Parkeren en investeren – Zweedse en Duitse bijstandspraktijken

In het buitenland kijken ze nieuwsgierig naar de Nederlandse aanpak om kansarme bijstandscliënten te activeren naar vrijwilligerswerk. Zelf doen ze het liever anders. In Duitsland zoeken ze de oplossing voor het granieten bestand in een tweede arbeidsmarkt. Zweden richt alle inspanningen op een echte baan, en dat lukt alleen als er sprake is van intensieve persoonlijke begeleiding. Op bezoek in Bremen en Stockholm.

Steeds meer mensen in West-Europa zijn aangewezen op wat ooit werd gezien als het laatste vangnet: de bijstand. Werkloosheidsverzekeringen zijn korter, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn lastiger te krijgen. Zo ook in Zweden. Maar in booming Stockholm hebben juist weinig mensen een bijstandsuitkering, namelijk 24.000 op de 900.000 inwoners (in Amsterdam is dat twee keer zo veel). Het zijn merendeels mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In Bremen is het aantal veel hoger: 21.000 op de 550.000 inwoners. Sinds de Hartz IV-hervormingen belandt iemand al in de Duitse bijstand na een jaar werkloosheidsverzekering én als je 3 uur kunt werken. De klantmanagers krijgen met veel complexe problematiek te maken. De bijstandsuitkering is in Zweden en Duitsland ongeveer evenveel en in Europese vergelijking relatief laag, ook vergeleken met Nederland. In Duitsland is de werkloosheid 3,7 procent, in Zweden bijna 7 procent en in Nederland 4,7 procent.

Sinds de jaren negentig is de aanpak voor mensen in de bijstand in heel Europa die van de work first-benadering. Bijstandscliënten worden op de kortste weg naar werk gezet door reïntegratie-, sollicitatie- en baanacceptatieplicht. Workfare wordt dit in Engeland genoemd, in Zweden arbetslinjen. Het is niet de bedoeling dat je in de bijstand eerst je persoonlijke problemen oplost, zoals schulden of qua geestelijke en lichamelijke gezondheid. Zo’n life first-benadering is out of date. Problemen lossen vanzelf op als mensen eenmaal aan het werk zijn, zo is de gangbare gedachte. Maar hoe moet het met mensen voor wie de kortste weg naar de arbeidsmarkt nog jaren in beslag zal nemen? Waar een tweedaagse dress for success-training echt geen baan oplevert? Mensen op wie de naar efficiency strevende werkgever niet staat te wachten omdat ze hun dagelijks leven niet op orde hebben of door ziekte soms wel en soms geen goede dag hebben? We bezoeken twee buitenlandse steden om te kijken wat ze doen voor mensen in de bijstand met een grote afstand tot de arbeidsmarkt: Bremen en Stockholm.*

Ein-Euro-Job

In Duitsland staat het bijstandsbeleid helemaal in het teken van werk. Hoewel het aantal werklozen in Duitsland vergelijkenderwijs laag is, zitten er nog altijd 1,65 miljoen mensen in de bijstand (ALG II). De helft daarvan is langdurig werkloos en heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze categorie wordt ook weleens de Gründungsväter und -mütter van Hartz IV genoemd; ze zijn er al vanaf de invoering in 2005 bij. Toch staan ook zij te boek als ‘werkzoekende’, want iedereen in de bijstand moet aan het werk.

Maar ook in Duitsland weten ze dat veel bijstandscliënten nog niet of niet meer passen op de hedendaagse arbeidsmarkt. Daarom hebben ze naast de ‘eerste arbeidsmarkt’ een tweede arbeidsmarkt. Daar zijn de eisen minder streng, hoef je niet elke dag op je best te zijn, en ben je toch zeker van een uitkering. Als we Deborah Rice, onderzoekster aan de Universiteit van Oldenburg en gepromoveerd op het Nederlandse activeringsbeleid, vragen waar we iets van kunnen leren, is het dat: de enorme financiële investeringen in het scheppen van werk op de tweede arbeidsmarkt.

