Gaat het nieuwe kabinet het vertrouwen wel terugbrengen?

‘Vertrouwen komt en gaat te voet, maar eenmaal weg is het ver weg’, zou het spreekwoord moeten luiden, legt Marcel Canoy uit. Een paar jaar economische voorspoed brengt dat vertrouwen niet met een toverstaf terug. Daarvoor is herstel van de identiteit nodig. Het regeerakkoord is opvallend stil over hoe dat kan.

Het nieuwe motto voor het kabinet is vertrouwen. Begrijpelijk in een tijd waarin burgers minder vertrouwen zeggen te hebben in de politiek (‘bedriegers!’), media (fake news!), de wetenschap (‘ook maar een mening!’) en de financiële wereld (zakkenvullers!’).

Maar hoe win of verlies je vertrouwen eigenlijk? Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, die uitdrukking kennen we allemaal. Het klinkt zo logisch. In een samenleving waarin elke fout van een bank of politicus wordt uitvergroot door de media, snapt elke bankier of minister dat hij in het publieke discours op zijn tenen moet lopen.

Als het eenmaal weg is, is vertrouwen ver weg

Er is alleen één probleem. Het verhaal klopt niet. De correcte uitdrukking moet zijn: ‘Vertrouwen komt en gaat te voet, maar eenmaal weg is het ver weg.’ Dit is de portee van uitgebreid onderzoek door economen en sociologen naar vertrouwen, recent samengevat in de Witteveen-lezing door Jurgen von Hagen, hoogleraar economie in Bonn en Indiana.

Het argument van Von Hagen is elegant en gaat terug naar het werk over de systeemtheorie van socioloog Niklas Luhmann. Vertrouwen is iets wat je nodig hebt bij onzekerheid. Ergens in het grote gebied tussen weten en niet weten moet je beslissingen nemen, over met wie je handelt bijvoorbeeld. Bij beslissingen onder onzekerheid kun je niet vertrouwen op rekencapaciteit of andere objectieve inschattingen omdat daarvoor de informatie of tijd ontbreken.

Een verlies van identiteit en daarmee van vertrouwen

We nemen in het leven ongelofelijk veel beslissingen op basis van vertrouwen. Bij de supermarkt ga je ervan uit dat de spullen niet bedorven zijn als je thuiskomt. Als we een vakantie boeken verwachten we dat de zaakjes kloppen als we aankomen en als we onze pinpas in een automaat stoppen vertrouwen we erop dat het ding geld uitspuugt en niet onze pas inslikt. Vertrouwen maakt dat mensen vaker samenwerken, bereid zijn risico’s te nemen en transacties niet nodeloos worden blootgesteld aan juridisering en controleapparaten.

Wat gebeurt er als het vertrouwen geschonden wordt? Met name in situaties waarbij sprake is van langdurige relaties gaat vertrouwen dan juist niet te paard. Er is geïnvesteerd in de relatie, waardoor zowel degene die het vertrouwen beschaamt als het ‘slachtoffer’ zich schamen. De een door het schenden van vertrouwen, de ander omdat er kennelijk een verkeerde inschatting was gemaakt. Vergelijk het met een huwelijk waarbij een van de partners vreemdgaat. Juist in goede huwelijken hoeft dat niet tot een scheiding te leiden.

Maar is er eenmaal een deuk in het vertrouwen, dan komt die niet snel terug. Door de combinatie van de economische crisis en het onvermogen van internationale instituties om burgers te laten zien dat internationale samenwerking iedereen beter af maakt, is sprake van een verlies van identiteit en daarmee vertrouwen. Een paar jaar economische voorspoed brengt dat vertrouwen niet met een toverstaf terug.

Nieuwe kabinet denk dat het met het zingen van het Wilhelmus goed komt

Sinds de zestiger jaren wordt de hang naar een identiteit snel in het daglicht geplaatst van fascisten of van fundamentalisten die moeite hebben oude religieuze boeken in de moderne tijd te plaatsen. Deze associatie is lang niet altijd terecht. Als mensen bij een groep horen, handelen ze vaker op basis van vertrouwen en langdurige relaties dan op basis van juridisch afdwingbare contracten en anonieme transacties. De sociale normen die binnen een groep heersen maken het gemakkelijker om belangenconflicten op te lossen en kunnen daarom tot economische welvaart leiden.

