Rapporten over institutioneel racisme laten veel steken vallen

Er mankeert van alles aan methoden en begrippen in rapporten over institutioneel racisme, vindt universitair hoofddocent Hans Siebers. Dat leidt tot verkeerde aanbevelingen en ongefundeerd kabinetsbeleid.

De term institutioneel racisme duikt tegenwoordig regelmatig op in media en politiek. Staatssecretaris Marnix van Rij en minister Wopke Hoekstra spraken ervan bij respectievelijk de Belastingdienst en het ministerie van Buitenlandse Zaken. De term is ook populair geworden bij Nederlandse onderzoeksbureaus, zoals rapporten van het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) (Felten et al. 2021a en 2021b) en Bureau Omlo (Omlo et al. 2022) illustreren. Van dit laatste bureau verscheen onlangs een geruchtmakend rapport over racisme op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze populariteit staat echter op gespannen voet met de wetenschap om de volgende redenen.

Begripsverwarring

In de ogen van de grondleggers van de term gaat het bij institutioneel racisme om veel meer dan discriminatie (Carmichael & Hamilton 1967; Bonilla-Silva 1997). Volgens toonaangevende auteurs als Michael Omi, Howard Winant, Robert Miles, Michael Banton, Karim Murji, John Solomos, Patricia Hill Collins, Ruth Wodak, Satnam Virdee en vele anderen gaat het bij racisme om een ideologie of discours dat mensen indeelt in ‘rassen’ op basis van vermeende biologische kenmerken.

Racisme ziet het ene ‘ras’ vervolgens als superieur aan het andere en legitimeert daarmee de uitbuiting of zelfs vernietiging van zogenaamde inferieure ‘rassen’. Racisme wordt institutioneel als het verankerd geraakt in de structuur van de samenleving als hét organiserend principe ervan.

Bij discriminatie is er sprake van het uitsluiten van mensen van een bepaalde groep op basis van onjuiste gronden. Bijvoorbeeld sollicitanten met een migratie-achtergrond die worden afgewezen vanwege hun vermeende andere cultuur of afkomst. Dergelijke gronden zijn onjuist of discriminerend, omdat ze niets zeggen over hun geschiktheid voor vacante functies (Pager & Shepherd 2008).

Nationalisme en racisme kunnen beide tot discriminatie aanzetten, maar ze zijn niet hetzelfde

Vermeende inferieure biologische kenmerken vormen een voorbeeld van dergelijke onjuiste gronden op basis waarvan discriminatie plaatsvindt. Racisme kan dus aanzetten tot discriminatie, maar discriminatie kan ook plaatsvinden op andere onjuiste gronden, zoals cultuur, afkomst, religie en etniciteit. Volgens de literatuur raken die laatste gronden van onderscheid de kern van nationalisme (zie o.a. Anderson 1987; Hobsbawm & Ranger 1983; Mylonas & Tudor 2021), niet van racisme. Nationalisme en racisme kunnen beide tot discriminatie aanzetten, maar ze zijn niet hetzelfde. Ze hebben geheel andere historische, maatschappelijke en discursieve wortels, ook in Nederland (Siebers & Dennissen 2015).

Op één hoop

De behandeling van de term institutioneel racisme in de rapporten van Felten et al en Omlo et al wijkt sterk af van de manier waarop de term bedoeld is door de grondleggers ervan. Anders dan deze grondleggers verwarren ze de term met discriminatie. De genoemde rapporten van Omlo et al en Felten et al gooien racisme op één hoop met allerlei andere gronden van discriminatie, zoals cultuur, afkomst, religie en etniciteit, die niet op racisme maar op nationalisme wijzen. Ze maken de volgende redeneerfout: als discriminatie, dan racisme.

Het Omlo-rapport registreert percepties, geen feiten

In de genoemde rapporten van Felten et al en Omlo et al gaat de structuralistische invalshoek van de grondleggers van de term institutioneel racisme, en daarmee de samenhang en focus van hun benadering, verloren. Ook blijft de vraag onbeantwoord of de term institutioneel racisme zonder meer gecontextualiseerd kan worden naar de Nederlandse realiteit (Siebers 2017; Verkuyten 2018), gezien de Amerikaanse oorsprong ervan.

Ongeschikte methoden

Niet alleen vanwege verwarrende definities, ook methodologisch houdt het verwijt van institutioneel racisme bij Buitenlandse Zaken in het Omlo-rapport geen stand. Dit onderzoek is gebaseerd op interviews en focusgroepen. Volgens de literatuur zijn dergelijke methoden echter ongeschikt om discriminatie vast te stellen, laat staan te duiden of te verklaren (zie Pager & Shepherd 2008). Het rapport registreert percepties, geen feiten.