Het belangrijkste instrument is de Ein-Euro-Job. Dit zijn tijdelijke banen (ongeveer 6 maanden) waar langdurig werklozen activiteiten verrichten als kinderen voorlezen op school, parken schoonhouden of koffie schenken in een verzorgingshuis. Voor ieder gewerkt uur krijgt de bijstandsgerechtigde 1 tot 2 euro boven op zijn uitkering. Vanaf de introductie in 2005 zijn de 1-euro-banen heel populair: in de hoogtijdagen hadden 800.000 mensen zo’n veelal deeltijdbaan. Nadat in 2011 de regels zijn aangescherpt om verdringing tegen te gaan, zijn dat er nog ruim 250.000. Daarnaast heeft Duitsland nog andere, kleinere nationale en regionale programma’s waarbij met geld banen gemaakt worden op de tweede arbeidsmarkt. Vaak krijgen de deelnemers daar een echt salaris.

Razendenthousiast

Hoe pakt dit beleid uit in de praktijk? Bremen is wat betreft aantal inwoners, werkgelegenheid – een haven – en sociale problematiek vergelijkbaar met Rotterdam. Maar wat betreft eigenwijsheid meer met Amsterdam: Bremen is al eeuwen een vrije stadstaat. De stad heeft ongeveer 21.000 mensen in de bijstand en voor de langdurig werklozen onder hen zijn ongeveer 2000 werkplekken gecreëerd. Daar gaat veel geld in om, rekent Susanne Ploog ons voor. Zij is bij het ‘Jobcentre’ verantwoordelijk voor bijstandscliënten die ver afstaan van de arbeidsmarkt. Ploog is razendenthousiast over de 1-euro-banen: ze bieden werkritme, structuur, ervaring en eigenwaarde. Mensen krijgen in Bremen voor ieder gewerkt uur 1,40 euro boven op hun uitkering plus een reispas voor de stad. Zijn ze ziek of komen ze niet opdagen, dan merken ze dat meteen in hun portemonnee. Bijstandscliënten, pardon, werkzoekenden zijn niet verplicht om zo’n baan aan te nemen, het is geen tegenprestatie, zegt Ploog. Het credo van de Duitse aanpak is fordern en fördern, ‘vorderen’ en ‘bevorderen’. Mensen moeten in beweging komen.

Het is steeds lastiger om 1-euro-banen te vinden, zegt Ploog. Hoeveel banen kan je creëren bij een kinderboerderij? De 1-euro-banen liggen bovendien voortdurend onder vuur. ‘Sommige politici vinden het uitbuiting, ze vinden dat er voor iedereen normaal werk moet zijn, met een normale vergoeding.’ Discussies over verdringing zijn ook aan de orde. Dat begrijpt Ploog. ‘In het verleden waren er zelfs 1-euro-banen in de kantine van het regionale arbeidsbureau.’ De banen moeten nu echt additioneel zijn. ‘Als ze er niet zouden zijn, moet de tent (verzorgingshuis, school etc.) gewoon door kunnen draaien.’ Zou je mensen vrijwilligerswerk kunnen laten doen met behoud van uitkering, zoals in Nederland? Ploog is verbaasd. Vrijwilligerswerk? Dat is veel te hoog gegrepen voor de 1-Euro-Jobbers. Vrijwilligerswerk wordt in Duitsland vooral gedaan door ‘gegoede burgers’, met een betaalde baan. Het zijn vaak vrijwilligers die 1-Euro-Jobbers begeleiden, aldus Ploog. Bovendien: wat geeft meer eigenwaarde? Een baan toch zeker!

Christian is acteur

Dat zegt ook Christian, een 1-Euro-Jobber die met honderd andere 1-Euro-Jobbers werkt in het Bremer Geschichtenhaus, het ‘levende’ geschiedenismuseum in het pittoreske hart van de stad. Zij maken kostuums of decors, bedienen in het café of delen flyers uit op straat. Christian (45) is acteur: hij speelt voor de bezoekers over het leven van de ‘gewone man’ in de zeventiende eeuw ten tijde van de Dertigjarige Oorlog met Zweden, die uiteindelijk leidde tot vrijstaat Bremen. Van huis uit is hij muzikant, maar door een lastig te diagnosticeren ziekte is hij niet meer in staat elke dag te werken. De ene dag gaat het beter dan de andere. Christian heeft nog altijd liever een ‘echt contract’ op de ‘eerste arbeidsmarkt’, maar dit werk geeft hem veel. Het terugvinden van zijn verloren zelfrespect was het allerbelangrijkste. ‘Het lijkt op gewoon werk maar dat is het natuurlijk niet’, zegt initiatiefnemer Uwe Mühlmeyer. ‘Dat lukt met deze groep niet helemaal. Ze staan buiten veel te lang een sigaretje te roken, maar ja, dan is er wel contact en uitwisseling. Dat is ook wat waard.’

