Pleidooi voor breder perspectief op jeugdzorg  

De veerkracht van kinderen hangt niet alleen af van hun ouders, maar ook van de samenleving als geheel. Onderzoekers en docenten van de Erasmus Universiteit Rotterdam pleiten voor een breder perspectief op een gezonde ontwikkeling van ouder én kind.

Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Maarten van Ooijen, en minister van Rechtsbescherming, Franc Weerwind, publiceerden op 13 mei 2022 een Kamerbrief over de jeugdzorg. In dat document legden zij hun visie neer op het jeugdzorgstelsel. Ook gaven zij aan welke hervormingen noodzakelijk zijn.

De brief van beide bewindslieden moet het startschot geven voor een verder debat over de hervormingen van de jeugdzorg. Een van de vijf leidende beleidsprincipes daarbij is ‘het versterken van veerkracht van kinderen en gezinnen in hun normale dagelijkse leven’. In de brief wordt veerkracht essentieel genoemd, maar niet duidelijk gedefinieerd.

Veerkracht

Breed genomen staat veerkracht voor het vermogen van mensen om zich aan te passen aan, of om te gaan met, tegenslagen. Het vermogen tot veerkracht kan veranderen over tijd. Voor een precieze omschrijving moet je kijken naar het functioneren in verschillende domeinen tegelijk. Kinderen die kunnen omgaan met tegenslagen binnen én buiten het gezin, sociale contacten hebben, zich prettig en zelfverzekerd voelen, en op eigen niveau presteren, zien wij als veerkrachtig.

Veerkracht wordt vaak gezien als het kenmerk van het individu, of het gezin. Maar veerkracht is een meervoudig systemisch concept. Of - en hoe - kinderen zich kunnen aanpassen aan veranderingen wordt beïnvloed door factoren, zoals het gezin, de wijk, vriendschappen, sportclubs en scholen. Een eenzijdige focus op een enkel individueel kenmerk is ontoereikend (Twum-Antwi et al., 2020).

Meer dan gezin

Meerdere initiatieven zijn erop gericht hulpbronnen in de omgeving van gezinnen te versterken. Het Collectief Informele Steun (CIS) is een collectief van organisaties dat zich gezamenlijk inzet voor informele steun aan kinderen en gezinnen in Nederland.  Drie van deze organisaties koppelen gezinnen die steun nodig hebben aan gezinnen in de buurt die steun kunnen bieden. De hulp is alledaags en vriendschappelijk. Opvoeders worden tijdelijk ontlast van hun opvoedingstaken, en kinderen krijgen extra steun en aandacht.

Omdat wordt ingezet op een langdurige relatie tussen gezin en vrijwilligers breidt het netwerk van het gezin uit met een of meerdere mede-opvoeders, en eventueel met een of meerdere broers en zussen. Deze preventieve interventies dragen bij aan het voorkómen, afschalen, of beëindigen van professionele hulp, waaronder uithuisplaatsing.

Een andere manier om de verschillende leefwerelden van kinderen samen te brengen, is via het Integraal KindCentrum (IKC), een voorziening waarin onderwijs, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en welzijnsactiviteiten voor kinderen zijn samengevoegd. De verschillende organisaties binnen een IKC werken vanuit een integrale visie. Hierdoor ontstaat een sterke verbinding tussen het leren op en buiten school. Een koppeling die de brede ontwikkeling van kinderen erkent. Binnen een IKC worden kinderen omringd door vertrouwde gezichten die elkaar aanvullen in een eenduidige benadering. Ouders worden nauw betrokken bij de ontwikkeling van hun kinderen.

Wij juichen het toe dat de bewindslieden in hun Kamerbrief aangegeven dat ‘ouders en bredere familie of het sociale netwerk (…) de belangrijkste rol’ spelen in het opgroeien van kinderen, en dat ‘strubbelingen bij opvoeden en opgroeien (…) met voorrang in eigen kring binnen sterke sociale verbanden (thuis, op school, in de wijk, etc.) [dienen] te worden opgepakt.’

Dit streven, hoe lovenswaardig ook, zal echter nooit gerealiseerd worden zolang samenleving, politiek en onderzoek geen ander perspectief hanteren over wie verantwoordelijk is voor het opgroeiende kind. De hier genoemde initiatieven (CIS, IKC) zijn succesvol en veelbelovend ondanks het huidige beperkte perspectief. We moeten toe naar een situatie waarin dergelijke initiatieven succesvol zijn dankzij een (nieuw) breder perspectief van gedeelde verantwoordelijkheid.

Breder perspectief

Thans worden het sociale netwerk en de leefomgeving nog te vaak gezien als externe partijen, en mogelijk als indringers in het autonome gezinssysteem. Bij potentiële hulpgevers, waaronder het sociale netwerk, bestaat soms handelingsverlegenheid, omdat mensen bang zijn zich te bemoeien met de opvoeding van andermans kinderen. Anderzijds kunnen ouders bang zijn om hulp te vragen omdat dit als falen van het eigen ouderschap wordt ervaren; ze hebben het gevoel dat ze het alleen moeten kunnen, zonder hulp van buitenaf (Budds, 2021).

Tweeoudergezinnen bieden niet overal vanzelfsprekend optimale structuur voor gezonde ontwikkeling van ouders en kinderen

Sinds medio de vorige eeuw is het kerngezin dominant, ook voor de pedagogische wetenschappen en aanverwante disciplines. Het impliciete ideaal is een tweeoudergezin met één of meerdere kinderen. Dat we dit gezin nog steeds als ideaal zien, hebben we mede te danken aan de eerste theorievorming hierover in een periode waarin de westerse middenklasse werd geïdealiseerd (Sear, 2021).

Als we verder terug in de tijd gaan (Van der Horst et al., 2020), of onze blik verwijden tot buiten die van de westerse cultuur, wordt snel duidelijk dat tweeoudergezinnen niet overal vanzelfsprekend de optimale structuur bieden voor een gezonde ontwikkeling van ouders en kinderen. In zeer veel samenlevingen wordt de opvoeding van kinderen beschouwd als de gedeelde verantwoordelijkheid van het gezin en zijn sociale netwerk. Ook zijn er aanwijzingen dat een gedeelde verantwoordelijkheid positieve effecten heeft op het welzijn van ouders en kinderen.

In het publieke en politieke debat zouden we meer aandacht moeten hebben voor een ander perspectief op wat een gezin is, en voor wie er verantwoordelijk is voor de veerkracht van kinderen. Ook moet er meer inclusief onderzoek komen. Om onze kinderen veerkrachtiger te maken, moeten we ons veel meer dan nu realiseren dat kinderen, ouders en samenleving gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het welzijn van kinderen.

Dr. Amaranta de Haan is gespecialiseerd in opvoeden en opgroeien in diverse gezinsvormen. Dr. Annabel Vreeker is gespecialiseerd in mentale gezondheid en veerkracht van jongeren. Dr. Michelle Achterberg is gespecialiseerd in veerkracht van jongeren in relatie tot leeftijdsgenoten. Allen werken als universitair docent Ortho- en Gezinspedagogiek aan Erasmus Universiteit Rotterdam. Annabel Vreeker is tevens onderzoeker bij de afdeling Kinder- en jeugdpsychiatrie/psychologie aan Erasmus MC.

Lees ook het artikel over veerkracht n.a.v. het eredoctoraat van Ann Masten

 

Foto: Björn Hermans (Flickr Creative Commons)