Het nieuwe kabinet snapt dat het verwaarlozen van deze functie van identiteit gevaarlijk is, maar denkt dat met het zingen van het Wilhelmus het vanzelf wel goed komt. De opkomst van populisme is een reactie op een onbeantwoord verlangen naar identiteit. Het volk verlangt naar identiteit en dat verlangen is niet fascistoïde of fundamentalistisch, zelfs niet nationalistisch of tribaal. Een gezond verlangen naar identiteit kan dan ontaarden in ongezond nationalisme en xenofobie.

Twee pijlers voor het herstel van vertrouwen

Als we in een complexe samenleving willen blijven samenwerken met grote groepen onbekende mensen, dan moeten we investeren in identiteit, anders rest ons wantrouwen, vervreemding en plat populisme. De enige manier om burgers weer de ‘leap of faith’ te laten maken is om terug te gaan naar de oorzaak van de vertrouwensbreuk.

Het herstel van vertrouwen moet daarom op twee pijlers rusten: een aanvalsplan om de baten van globalisering beter te verdelen, en een gezonde terugkeer naar identiteit die belangrijk frisser ruikt dan de spruitjeslucht uit het regeerakkoord.

Het aanvalsplan heb ik hier uit de doeken gedaan. Het kabinet doet het een ander, maar het is eerder Sinterklaas spelen - in de hoop dat het morrende volk door het strooigoed weer een tijdje zoet is - dan dat er een coherent plan achter zit.

Burgers eigenaar maken en wisdom of the crowd

Het versterken van identiteit kan door de burgers zelf meer eigenaar te maken van de sociale en maatschappelijke problemen om ons heen. De manier om dat te doen is al door de onvermijdelijke Aristoteles bedacht, maar wordt in de politiek te weinig toegepast. De Griekse alleskunner vond in zijn boek Politika al dat onder de juiste omstandigheden de massa (hoi polloi) zaken beter kon beoordelen dan individuen. De wisdom of the crowd van Aristoteles is het omgekeerde van opiniepeilingspolitiek of primitief koppen tellen in referenda. Die leiden te vaak tot grootste gemene delers of een race naar de intellectuele bodem.

Wisdom of the crowd maakt gebruik van het feit dat vele hoofden licht werk maken. Iedereen heeft een klein puzzelstukje in handen. Door gebruik te maken van collectieve intelligentie en creativiteit kunnen mooie puzzels gelegd worden op het gebied van zorg, wonen, ruimtelijke kwaliteit, ouderenzorg of veiligheid.

Ruimte voor burgers – daarover is het regeerakkoord stil

Burgers moeten hiervoor volop de ruimte krijgen. En juist op dit onderdeel is het regeerakkoord nogal stil. In de paragraaf ‘inclusieve samenleving’ staan alleen maar beleidsmaatregelen. De term ‘sociale innovatie’ staat nergens. Democratische vernieuwing blijft beperkt tot het afschaffen van het referendum (overigens wel een goed idee) en de gekozen burgemeester (gaap).

We moeten het doen met een enkele bullet over ‘the right to challenge‘ en het recht op overname waarbij collectieven van burgers maatschappelijke taken mogen uitvoeren. Het is een begin waarop we onze hoop moeten vestigen.

Van oorsprong is D66 de partij van de democratische vernieuwing. Het ligt daarom voor de hand dat deze partij in het nieuwe kabinet een voortrekkersrol gaat vervullen. Burgerinitiatieven als het nieuwe kroonjuweel. Eén die niet decennialang in een muffige kast ligt te verpieteren, maar één die burgers de broodnodige ‘leap of faith’ geeft.

Marcel Canoy is distinguished lecturer Erasmus School of Accounting and Assurance, en columnist voor www.socialevraagstukken.nl.

Foto: US Embassy The Hague (Flickr Creative Commons)