Maar het kan nog wel beter. Een van de irritaties van Ploog en Mühlmeyer is dat 1-euro-banen tijdelijk zijn en dat je geen training mag krijgen op het werk, al doen ze dat laatste bij het Geschichtenhaus stiekem toch. Het idee erachter is dat de tweede arbeidsmarkt op geen enkele manier verweven mag raken met de eerste. Het gevolg is dat de uitstroom naar echte banen zeer beperkt is, zo blijkt uit studies van het Duitse instituut voor arbeidsmarktonderzoek IAB (Hansen & Schultz-Nielsen 2015; Moczall & Rebien 2015).

Parkeren

Zo’n 2000 werkplekken is mooi, maar er zijn in Bremen 12.000 langdurig werklozen in de bijstand. Het grootste gedeelte van hen heeft dus geen 1-euro-baan of een andere vorm van tewerkstelling, en dat is in de rest van Duitsland niet anders. Wat gebeurt er met hen? Onderzoeker Peter Kupka van het IAB spreekt over ‘afromen’ en ‘parkeren’. Mensen die met een klein zetje aan het werk kunnen, worden onmiddellijk geholpen. De rest loopt het gevaar ‘geparkeerd’ te worden, dan wordt er niet meer naar hen omgekeken. Een klantmanager (Vermittler) heeft minstens 200 cliënten, en soms wel 450, zoals in Bremen. Mensen die op grote afstand staan van werk kunnen voor een gelimiteerde periode een Fallmanager krijgen, die over meer counselingkwaliteiten beschikt en met 60 tot 80 cliënten (150 in Bremen) meer tijd heeft. Deze klantmanagers moeten netwerken en mensen indien nodig doorverwijzen naar schuldhulpverlening, verslavingszorg of psychosociale hulp. Als dat geen werk oplevert, gaan ze terug naar de Vermittler. En begint het parkeren. Martin Heidenreich, hoogleraar aan de Universiteit van Oldenburg, wijst op een lokale Fallmanager die hardop durft te zeggen dat een deel van het bijstandsbestand kansloos is. Ze geeft haar eigen draai aan bemiddeling en zoekt voor deze mensen plekken bij particuliere welzijnsinitiatieven.

In Bremen bezoeken we zo’n initiatief: het Lokales Beschäftigungszentrum, in een volkswijk buiten het centrum. Het ziet eruit als een dagbestedingscentrum. De wereld van werk is hier ver weg. Vijf sociaal werkers staan klaar om mensen te begeleiden met het bereiden van een gezonde maaltijd, het bewerken van hout of het naaien van kleurrijke kussens. Hier komen mensen die nergens meer terechtkunnen, vertelt initiatiefnemer Peter Dörlögter, zoals alcoholisten en verwaarloosde mensen. ‘Het is al heel wat als iemand zich aan de afspraak houdt om drie keer per week om 9.00 uur te verschijnen. Je bent al blij als iemand eindelijk naar de tandarts gaat en een keer niet uit blik eet.’ Maar ook dit project noemen ze in Bremen toeleiden naar werk.

Uniek, zegt onderzoeker Caroline Freier hierover. Voor haar promotieonderzoek keek ze in tien steden naar het aanbod voor werklozen die ver afstaan van de arbeidsmarkt. Dat was minimaal. Behalve het ontwikkelen van een tweede arbeidsmarkt waren er nauwelijks initiatieven. In een zeldzaam geval biedt een gemeente welzijnsgerichte activiteiten als aikidoklassen of dansles. De kans geparkeerd te raken, is groter.

