INTERVIEW Dubbel verdienen – slimmer met zorg en welzijn volgens Paul van der Linden

Zorg en welzijn lijken het domein van overheidssubsidie, óf je kan er juist geld mee verdienen. Maar er is nóg een smaak, volgens Paul van der Linden: een gemengd verdienmodel. Hoe kan dat eruitzien?

In het begin van zijn carrière deed Paul van der Linden (52) goedbetaald advieswerk voor grote bedrijven, zoals de lichtdivisie van Philips, ondernemingsraden en vakbonden. Prestigieus werk waarvoor hij veel onderweg was. Zijn laatste klus staat daar ver vanaf.

Hij lichtte het Leefkringhuis in Amsterdam-Noord door, bekend van de tv-serie Schuldig, waarvan oud-directeur Paul Scheerder het gezicht werd. De organisatie ging vorig jaar voor de zoveelste keer bijna financieel ten onder, maar Van der Linden adviseerde de gemeente onlangs het Leefkringhuis te blijven ondersteunen. Vanwege grote maatschappelijke waarde en betekenis.

Bedrijfsvoering niet de sterkste kant van ideële organisaties

Na de geboorte van zijn twee kinderen wilde Van der Linden vaker thuis zijn. Hij bleef weliswaar advieswerk doen, maar dit keer voor een andere clientèle; in plaats van op grote bedrijven richtte hij zich voortaan op startende ondernemers. ‘Ondernemingsplannen maken voor visboeren, fietsenmakers en naaiateliers is misschien minder prestigieus, maar minstens zo bevredigend als advies geven aan de leiding van de lichtdivisie van Philips, een onderdeel overigens dat in 2016 door het bedrijf is afgestoten.’

De carrièreswitch van Van der Linden werd compleet toen hij in 2002 ja zei op de vraag om interim-directeur te worden van de daklozenopvang-stichting Inloophuizen Amsterdam, een rechtsvoorganger van De Regenboog Groep. De toenmalige voorzitter van de stichting, die een aantal inloophuizen beheert in Amsterdam, vond het geen enkel bezwaar dat Van der Linden niets van daklozenopvang afwist.

‘Hij zei toen zoiets van: voor de opvang zelf hebben we mensen in dienst, maar we hebben jou nodig om de stroom aan blauwe enveloppen te stoppen. Bedrijfsvoering en verslaglegging zijn, zo is me in de loop der jaren wel duidelijk geworden, niet bepaald de sterkste kanten van ideële organisaties.’

Zijn periode bij De Regenboog was een goede leerschool. ‘Ik heb toen, vijftien jaar terug, voor het eerst gezien hoe hard het leven aan de onderkant van de samenleving kan zijn. Eerlijk gezegd was ik er totaal niet op voorbereid dat er in de inloophuizen regelmatig vecht- en steekpartijen voorkwamen. Iemand zien met een gat in zijn buik levert toch een iets andere ervaring op dan het bekijken van een spreadsheet.’

 Geld verdienen als derde weg

Niettemin, die spreadsheets moesten wel helpen om geld te verdienen. Want hoe nuttig dagbesteding ook is, na de decentralisatie van taken en bevoegdheden van Rijk naar gemeenten hebben instellingen zoals De Regenboog aanzienlijk minder geld om het te organiseren. Van der Linden: ‘Nogal wat mensen zijn daardoor achter de spreekwoordelijke geraniums terechtgekomen.’

Om hen daarvandaan te halen, bedacht Van der Linden samen met de gemeente Amsterdam en De Omslag het Platform Sociale Firma’s. Het achterliggende idee is dat zorginstellingen met commerciële bedrijfsactiviteiten geld genereren om werk voor kwetsbare burgers te realiseren én overeind te houden. Een ‘gemengd verdienmodel’ noemt Van der Linden het.

‘Ik denk dat sociaal ondernemerschap met een dubbele doelstelling en een gemengd verdienmodel een derde weg kan zijn, geschikt om de gezondheidszorg betaalbaar te houden, de onderneming onafhankelijker te maken van de staat en toch een publiek doel te dienen: sociale inclusie.’

Een goede sociaal ondernemer

De buurtboerderij in het Amsterdamse Westerpark, waar Van der Linden bij betrokken was, laat zien hoe zo’n dubbele doelstelling en gemengd verdienmodel eruit kan zien. Daar zorgen enkele coördinatoren ervoor dat honderd vrijwilligers met een psychiatrische achtergrond iets om handen hebben. Het salaris van die coördinatoren, betaalde krachten, komt uit de opbrengsten van een sociale onderneming, in dit geval een horecagelegenheid.

