Het hardnekkige stigma van de Bijlmer

Het negatieve imago van Amsterdam Bijlmer past allang niet meer bij hoe bewoners de buurt ervaren. Toch komt de wijk maar niet af van haar iconische status als hét voorbeeld van een Nederlands getto.

Stedelijke vernieuwing in kansarme wijken is vaak niet alleen gericht op het verbeteren van de wijk zelf, maar ook op het veranderen van het negatieve imago. Tegelijkertijd zijn ruimtelijke stigma’s vaak hardnekkiger dan gehoopt. Ons onderzoek laat zien dat bewoners in Amsterdam Bijlmer ondanks grootschalige vernieuwingen nog steeds dagelijks worden geconfronteerd met negatieve opmerkingen over hun buurt.

De Bijlmer als andere wereld

Uit interviews met een diverse groep bewoners blijkt dat de buurt een onvermijdelijk onderwerp van gesprek is met collega’s, vrienden en familie, en ook steeds opnieuw de aandacht krijgt in de media. Er wordt over de Bijlmer gepraat alsof het een andere wereld is, losgeweekt van de rest van de samenleving. Dat beeld komt deels voort uit haar ontstaansgeschiedenis.

Bij de aanbouw werd de wijk gepresenteerd als unieke ‘wijk van de toekomst’ waar de modernistische stedenbouw tot volle bloei zou komen, maar de beroemde honingraatflats en het parklandschap raakten al snel in verval. Beelden van de verloederde hoogbouwflats gingen de wereld over na de vliegtuigramp in 1992 en maken nog steeds een belangrijk deel uit van het negatieve imago. Zo is de Bijlmer als geen andere wijk in Nederland symbool geworden voor het verval van grootschalige, naoorlogse woningbouw.

De Bijlmer als een gevaarlijke plek

Daarnaast wordt de wijk ook in sociaal opzicht gezien als een andere wereld: gevoed door stereotype beelden van ‘Amerikaanse toestanden’ met rappers en drugs wordt de Bijlmer beschreven als gevaarlijke plek, waar armoede en criminaliteit elkaar in stand houden. Deze dimensie van het Bijlmer-stigma heeft bovendien een duidelijke raciale component.

Door haar reputatie als ‘zwarte’ plek – verwijzend naar het relatief grote aandeel bewoners met een Surinaamse, Antilliaanse en Afrikaanse afkomst – onderscheidt de wijk zich in dit opzicht ook van andere kansarme wijken in Nederland. Niet voor niets kopte de Groene Amsterdammer (2012) ooit op de voorpagina ‘Afrowijk. Ondanks alle investeringen wordt de Bijlmer steeds zwarter.’

De wijk ligt onder een vergrootglas

Zulke negatieve beeldvorming en verslaglegging over de wijk past in een breder beeld van ruimtelijke stigmatisering, dat we niet alleen in Nederland waarnemen maar ook in andere Europese steden. Denk aan recente media-aandacht voor wijken als het Brusselse Molenbeek, de Parijse banlieue en het Stockholmse Husby. Zulke wijken lijken symbool te zijn geworden voor maatschappelijke angst over ongelijkheid, immigratie en integratie.

In het geval van de Bijlmer werkt deze beeldvorming voor veel bewoners bevreemdend, want het sluit niet aan bij hoe zij de buurt zelf ervaren. Hoewel de wijk nog steeds tot één van de minder welvarende delen van de stad behoort, zijn leefbaarheid en veiligheid in de afgelopen vijftien jaar sterk verbeterd.

Dankzij fysieke ingrepen in de openbare ruimte en de bouw van nieuwe woningen zien delen van de wijk er nu ‘net zo uit als Almere’ en veel bewoners beschrijven de wijk dan ook in heel andere termen dan de buitenwereld: als groene, rustige buitenwijk met een multicultureel karakter, waar ruimte is voor verschillen en waar allerlei etnisch-culturele groepen hun gemeenschap hebben.

Tegelijkertijd beseffen bewoners dat hun beeld niet op kan tegen de collectieve, negatieve beeldvorming in de buitenwereld. In dit opzicht ligt de wijk volgens hen onder een vergrootglas: er hoeft maar iets te gebeuren en de media springen er bovenop om het negatieve beeld opnieuw te bevestigen.