Stockholm

In Stockholm draait net als in Bremen alles om werk. Maar anders dan in Duitsland is er maar één arbeidsmarkt, en die moet plek geven aan iedereen. Want werk is in de Zweedse samenleving met historisch de hoogste arbeidsparticipatie in Europa de enige manier om te integreren. Dat moet ook wel lukken, dragen onze gesprekspartners uit, want Stockholm (900.000 inwoners) is booming. De werkloosheid is heel laag en het aantal bijstandscliënten daalt gestaag en is nu 24.000. Maar dat betekent ook, zegt Karin Eriksson Bech, hoofd van het gemeentelijke arbeidsmarktonderzoek, dat ‘de makkelijkste groep er niet meer is’. Overgebleven zijn mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt: ongeschoolde jongeren die nog nooit gewerkt hebben, immigranten waaronder vluchtelingen, mensen met een fysieke handicap en mensen met psychische en mentale problemen. Omdat de toegang tot de arbeidsongeschiktheidsuitkering strenger is geworden, komen arbeidsongeschikten, net als in Nederland, steeds vaker in de bijstand. Onder de werklozen zien ze ook steeds vaker de nieuwe ‘afkortingsziektes’, zoals ze worden genoemd, zoals ADHD, PDD-NOS.

Voor een bijstandsuitkering moet je in Stockholm eerst naar een van de veertien deelgemeenten. Daar heten bijstandsontvangers ‘cliënten’ en worden ze minstens een keer in de twee maanden gezien door een sociaal werker, vertelt Renate Minas van de Universiteit van Stockholm. Ze zegt er meteen bij dat deze bemiddeling niet veel voorstelt. De caseworkers hebben een caseload van 90-120. Dat is laag in vergelijking met Bremen of met Nederlandse steden, maar in Zweden is men het erover eens: zo kan je iemand onvoldoende bijstaan.

Als er ook maar een kleine kans is dat je aan het werk kan, word je door de deelgemeente naar een van de zes in 2008 in Stockholm opgezette Jobbtorgs gestuurd. Letterlijk: ‘banenpleinen’. Mensen krijgen hier meer begeleiding om uit de bijstand te komen. Bij de Jobbtorg ben je geen ‘cliënt’ meer maar een ‘aspirant’. Jaarlijks zijn dat er zo’n 6000. De caseload is 25-30, dus veel lager dan bij de deelgemeente.

Intensief

Hanneli Peltonen is coördinator van de Jobbtorg in de wijk Söderholm. Ze legt uit dat de aspiranten binnen vijf dagen na aanmelding een individueel plan krijgen met daarin afspraken over steun en aanbod uit de vele soorten trajecten. De steun komt van allerhande coaches, trainers, matchers, IT-instructors, studie- en carrièreadviseurs. De mensen die specialistische hulp nodig hebben, worden doorgestuurd, maar veel doen ze zelf. ‘Als iemand niet in de bus naar zijn werkplek durft, gaan we de eerste zes keer mee’, vertelt Nicolas, die werkt met mensen met psychische problemen. Werkgevers sturen soms ook werknemers met problemen naar de Jobbtorg voor hulp, vanuit het idee dat voorkomen beter is dan genezen. De kern van de aanpak is dat individuele intensieve begeleiding helpt om aan het werk te komen én te blijven.

Bij de Jobbtorg zijn ze blij met de ‘Stockholm Jobbs’. Sinds twee jaar worden in de stad tijdelijke betaalde banen gecreëerd van 6 maanden voor jongeren, en van 12 maanden voor ouderen. Voor 2017 is het doel om 850 aspiranten te plaatsen, een aantal waarvan het spannend is of het gehaald zal worden. Het gaat om banen bij de gemeente: in scholen, kinderopvang, bibliotheek, toeristen de weg wijzen, schoonmaken op straat. De banen zijn tijdelijk, maar het is geen ‘parkeerbaan’, de deelnemers krijgen begeleiding van een coach en er kunnen tegelijkertijd cursussen gedaan worden. Bij de Jobbtorg in Söderholm vinden ze het een goede zaak dat ze weer kunnen investeren in scholing. Daar was veel op bezuinigd. De nieuwe regering maakt het zelfs mogelijk een jaar lang een opleiding te volgen. In Stockholm, zo is de uitleg, is veel werk, maar niet meer voor ongeschoolden.

Het paradepaardje van de Jobbtorg is hun Individual Placement and Support (IPS), het internationaal vermaarde programma dat ook in Nederland in de belangstelling staat, omdat onderzoek aantoont dat het effectief is. Een IPS-coach begeleidt twintig deelnemers náár werk en óp het werk. Meestal gaat het om mensen met psychische problemen, maar in Stockholm wordt de methode ook ingezet bij verslavingsproblematiek. Het werken aan werk en aan gezondheid loopt parallel. We horen tegengestelde geluiden over de kansen op werkplekken voor deze groep. Volgens Peltonen lukt dat prima in Stockholm. Een grote koffieketen doet mee evenals McDonalds. Werkgevers krijgen financiële compensatie voor het bieden van een baan, maar belangrijker dan geld is de bijkomende begeleiding op het werk. In Jobbtorg Söderholm willen ze de IPS voor meer aspiranten inzetten. Peltonen: ‘Intensieve begeleiding werkt voor iedereen.’