Op basis van percepties van een klein aantal respondenten kun je geen feitelijke uitspraken doen over een organisatie. Dat kan alleen met een triangulatie van verschillende soorten data en methoden, met naast interviews ook residual analysis, veldexperimenten en dergelijke.

Op pagina 23 van het Omlo-rapport lezen we dat de onderzoekers geen willekeurige ambtenaren hebben geïnterviewd, maar alleen die respondenten die racisme hebben ervaren. Dat is biased sampling als je vervolgens over institutioneel racisme schrijft, want dat betreft alle ambtenaren.

Geen bewijs

Ook met data gaan de rapporten op een onzorgvuldige wijze om. De data die Omlo et al. presenteren beantwoorden niet aan de bovengenoemde definitie van racisme. Ambtenaren maken onderscheid op basis van cultuur, afkomst, religie en etniciteit, niet op basis van ‘ras’. Sporadische verwijzingen naar huidskleur verwijzen niet per se naar ‘ras’ (Siebers & Koster 2022). Deze data duiden op discriminatie gedreven door nationalisme, niet op racisme.

Ook de onderzoeksresultaten die Felten et al (2021b) bespreken, wijzen op discriminatie, niet op racisme, laat staan op institutioneel racisme.

Ongefundeerde diagnoses leiden tot onjuiste aanbevelingen en onjuist kabinetsbeleid

In NRC van 31 maart 2022 roepen Amma Asante en Hanneke Felten de staatssecretaris van Financiën op om de misstanden bij de Belastingdienst als institutioneel racisme te kwalificeren. Hij heeft die kwalificatie overgenomen in zijn brief van 30 mei 2022 aan de Tweede Kamer,1 maar zonder een feitelijke basis. Er liggen onderzoeksrapporten van Amnesty International (2021), PwC (2022) en Autoriteit Persoonsgegevens (2020) over discriminatie bij de Belastingdienst, maar die bevatten geen enkel gegeven dat strookt met de bovengenoemde definitie van racisme. In eigen onderzoeken bij de Belastingdienst ben ik evenmin enig spoor van racisme tegengekomen (Siebers 2010). Wel discriminatie, geen racisme.

Averechtse werking

Ongefundeerde diagnoses leiden tot onjuiste aanbevelingen en onjuist kabinetsbeleid. De aangekondigde maatregelen bij de Belastingdienst concentreren zich op bewustwording, training en normstelling. Toonaangevende auteurs als Mike Noon, Frank Dobbin en Alexandra Kalev laten echter zien dat dergelijke maatregelen averechts werken, als überhaupt.

Omlo et al voegen voorkeursbeleid en cultuursensitief handelen bij werving en selectie toe aan bewustwording, training en normstelling. Hun aanbevelingen zijn door het ministerie omarmd. Voorkeursbeleid en het benadrukken van cultuurverschillen bevorderen echter vooroordelen en stereotyperingen, zo laat de literatuur vrij eenduidig zien.

Institutioneel racisme

Felten et al (2021a) en Hanneke Felten in haar artikel op deze site (13-12-2022) noemen andere maatregelen. Die zijn zeker zinvol tegen discriminatie, maar zinloos als antwoord op institutioneel racisme. Elke poging om bijvoorbeeld sollicitatieprocedures te verbeteren, wordt volkomen nutteloos als racisme hét organiserend principe is van de hele samenleving (zie Bonilla-Silva 1997). De term institutioneel racisme komt voort uit literatuur die zich niet bekommert om oplossingen. Bonilla-Silva (2006) diskwalificeert elke poging daartoe zelfs als color-blind racism. Vergeet de term institutioneel racisme als je discriminatie in Nederland wilt aanpakken, zou ik zeggen.

Conclusie

Als je schrijnende verhalen over discriminatie hoort als onderzoeker, kom je in de verleiding om die bewoordingen te kiezen die een maximale impact hebben om misstanden aan te klagen. De term institutioneel racisme leent zich daar uitstekend voor. Als je gedrevenheid in de plaats komt van het verrichten van wetenschappelijk handwerk en leidt tot verkeerd kabinetsbeleid, bewijs je mensen die lijden onder discriminatie echter geen dienst. Het echte probleem blijft zo buiten beeld.

Hans Siebers is universitair hoofddocent aan Tilburg University. Hij doet onderzoek naar discriminatie van mensen met een migratie-achtergrond in Nederlandse organisaties, hoofdzakelijk in de publieke sector, onder andere bij twee ministeries.

Lees ook de reacties op dit artikel van Bureau Omlo en Hanneke Felten.

 

Foto: Andrea Piacquadio via Pexels.com