone vrouwen. Dit gaat in tegen het idee dat autochtone vrouwen veel autonomie hebben bij het bepalen wat ze doen en een ‘keuzebiografie’ volgen, en tegen het idee dat Turkse en Marokkaanse vrouwen aan de strenge normatieve verwachtingen van hun ouders proberen te voldoen.

De mate van diversiteit is wel sterk afhankelijk van leeftijd. Bij jongere vrouwen van Turkse en Marokkaanse komaf vinden meer transities plaats op jongere leeftijd en verschillen levenslopen duidelijk tot ongeveer hun vijfentwintigste jaar. Zij verlaten in grote aantallen het ouderlijk huis en wonen alleen, delen een huishouden met vrienden, broers of zussen, of wonen getrouwd samen met een partner (al dan niet met kinderen). Eind twintig worden zij een steeds homogenere groep: de meerderheid is getrouwd en heeft kinderen. Onder autochtone vrouwen nemen de verschillen vanaf dat moment juist toe. Tot hun vijfentwintigste wonen ze in grote getale bij hun ouders, alleen of met een ongehuwde partner. Pas als ze eind twintig zijn gaat een deel van hen trouwen en ‘aan kinderen beginnen’ waardoor er meer diversiteit in levenslooppatronen ontstaat.

Allochtonen gaan vroeger het huis uit dan autochtonen

Over het algemeen lijken voorkeuren en het gedrag van jongeren sterk op die van hun ouders. Dit zien we ook terug in het demografische gedrag van de tweede generatie, maar niet voor alle transities. Hoewel het in niet-westerse landen gebruikelijker is om in het ouderlijk huis te blijven wonen (ook als er een partner of kinderen zijn), gaan alle tweedegeneratie-groepen vroeger uit huis dan autochtonen. Dit hangt mogelijk samen met een verschil in kwaliteit van huisvesting.

Patronen rond relatie- en gezinsvorming worden wel vaak doorgezet door de tweede generatie. Jongeren van Turkse en Marokkaanse komaf, met name vrouwen, kiezen meestal voor het huwelijk zonder voorafgaande periode van ongehuwd samenwonen, net zoals hun ouders dat deden. Onder Surinaamse en Antilliaanse tweedegeneratie vrouwen zien we een groot aandeel alleenstaande moeders. Ongeveer één op de zes van hen leeft alleen met een kind tijdens de jongvolwassenheid, in vergelijking met twee procent onder autochtone vrouwen. Alle allochtone groepen zijn gemiddeld jonger dan autochtonen als ze hun eerste kind krijgen.

Obstakels voor carrière

Wat betekenen deze verschillen nu voor kansen op de arbeidsmarkt en in het onderwijs? Ondanks beleidsmaatregelen om het combineren van werk en gezin te vergemakkelijken, blijft de vroegere leeftijd waarop de tweedegeneratie-vrouwen kinderen krijgen een serieus obstakel om carrière te maken op de arbeidsmarkt. Veel vrouwen gaan in deeltijd werken of zijn helemaal niet actief op de arbeidsmarkt in de periode na de geboorte van het eerste kind. Hierdoor bouwen allochtone vrouwen al vroeg in de levensloop een achterstand op ten opzichte van autochtone vrouwen.

We zien dit verschil ook terug tussen vrouwen van Antilliaanse komaf en autochtone vrouwen, terwijl zij qua opleidingsniveau nagenoeg gelijk zijn. Verder blijkt dat jongeren van de Turkse en Marokkaanse tweede generatie minder geneigd zijn het ouderlijk huis te verlaten voor een vervolgstudie of werk dan autochtonen. Het op jongere leeftijd binden aan een partner maakt hen wellicht minder flexibel om te verhuizen voor studie of werk. Ongelijkheid in het onderwijs en op de arbeidsmarkt wordt dus deels bepaald door verschillende keuzes in de demografische levensloop.

Te weinig aandacht in beleid voor demografische verschillen

Om de maatschappelijke positie van migranten en hun kinderen te verbeteren en de integratie te bevorderen, is het cruciaal dat overheidsbeleid rekening houdt met deze verschillen. Een belangrijk aspect hierin zijn bijvoorbeeld de kwaliteit en kosten van de kinderopvang. Als we kijken naar de kamerbrief (18 december 2015) van minister Asscher waarin gesproken wordt over integratie, dan is hier echter niets van terug te vinden. De focus ligt heel sterk op een goede taalbeheersing en onderwijs.

Maar, zolang we demografische verschillen blijven negeren zal de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt stroef blijven verlopen onder allochtone jongeren. Deze ongelijkheid die al zo vroeg wordt opgelopen, heeft een sterke en langdurige invloed op de verdere levensloop. Wanneer we op deze voet verdergaan zullen we uiteindelijk dus opnieuw concluderen dat het integratiebeleid heeft gefaald.

Tom Kleinepier werkt bij de Technische Universiteit Delft binnen het ERC-project DEPRIVEDHOODS. Hij promoveerde onlangs bij het NIDI-KNAW met ‘Life Courses of Immigrants and their Descendants’.

Foto: Bas Bogers (Flickr Creative Commons)