Wij pleitten hier onlangs voor de inzet van een volksgezondheidsexpert nieuwe stijl in een stevige preventie-infrastructuur. In reactie daarop schreef columnist en recensent Jan van Eeden onder het artikel dat ‘het altijd goed is dat men binnen het welzijns- en gezondheidsdomein over de eigen heg gaat kijken’. In ons pleidooi mistte hij echter een link met de ziekmakende sociaaleconomische situatie in ons land – ‘bestaansonzekerheid en deprivatie naast absurde rijkdom’. Hij daagde ons uit om ons ‘ook daarmee te bemoeien.’ Of blijven we liever in ons ‘eigen tuintje’ uit angst voor politieke meningsverschillen?
Nooit neutraal
We nemen de handschoen op die Van Eeden ons heeft toegeworpen. In ons eerdere artikel maakten wij ons sterk voor een brede trans-disciplinaire aanpak. Uit te voeren samen met de maatschappelijke sectoren die de inrichting van onze samenleving, zowel fysiek als sociaal, in hoge mate bepalen. Ons uitgangspunt daarbij is dat welzijn en gezondheid complexe maatschappelijke vraagstukken vormen. En dat de uitkomsten op individueel niveau het gevolg zijn van collectieve keuzes.
Gezondheidsbeleid is nooit politiek neutraal
Welzijn en gezondheid vraagstukken vragen met andere woorden veel meer dan een aanbod van op zichzelf staande, op het individu gerichte (leefstijl)interventies. Oftewel, gezondheidsbeleid is nooit politiek neutraal.
Sociale en gezondheidsproblemen zijn het resultaat van een lastig te overzien krachtenspel van individuen met hun eigen fysieke en mentale mogelijkheden, gezins- en buurtomstandigheden, sociale klasse en de wijdere leefomgeving, ook in economische zin. We hebben het dan over op elkaar inwerkende factoren in de invloedssfeer van diverse beleidsterreinen. En, alsof de materie nog niet ingewikkeld genoeg is, om een vaak onoverzichtelijk netwerk van verschillende belanghebbenden en organisaties.
Wij vinden dat de bestaande inzet van zorg en welzijn - vooral individugerichte, effectieve interventies - niet leidt tot de gewenste maatschappelijke impact noch tot vermindering van de grote verschillen in de samenleving.
Aanknopingspunten
Dat de sociale en fysieke omgeving van mensen van grote invloed is op hun gedrag, is evident. Zo ook, dat de sociaaleconomische omstandigheden, opleidingskansen en opvoedingsmilieu dé bepalende factoren hierin zijn. Met name bestaansonzekerheid en schuldenproblematiek hebben een negatieve invloed op de gezondheid en het welzijn van mensen.
Grote sociaaleconomische verschillen zijn een belangrijke bron van sociale gezondheidsverschillen. Daar dient ook de gezondheidszorg zich duidelijk over uit te spreken. We zijn het met Van Eeden eens dat hier belangrijke aanknopingspunten liggen voor een ander, beter beleid en politieke keuzes die daarbij passen. Het is bovendien een breed gedragen opvatting die recentelijk in een open brief aan het kabinet is overgebracht door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en een groot aantal maatschappelijke organisaties.
Preventiebeleid kan op enthousiaste instemming rekenen, maar veel verder dan woorden komt het meestal niet
In verschillende steden zoals in Nijmegen zien we aspecten van het beleid zoals ons dat voor ogen staat. Daar bestaat in de sociale basis structureel aandacht voor de leef- en woonomstandigheden van mensen met schulden en andere vormen van bestaansonzekerheid. Waar dat kan, werken professionals samen uit verschillende disciplines als schuldhulpverlening, UWV, woningbouwcorporaties, publieke gezondheid en opleidingsinstellingen.
Samenwerken
Net als Van Eeden vinden wij dat maatschappelijke vraagstukken en problemen integraal en duurzaam moeten worden aangepakt. Dat betekent meer en beter samenwerken, investeren in netwerken en aandacht besteden aan de combinatie van perspectieven vanuit onderzoek, praktijk en beleid. Ook zijn we voorstander van de inzet van wetenschappelijke, professionele en ervaringskennis en van een slimme combinatie van maatregelen, langdurige interventies en werkzame elementen op verschillende systeemniveaus, vanuit meerdere sectoren.
Preventiebeleid en zijn uitgangspunten kunnen alom op enthousiaste instemming rekenen, maar veel verder dan woorden komt het meestal niet. Het daadwerkelijk organiseren van preventie is voor vele beleidsmakers kennelijk nog een stap te ver. In de praktijk zie je daardoor een lappendeken van kortdurende projecten en een beleid dat niet voor het predicaat bestendig in aanmerking komt, omdat er nauwelijks in wordt geïnvesteerd. Van de ruim 5000 euro die voor iedere Nederlander aan gezondheid wordt besteed, zijn rond de 22 euro beschikbaar voor gezondheidsbevordering.
Exit vrijblijvendheid
Vooropgesteld de landelijke overheid heeft een belangrijke verantwoordelijkheid om de randvoorwaarden voor preventie in wetgeving, opleiding en financiering te regelen. Aan de gemeenten en de instellingen is het vervolgens de taak om met elkaar het preventiebeleid in te vullen op een manier die past bij de lokale context. In onze ogen moeten de door ons voorgestelde volksgezondheidsexperts werken bij verschillende organisaties, niet alleen de GGD, en op verschillende niveaus. Dan kan de stevige preventie-infrastructuur gerealiseerd worden, die nu nog ontbreekt.
Nauwelijks samenhang
Er bestaat thans nauwelijks samenhang in preventiebeleid. Instellingen geven hoogstens vrijblijvend invulling aan een of meer van de door ons genoemde principes. Die vrijblijvendheid moet er vanaf. Immers voor het ontwikkelen van een collectieve impactbenadering, met de gezondheidsexpert nieuwe stijl als gamechanger, vragen wij de overheid om budget. Dat verzoek is alleen gerechtvaardigd als zorg en welzijn meer en beter gaan samenwerken. En dat vraagt om meer dan beleidsmatig gefröbel, om een veel actievere houding op operationeel, strategisch en tactisch niveau om die broodnodige, niet vrijblijvende samenwerking te realiseren en slim in te richten.
Gerdine Fransen is teammanager bij GGD Gelderland-Zuid en programmaleider bij academische werkplaats Publieke Gezondheid AMPHI, Moniek Pieters is directeur Publieke Gezondheid bij GGD GZ, Maud Ter Bogt is onderzoeker bij GGD GZ en AMPHI en Geraldine Mulder is teammanager bij GGD-GZ. Kristine Mourits is beleidsadviseur/ verbinder sociaal-fysiek bij de gemeente Nijmegen en onderzoeker bij AMPHI. Harrie Jonkman is senior-onderzoeker aan het Verwey-Jonker Instituut. Gerard Molleman is emeritus-bijzonder hoogleraar Persoonsgerichte preventie aan het Radboudumc. Clemens Hosman is emeritus-hoogleraar Geestelijke gezondheid aan de Radboud Universiteit Nijmegen en Maastricht University en preventieadviseur van diverse gemeenten.
Foto: Fontys Mediatheek (Flickr Creative Commons)