Het stigma raakt niet iedereen

Volgens bewoners heeft stedelijke vernieuwing dus wel veel veranderd in de wijk zelf, maar is het stigma hardnekkig. Tegelijkertijd wordt niet iedereen even sterk door dat stigma geraakt. Sommige bewoners kunnen een duidelijk onderscheid maken tussen de wijk en zichzelf: de buurt heeft een slecht imago, maar het gaat niet over hen. Zij beschrijven hoe het stigma van ze afglijdt omdat ze ‘niet in het plaatje passen’, bijvoorbeeld omdat ze in een rijtjeshuis wonen in één van de Vinex-achtige nieuwbouwgebieden, omdat ze autochtoon zijn of omdat ze een ‘degelijke baan’ hebben.

Voor bewoners die tussen de oude flats wonen of een donkere huidskleur hebben, is het veel minder makkelijk om het Bijlmer-stigma van zich af te schuiven. Binnen de buurt zijn de gevolgen van de negatieve reputatie dus ongelijk verdeeld: ruimtelijk stigma interacteert met andere sociale ongelijkheden en juist bewoners met meer kwetsbare posities hebben er het meeste last van. Zij hebben het gevoel steeds opnieuw te moeten bewijzen dat zij anders zijn dan het stereotype beeld. Daar staat tegenover dat ruimtelijke vernieuwingen voor nieuwe middenklasse bewoners wel als buffer werken tegen het stigma.

En zo wordt het negatieve imago in stand gehouden

Sterker nog, terwijl sommige bewoners het gevoel hebben continu te moeten compenseren voor de negatieve reputatie van hun buurt, lijken anderen daar juist status aan te ontlenen. Of anders gezegd: het Bijlmer-imago levert sommigen ook wat op. Zo benadrukken verschillende autochtone bewoners dat zij dankzij het wonen in de Bijlmer minder wereldvreemd zijn dan Amsterdammers ‘binnen de ring’. En met uitspraken als ‘je moet wel de juiste houding weten aan te nemen als je over straat gaat’ lijken andere bewoners een soort street credits te ontlenen aan de wijk.

Met zulke verhalen reproduceren zij, vaak onbewust en onbedoeld, stereotype verhalen over de buurt. En dat geldt op grotere schaal ook voor andere actoren. Of het nou gaat om de vele media-aandacht voor de buurt, om bedrijven die de Bijlmer als merknaam gebruiken voor het verkopen van speciaal bier of Kombucha ‘rechtstreeks uit de urban jungle’, of om onderzoekers zoals wij die naar de wijk trekken om te vragen hoe het echt zit, allemaal profiteren we in feite van het Bijlmer-imago. Het beeld van de Bijlmer – als die andere wereld – spreekt nou eenmaal tot de collectieve verbeelding. Het wrange is dat daarmee het Bijlmer-stigma dus ook steeds weer wordt gereproduceerd, zelfs als het externe beeld steeds verder afdrijft van de interne beleving van de wijk.

Fenne Pinkster, Marijn Ferier en Myrte Hoekstra zijn als onderzoekers verbonden aan het Center for Urban Studies aan de Universiteit van Amsterdam.

 

Referenties

Engelen, M. van (22 maart 2012). Afrowijk. Ondanks alle investeringen wordt de Bijlmer steeds zwarter. De Groene Amsterdammer. Geraadpleegd van http://www.marcelvanengelen.nl/wp-content/uploads/Bijlmer_Groene-12-2012.pdf

Gent, W. van, Jaffe, R. (2017). Normalizing urban inequality: cinematic imaginaries of difference in postcolonial Amsterdam. Social and Cultural Geography 18(4), p. 553-572.

Pinkster, F.M., Ferier, M., Hoekstra, M. (2019). On the stickiness of territorial stigma: diverging experiences in Amsterdam’s most notorious neighborhood. CUS Working paper 38.

Wacquant, L. (2007). Territorial stigmatization in the age of advanced marginality, Thesis Eleven 91(1), p. 66-77.

 

Foto: Henk-Jan van der Klis (Flickr Creative Commons)