Ouders hebben er soms moeite mee om hulp te vragen aan hun informele netwerk

Ouders zouden hun informele sociale netwerk méér moeten aanspreken bij de opvoeding en andere ouderschapstaken, volgens het jeugdbeleid. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzocht of die ruimte er wel is en wat ouders nodig hebben om hulp te durven vragen en accepteren.

Ouders zijn hoofdverantwoordelijk voor het grootbrengen van hun kinderen. Mensen uit het informele netwerk van ouders kunnen daarbij helpen, bijvoorbeeld door het geven van advies en praktische of emotionele steun. In het huidige jeugdbeleid neemt het versterken van dit sociale netwerk van ouders een centrale positie in: ouders zouden dit netwerk meer kunnen aanspreken. Dit impliceert dat er onbenut potentieel van het informele netwerk is en dat ouders hier gebruik van kunnen en willen maken. Maar in hoeverre is dat inderdaad het geval? In het recent verschenen SCP-rapport ‘Sociale netwerken van ouders. Steun bij de opvoeding en andere ouderschapstaken’ onderzochten we deze vraag, op basis van bestaande surveys en nieuwe diepte-interviews met ouders van kinderen tot en met achttien jaar.

Veel ouders ontvangen al hulp

Een belangrijke conclusie van het rapport is dat de aanname dat ouders in hun sociale omgeving onbenut netwerkpotentieel hebben, enige nuancering verdient. Veel ouders ontvangen namelijk al hulp: ongeveer twee derde van de ouders van kinderen tot en met achttien jaar zegt in het halfjaar voorafgaand aan ons onderzoek enige vorm van steun bij het ouderschap te hebben gekregen vanuit hun informele netwerk. Het gaat dan vaak om oppashulp, maar ook om advies en emotionele hulp, zoals een luisterend oor.

Ouders doen vooral een beroep op de eigen (schoon)ouders – bijna de helft krijgt zulke steun. Een derde krijgt (ook) hulp van andere familie, vrienden en kennissen. Aangezien veel ouders al regelmatig hulp ontvangen van deze mensen, lijkt het niet realistisch om te verwachten dat hier nog veel onbenut potentieel is. De overheid zou zich wat dat betreft dus niet rijk moeten rekenen.

Het is best lastig om de buren om hulp te vragen, zeker bij opvoedkwesties

Bij minder vertrouwde netwerkleden, zoals buren, zit mogelijk nog wel onbenut potentieel. Op buren wordt namelijk duidelijk minder vaak een beroep gedaan; ‘slechts’ een op de negen ouders zegt het afgelopen halfjaar van buren hulp te hebben gekregen bij het ouderschap. Hier valt dus in theorie nog winst te behalen. Alleen al vanwege de fysieke nabijheid kunnen er bij buren mogelijkheden bestaan voor het bieden van hulp.

Uit onze interviews blijkt dat veel ouders de buurt waarin zij wonen als een potentieel belangrijk onderdeel van hun sociale netwerk beschouwen. Zij zien positieve bijdragen van buurtgenoten, vooral in het verlenen van hand- en spandiensten en het makkelijk over en weer even op de kinderen kunnen letten. Met het delen van zorgen en vragen over het kind en de opvoeding hebben ouders meer moeite, vooral met toch relatief onbekenden als buurtgenoten. Veel ouders zien de opvoeding als een privékwestie en willen problemen graag zoveel mogelijk zelf oplossen. Ook spelen hoge verwachtingen over een ideale opvoeding en ‘het perfecte kind’ mee waardoor problemen gezien kunnen worden als falen. Hoge verwachtingen kunnen ouders onzeker maken en terughoudend in het zoeken en accepteren van informele hulp.

Steun van het informele netwerk is ook niet ‘gratis’, opvattingen over wederkerigheid en het niet kunnen leveren van een wederdienst kunnen ouders belemmeren hulp te vragen. Dit lijkt vooral te spelen bij netwerkleden die geen familie zijn.

Ontmoetingsplekken creëren en schroom wegnemen

Onbenut potentieel in de buurt aanboren gaat niet vanzelf. Een voorwaarde om tot onderlinge steun te komen en om vraag- en handelingsverlegenheid te overwinnen is dat mensen elkaar in de buurt ontmoeten, leren kennen en een vertrouwensband kunnen opbouwen. Dat is in bepaalde buurten en voor sommige ouders niet vanzelfsprekend. Uit de interviews begrepen we dat individuele omstandigheden (zoals ziekte of beperkingen of een gebrek aan sociale vaardigheden) én buurtkenmerken (zoals onveiligheid of weinig gevoel van verbinding tussen de bewoners) buurtcontacten in de weg kunnen staan. Sommige ouders waren bevreesd dat ongewenste omgangsvormen van de straat het gezin binnendringen.

Gemeenten en welzijnsorganisaties kunnen helpen deze drempels te overwinnen door ontmoetingen mogelijk te maken op kindvriendelijke ontmoetingsplekken in wijken – bijvoorbeeld veilige speeltuinen in de openbare ruimte, laagdrempelige inloopactiviteiten voor ouders en hun kinderen in wijkcentra, scholen (ouderkamers) of bibliotheken. Ook het actief koppelen van ouders met ondersteuningsvragen aan ouders die hen kunnen steunen kan helpen. Buurtgezinnen, Moeders informeren Moeders en Homestart zijn voorbeelden van maatschappelijke initiatieven en vrijwilligers- en maatjesprojecten die ouders samenbrengen. Het is belangrijk dat dergelijke activiteiten en initiatieven voortgezet worden, ook nu de financiële positie van veel gemeenten onder druk staat. Anders zou de rekening in de toekomst weleens gepresenteerd kunnen worden.

Zulke activiteiten kunnen ontmoetingen tussen ouders faciliteren, maar zijn niet genoeg. Het wegnemen van de eerdergenoemde schroom om hulp te vragen bij de opvoeding vergt eerder een cultuuromslag die niet alleen inzet vraagt van de overheid en professionals, maar waar ook ouders zelf achter moeten staan. Dat is een proces van lange adem. Wat daarbij kan helpen, is dat er meer bewustwording ontstaat over bestaande normen over opvoeden. Het vragen en krijgen van steun zou normaler gevonden moeten worden. Professionals dicht bij ouders kunnen helpen bij het formuleren van een hulpvraag en ouders aanmoedigen om steun te vragen en hulp aan te nemen vanuit hun directe omgeving.

Tijdens de coronapandemie is er minder steun

Ons onderzoek vond plaats voor de coronacrisis. Verwacht kan worden dat de behoefte aan hulp van ouders groter is in coronatijd door meer zorgen en werkstress, terwijl de beschikbaarheid van steun – bijvoorbeeld van de voor veel gezinnen zo belangrijke grootouders – door de regels van social distancing lager zal zijn. Recent ander onderzoek doet inderdaad vermoeden dat het gezinsleven tijdens de coronacrisis flink onder druk is komen te staan en dat ouders minder steun van hun informele netwerk ervaren (zie bijvoorbeeld: Kesselring & Van Spanje-Hennes, 2020).

Simone de Roos, Freek Bucx en Esther van den Berg werken bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Dit artikel is gebaseerd op het SCP-rapport ‘Sociale netwerken van ouders. Steun bij de opvoeding en andere ouderschapstaken’ dat op 9 maart 2021 verscheen.

 

Foto: Alex Alexi (Flickr Creative Commons)