‘Het succes van sociale ondernemingen of firma’s is sterk afhankelijk van degenen die ze opzetten. Je hebt zorgmanagers die geld denken te kunnen verdienen aan zorg, en vrije ondernemers die in het sociaal domein van betekenis willen zijn.  De laatsten schrikken zich vaak een hoedje van de afkortingen, regelgeving en procedures, en hebben beide hersenhelften nodig om zich met de zorgsector te kunnen verstaan. De zorgmanager die het commerciële pad opgaat daarentegen, zit vaak in een verslagleggingsmodus en denkt nog te weinig in marges, werkkapitaal en kansen realiseren.  Een goede sociaal ondernemer − en daar zijn er minder van dan we misschien zouden willen − is commercieel én sociaal en handelt daar vervolgens ook naar.’ Het achterliggende idee van zulk sociaal ondernemerschap is volgens hem: een inkomstenbron kan zorgen voor continuïteit van je idealen, terwijl overheidssubsidie je elke begroting en elke verkiezing weer afhankelijk maakt van of je goed in het nieuws bent.

Freud: geen gezelligheidsvereniging

Hij geeft een ander voorbeeld, dat gaat over restaurant Freud in de Amsterdamse Spaarndammerstraat. ‘Daar kun je prima eten en daar moet je als klant gewoon voor betalen. En net als in een etablissement op het Leidseplein moet je soms wat geduld hebben voordat je wordt bediend.

Alleen is dat bij Freud om een iets andere reden, in de bediening werken namelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Maar laat er geen misverstand over bestaan: Freud is geen gezelligheidsvereniging, maar een onderneming die geld wil verdienen. Bij verlies op de bedrijfsvoering worden óf de prijzen verhoogd óf er wordt geld bijgepast vanuit de zorg dan wel een goeddoelfonds.’

Leefkringhuis beter opdoeken?

Maar dan het Leefkringhuis in Amsterdam-Noord, volgens de tv-serie Schuldig hét baken in nood voor mensen met schulden. De organisatie verkeert herhaaldelijk in grote financiële problemen, in 2017 dreigde zelfs sluiting. Kan het dan niet beter worden opgedoekt?

Van der Linden onderzocht het en adviseerde anders. ‘Het Leefkringhuis heeft een alternatieve werkwijze ten opzichte van de reguliere schuldhulpverlening. Directe interventie plus een procesaanpak, één contactpersoon in plaats van meerdere loketten – vergelijk het met Buurtzorg ten opzichte van thuiszorg − en is mede daarom effectief.

Als je vierenhalfduizend “moeilijke” Amsterdammers bereikt voor 8,5 ton, oftewel voor 200 euro per persoon per jaar toegang krijgt tot mensen in het afvoerputje van de samenleving, dan is dat zonder meer een bijzondere prestatie. Een organisatie die dat kan, moet je behouden. Ze voorkomt namelijk huisuitzetting, verergering van problemen en acute problematiek.’

‘In mijn rapport aan de gemeente heb ik geschreven dat de werkwijze van het Leefkringhuis voor een bepaalde groep uitermate effectief is. Ik pleit daarom niet alleen voor behoud maar ook voor uitbreiding, met extra activiteiten in de informele zorg, via buddy’s, en ja, ook voor sociaal ondernemerschap, via de Leefkringwerkplaats. Vergeet niet, het Leefkringhuis is voor de gemeente een goedkope aanbieder.’

Buddy’s in plaats van dure professionals

Het buddy-voorbeeld is volgens Van der Linden een goede aanvulling op de zorg. Buddy’s staan naast een cliënt, niet ertegenover. Hij noemt het een ‘evenwicht tussen maatschappelijke impact en economische onafhankelijkheid, en een nieuwe manier om naar de zorgsector te kunnen kijken’.

Hij was medeoprichter van de VrijwilligersAcademie, een trainingsinstituut voor de informele zorg. ‘Ook dat is een aanvulling op het bestaande, formele zorgsysteem met als doel meer reliëf te bieden aan hulpvragers en betaalbaarheid van de zorg daarbij niet te vergeten.’ Hij gaat voor het gemak even van zichzelf uit.

‘Wanneer ik ergens pijn heb, ga ik naar de huisarts. Een formele, goedgetrainde en ervaren hulpverlener die al honderden keren een klacht als die van mij voorbij heeft zien komen. En daarvoor ook de remedie kent. Punt is dat de wachtkamer van een huisarts voor een groot deel is gevuld met mensen met een niet-medische klacht, verwardheid, eenzaamheid en onbegrip.’

‘Waarom moeten dure professionals dit soort vragen beantwoorden, als buddy’s en maatjes dat ook en vaak ook beter kunnen? Zij kunnen verwarde of eenzame mensen prima tot steun zijn en ervoor zorgen dat ze professionele hulp, waar die nodig is, ook krijgen. Ik heb nooit begrepen waarom gemeenten daar zo weinig geld voor overhebben.’ Hij vermoedt dat dit te maken heeft met een gebrek aan vertrouwen: ‘Je weet niet wat buddy’s doen, hoewel je dat van een professional ook niet weet.’

Jan van Dam is freelance journalist.

Foto: Regenboog Groep (Regenboog.org)