Geef ook een podium aan de onbuigzame anti-held

Na de onthullingen over dopinggebruik  in de wielersport lijkt er een hausse aan  publieke schuldbekentenissen plaats te vinden. Met als gevolg dat we liegen steeds normaler gaan vinden. En de boosdoener krijgt de status van een held. Maar wie zijn nou de echte helden? 

Na de recente reeks van onthullingen in de wielerwereld  lijkt er naast een economische crisis nu ook defintief sprake van een leugenepidemie. Onthullingen over nieuwe  sjoemelarijen en publieke biechten van zondaars buitelen over elkaar heen. De publieke verontrusting is terecht groot. Tegelijk lijkt de opeenstapeling van schandalen in de wereld van financiën, sport en openbaar bestuur er zekere gewenning te veroorzaken. De leugen is nog net niet bon ton geworden, maar het hele schokkende is er zo langzamerhand wel af. Liegen en bedriegen wordt nog altijd als een kwaad gezien, maar steeds vaker als een  noodzakelijk kwaad.

Ondertussen is er iets ongemakkelijks aan de publieke biecht van de gevallen held of de ontmaskerde boosdoener. Allereerst is hun spijt altijd dubbelzinnig. Natuurlijk, de ontmaskerde daders gaan door een diep dal, en vinden het oprecht vreselijk wat ze hebben gedaan.

Men heeft eerder spijt van de onthulling dan van het misdrijf

Maar wie doorvraagt, ontdekt dat de spijt doorgaans niet het bedrog geldt, maar eerder de  onthulling ervan. In Pownews liet  een van de verdachten van de Eindhovense matpartij zich interviewen. De jongen in Pownews zat er flink doorheen, maar hij zag  de verspreiding van de camerabeelden op internet als het motorisch incident voor zijn noodlot. Niet het feit dat hij met zijn vrienden iemand in het ziekenhuis had geschopt.

Iets soortgelijks geldt voor Michael Boogerd, Lance Armstrong en andere biechtrenners. Zij refereerden  in hun bekentenis aan de schaamte die  ze voelden tegenover hun kinderen. Ze namen echter niet het gevoel weg dat ze daar prima mee hadden kunnen leven als de hele dopinghype maar was overgewaaid.

Steeds vaker lijkt  het oog van de camera de opperste rechter. Het is de gewoonste zaak van de wereld dat een bestuurder aftreedt omdat de ‘schijn’ van belangenverstrengeling is ontstaan, of omdat hij nu eenmaal ‘in opspraak’ is geraakt. De vanzelfsprekendheid van zulke mechanismen geeft te denken. Schuld lijkt definitief iets horizontaals geworden. We leggen geen verantwoording af aan onszelf, aan ons gezin, aan God of welke andere autoriteit dan ook. Of we schuldig zijn, wordt in hoge mate bepaald door wat gezien, opgemerkt en in een zeker perspectief gesteld wordt.

Door de publieke aandacht wordt het bedrog genormaliseerd

Er is nog iets ongemakkelijks. De intense  aandacht voor de publieke biecht van de zondaars heeft als paradoxale bijvangst dat niet de regel maar de ontaarding wordt genormaliseerd. Er is, zoals gezegd, grote interesse voor de omstandigheden waaronder het bedrog zich heeft kunnen ontwikkelen. Die zijn vaak begrijpelijk en zeer menselijk. Wielrenners kunnen niet anders. Ze zijn opgesloten in een wereld waarin iederéén het doet. En er moet toch brood op de plank. Op een vergelijkbare manier bevinden bankiers zich op een hellend vlak waarop kleine ondeugendheden bijna ongemerkt naar gifige praktijken afglijden.

Er is natuurlijk kritiek, maar ook publieke steun. Zo wijzen gedragswetenschappers erop dat de meeste mensen liever niet te veel sjoemelen. Maar omstandigheden zoals sociale druk zorgen er makkelijkvoor dat het van kwaad tot erger gaat.

Zo kan de gevallen held kan onder oeverloze aandacht van camera’s zijn werdegang zichtbaar maken. Paradoxaal genoeg versterkt dat in zekere zin zijn heldendom. De klassieke held is immers iemand die, geconfronteerd met zijn eigen beperkingen, uit een diep dal weet op te krabbelen.

Er zijn grenzen die je niet overschrijdt

Maar wie zijn hier ondertussen de helden? Op een avond zagen we in een aflevering van DWDD een vergeten oud-wielrenner die het hele dopinggebruik aan zich voorbij had laten gaan. Een wat verlegen man, die tijdens het interview het woord graag aan zijn echtgenote liet. Een verhaal had hij ook eigenlijk niet. Het was gewoon te vanzelfsprekend:  er zijn grenzen die je niet overschrijdt. En liegen was misschien wel de belangrijkste. Punt. Hij hoefde zijn kinderen tenminste geen mooie praatjes te verkopen. Het wrange is dat ze wat de wielerprestaties van hun vader betreft weinig hadden om over op te scheppen.

Over zijn morele standvastigheid des te meer. Vroeger zou je spreken van ‘ín de waarheid leven’, iets dat je boven alles zou willen nastreven. Zelfs als niemand er getuige van is. Zulke mannen en vrouwen wil ik veel vaker zien. Onbuigzame anti-helden waarmee het misschien moeilijk werken of leven is, maar die laten zien dat er normen zijn waar we niet al te lichtvaardig mee om mogen gaan. Geef ook hen een podium.

Harrie van Rooij is filosoof en communicatieadviseur