Geen status

Over vrijwilligerswerk is Peltonen gedecideerd: dat doen ze in Stockholm niet. Vrijwilligerswerk heeft hier totaal geen status. Pas met echt werk hoor je erbij. ‘Het vrijwilligerswerk dat jullie noemen, zoals in een kinderboerderij helpen of in een verpleeghuis in het winkeltje staan, is bij ons betaald werk.’ ‘Voor dat soort taken kijken wij naar de overheid’, zegt ook Karin Eriksson Bech. Ze wijst op de opvattingen van de in Zweden sterke vakbonden: vrijwilligerswerk ruikt naar liefdadigheid en naar concurrentievervalsing. ‘Steden als Malmö en Göteborg laten werklozen wel vrijwilligerswerk doen, bijvoorbeeld bij een sportclub, maar in Stockholm doen we dat niet. Er zijn genoeg werkgevers waar werklozen betaald terechtkunnen, soms ook voor hele simpele taken.’

Bijstandscliënten moeten in Zweden actief meewerken aan reïntegratie, anders kunnen er sancties volgen. Die stok achter de deur helpt, vertelt onderzoeker Jenny Nybom van de National Board of Health and Welfare, die daarover haar promotieonderzoek deed. Maar alleen in combinatie met een activeringsaanbod en voor mensen die dicht bij de arbeidsmarkt staan. Als ze ver van de arbeidsmarkt staan, zegt Peltonen, is het zinvoller zachtjes te duwen en te verleiden, zoals ze in Bremen doen. In het Zweedse model gaat het net als in het Duitse om fordern en fördern: tegenover de verplichting om aan het werk te gaan, staat dat de gemeente mensen een aanbod doet in begeleiding. Maar of de investeringen in al het aanbod van de Jobbtorgs ook lonen, is niet bekend.

Aandacht

In Bremen en Stockholm blijkt dat er veel inspanningen nodig zijn om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te laten bewegen. Een simpele sollicitatietraining werkt voor deze groep niet. Beide steden richten zich, anders dan Nederlandse gemeenten, niet op maatschappelijke activering als alternatief voor betaalde arbeid. Vrijwilligerswerk is iets wat mensen naast hun werk doen. Het doel in Bremen en in Stockholm is altijd – min of meer – echt werk. Work first dus. Vervolgens zijn er onder deze vlag wel alternatieve praktijken. In Duitsland mikken ze op een tweede arbeidsmarkt met minder strenge werkregels. In Stockholm zetten ze in op intensieve begeleiding om mensen toch op de eerste arbeidsmarkt een plek te geven. Dat is geen life first-benadering, het gaat parallel. Anders dan in Bremen wordt tegelijk met het zoeken naar arbeid gewerkt aan welzijnsaspecten, zoals een betere gezondheid. Maar in beide steden lukt dat niet met iedereen: naast investeren is er ook sprake van parkeren; niet iedereen in de bijstand heeft kans op aandacht.

Jelle van der Meer is freelance journalist.

Monique Kremer is hoogleraar Actief Burgerschap en is werkzaam bij de WRR.

Parkeren en investeren - Zweedse en Duitse bijstandspraktijken is deel van het onderzoek dat de leerstoel Actief Burgerschap en socialevraagstukken.nl in opdracht van de gemeente Amsterdam doen naar de vraag: Hoe kun je mensen in de bijstand laten meedoen aan de samenleving, zonder dat dit meteen tot werk leidt? De rest van de artikelen uit dit onderzoek kunt u lezen in het dossier: 'Meedoen in de bijstand’.

Kom op 17 januari naar de presentatie van dit onderzoek in Amsterdam!

* Wij danken in het bijzonder Renate Minas en Hanneli Peltonen die ons enorm geholpen hebben in de voorbereiding van ons Zweedse werkbezoek. Voor ons bezoek aan Bremen hebben we veel hulp ontvangen van Peter Kupka en Susanne Ploog. Daarnaast danken we de vele mensen die ons te woord hebben gestaan.

Literatuur: