ANALYSE XL Databank Effectieve Sociale Interventies actueler dan ooit

De databank Effectieve Sociale interventies van Movisie is tien jaar oud. Radboud Engbersen kijkt samen met diverse betrokkenen terug en vooruit. Zij zien een onverminderde behoefte aan kennis. Naast geld van het Rijk is kennis uit de databank voorwaarde voor een excellente eerste lijn in het sociale domein.

Na lang zoeken op de harde schijf van een oude computer vind ik een oude tekst van mijzelf terug met als titel ‘ZonMW eerste aanzet.’ Daarin bepleit ik een programma om systematisch bewijs te verzamelen voor de effectiviteit van interventies in het sociaal domein.

De tekst uit 2007 refereert aan evidence based medicine in de gezondheidszorg, de opkomst van de evidence based werken in het sociale domein en het RMO-advies Opbrengsten van sociale investeringen. Het RMO-advies wijst op kennisleemten en stelt vast dat veel interventies ‘op gevoel’ en ‘op ideologische gronden’ worden uitgevoerd. Ofwel: het was tijd om sociale interventies een meer wetenschappelijke basis te geven.

Was een databank van sociale interventies eigenlijk wel nodig?

In lijn met het RMO-advies maakte Movisie een ambitieus projectplan en ontstonden er intensieve contacten met ZonMW. Samen benaderden zij verschillende departementen die een rol vervulden in de frontlinie van het sociaal beleid. Uiteindelijk gaf het ministerie van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport (VWS) aan Movisie de noodzakelijke financiële impuls om systematisch aandacht te gaan besteden aan de bewijsvoering omtrent de effectiviteit van sociale interventies. Nu vraag ik me af waarom.

Wil van der Steuijt - indertijd werkzaam bij de Directie Maatschappelijke Ondersteuning (DMO) – geeft resoluut antwoord: ‘Vanwege de komst van de Wmo in 2007!’  Van der Steuijt was een van de ambtenaren op het ministerie die zich realiseerden dat een wet staat of valt met de uitvoering ervan.

Het gesternte waaronder de Wmo het licht zag, was niet gunstig. Gemeenten hadden sterk op de sociale sector bezuinigd en het welzijnswerk stond niet te boek als gezaghebbende professie. Vandaar dat DMO het initiatief van Movisie van harte omhelsde. Er kwam een Wmo-programma ‘Beter in Meedoen’, door VWS ondersteund en door het Verwey-Jonker instituut en Movisie uitgevoerd.

Het startdocument van dit programma kondigt een programmalijn ‘effectieve interventies evidence based’ en een digitale databank aan: een website met een systematisch overzicht van de verschillende methoden met hun waarderingen.’

Kloof tussen kennis en praktische toepassing ervan

In de jaren erna groeide de aandacht voor kwaliteitsverbetering binnen de sociale professies. De samenwerking met hogescholen in de Wmo-werkplaatsen droeg daar zeker aan bij. Van der Steuijt prijst ‘het sleurwerk’ van de betrokken lectoren. Niettemin stelt ze vast dat er een kloof bleef bestaan tussen kennisontwikkeling en de toepassing ervan in de praktijk.

Ze brengt het advies van de Gezondheidsraad Sociaal werk op solide basis uit 2014 in herinnering. Het advies signaleert dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van sociaal werkers achterblijft bij de verwachtingen en beveelt aan om de beoefening van het vak naar een hoger niveau te tillen. Dat zou kunnen gebeuren met gerichte investering in een meerjarig stimuleringsprogramma vanuit de rijksoverheid en een stevige beroepsorganisatie van sociaal werkers. De aanbeveling is tot haar spijt nooit geconcretiseerd. Van der Steuijt: ‘De noodzaak van investeren in een effectieve eerste lijn is na de decentralisaties alleen maar toegenomen.’

Grote continuïteit in thema’s en beleid

Onder de vlag van ‘Beter in Meedoen’ startte Movisie het programma ‘Effectieve interventies in de sociale sector.’ Marijke Booijink herinnert zich nog goed hoe ze met collega’s bezig was met fundamentele vragen. ‘Is zoiets mogelijk als een databank effectieve sociale interventies? In welke mate wordt er methodisch gewerkt? Wat is een interventie precies en aan welke criteria moet het voldoen om opgenomen te worden in een databank?’

Na systematische reflectie begint in 2010 de praktische inrichting van de databank. In eerste instantie beschreef Movisie de interventies zelf, nu ondersteunt ze de interventie-eigenaren bij het maken van de beschrijvingen.


Hoe gebruik je de databank en waarvoor? Youtube video van Movisie

Terugkijkend ziet Booijink een grote continuïteit in het beleid, qua thema’s. Eenzaamheid en de aanpak van huiselijk en seksueel geweld bijvoorbeeld waren tien jaar geleden relevant en zijn dat nu nog steeds.

Vooruitblikkend, onderscheidt ze twee belangrijke uitdagingen voor de databank. Ten eerste behoeven interventie-eigenaren in hun streven naar betere kwaliteit voortdurende ondersteuning Gemeenten en fondsen bieden daarvoor nauwelijks ruimte.

Ten tweede zouden maatschappelijke organisaties en lokale overheden veel meer dan nu de implementatie van goed onderbouwde interventies moeten stimuleren. Als ze telkens zelf het wiel opnieuw proberen uit te vinden, blijft de projecten-carrousel zonder wetenschappelijke basis rondtollen.

Bewezen interventies vaker toepassen

Het onvoldoende gebruik van bewezen interventies leidt tot ineffectiviteit, zegt oud-Movisie medewerker Astrid Van der Kooij en dit berokkent schade aan cliënten en bewoners. Pregnant voorbeeld zijn de interventies tegen eenzaamheid die contraproductief uitpakten.

Van der Kooij heeft mede leidinggegeven aan het programma Effectieve interventies in de sociale sector van Movisie. Zij heeft de databank volwassen zien worden. Ook zij benadrukt het belang van de databank om de aanpak van sociale problemen te verbeteren. Dat betekent voor haar twee dingen: gebruikers trainen in het gebruik van interventies, wat met onderzoek (in de praktijk) begeleid moet worden.

Op studiereis in Scandinavië heeft ze gezien dat dat kan, ook in Nederland ziet ze daar in de jeugdzorg en de aanpak van huiselijk en seksueel geweld aansprekende voorbeelden van. Ze geeft als voorbeeld het interventieprogramma Krachtwerk. ‘Alleen wie betaalt die trainingen en de goed begeleidde implementatietrajecten?’

Vlaming jaloers op de Movisie-databank

Jan Steyaert was één van de lectoren die eraan trok en sleurde om het sociaal werk in Nederland te professionaliseren. Hij werkt nu bij het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen en is daarnaast verbonden als docent bij de master Sociaal werk aan de universiteit Antwerpen. Voorheen was hij werkzaam bij de Fontys hogeschool in Eindhoven en voorzitter van de Adviescommissie Effectieve interventies van Movisie in de periode 2012-2015.

Als Vlaming is hij jaloers op de databank. ‘Ik denk dat elke beroepsgroep die zichzelf ernstig neemt op één of andere manier haar beroepskennis moet vastleggen. Als je naar de tandarts gaat, en deze deelt mee dat hij met zijn persoonlijke professionaliteit creatief voor je aan de slag gaat, dan spurt je waarschijnlijk ook als de wiederweerga zijn praktijk uit.’

Voor de databank ziet hij twee uitdagingen. De eerste is vast te leggen wat niet werkt. ‘Als je wilt professionaliseren en het kaf van het koren scheiden, benoem dan ook de interventies die niet voldoen aan de kwaliteitseisen. Dat is een andere strategie om hetzelfde doel de bereiken.’

De tweede uitdaging is om meer empirische aandacht te besteden aan wat hij ‘common factors’ noemt, zoals respect hebben voor je cliënt, empathie, niet beoordelend in contact staan en tijd nemen voor relatieopbouw. Hij wijst in dit verband naar de publicatie Wat werkt? (uit 2007) van Sjef de Vries.

Common factors bepalen effectiviteit

In de visie van De Vries bepalen common factors de effectiviteit van het sociaal werk. Vooral deze non-specifieke, gemeenschappelijke factoren zouden de kwaliteit van het werk waarborgen, eerder dan interventie x, y of z. Steyaert betoogt dat het niet productief is om het belang van common factors tegenover het belang van effectieve interventies te plaatsen. ‘Je moet ze integreren. Beschrijf wat je cliënt respecteren inhoudt, welke literatuur erover bestaat en kijk hoe je dat met empirisch materiaal kan hard maken.’

Aandacht voor common factors – die volgens Steyaert met elke interventie zijn te verbinden – biedt de mogelijkheid om aan te sluiten bij wat sociaal werkers ervaren en wat er in hun beleving professioneel toe doet.

Hij vertelt dat hij 24 dagen met corona in het ziekenhuis heeft gelegen en letterlijk aan den lijve ervoer hoe belangrijk die moeilijk te beschrijven aspecten van professionaliteit zijn. ‘Ze staan niet beschreven in handleidingen, noch besproken tijdens opleidingen, maar waren naturel bij het zorgpersoneel aanwezig. Een aantal van hen waren was puur vaktechnisch bezig, maakten nauwelijks oogcontact met me en keken vooral naar het medisch beeldmateriaal en de monitors. Anderen daarentegen gingen voor de minder 'professionele' elementen, zoals mijn smartphone terug aan de praat krijgen zodat ik met het thuisfront kon communiceren. Wat is kwaliteit van zorg? Natuurlijk, de combinatie van beide!’

Opkomst van compasssieparadigma

Hoogleraar informele zorg & zorgethiek aan de Universiteit van Humanistiek Anne Goossensen maakte net als Jan Steyaert destijds deel uit van de Adviescommissie Effectieve interventies van Movisie. In die tijd – rond 2013- beleefde het paradigma van evidence based zijn hoogtepunt.

Het paradigma bracht een nieuwe machtsverdeling teweeg in de zorg en hulpverlening. ‘Daarvoor waren experts met jarenlange praktijkervaring, vaak behorend tot een bepaalde school, de autoriteit. Zij maakten plaats voor de kenners van effectiviteitsliteratuur. Het nieuwe paradigma leverde belangrijke nieuwe kennis op.’

Goossensen prijst de databank effectieve interventies van Movisie. ‘Prachtig, gedurfd en gedegen opgezet, met aandacht voor kwalitatieve onderbouwing.’

Hoewel in het sociaal werk een minder scherpe kanteling dan in de zorg en hulpverlening optrad, betreurt ze dat ook hier veel waardevolle aspecten van het oude paradigma verloren zijn gegaan.’ Idealiter, betoogt ze, reikt een nieuw paradigma aspecten aan die in eerdere paradigma’s onvoldoende aan bod kwamen. Ze gebruikt de metafoor van een klaverblad. Elk nieuw paradigma is een blad dat symbool staat voor groeiende kennis.

In haar visie is het evidence based paradigma alweer tanende. In het thans opkomende compassieparadigma, de nieuwe loot aan de stam, staat de ontvankelijkheid voor de cliënt centraal. Goed kunnen luisteren, nederigheid en het terugdringen van zelfoverschatting van hulpverleners zijn onderdelen van dit compassieparadigma, dat volgens Goossensen niet alleen in de hulpverlening maar ook voor sociale professies uitermate relevant is.

Die nederigheid is, benadrukt ze ook nodig bij het inzetten van de databank in de toekomst: ‘Stel je als databank niet vierkant op tegenover de kleine professional als doorgeefluik. Probeer diens besluitvorming te verrijken, kijk hoe je je evidence based kennis kan inpassen, maar neem diens praktische kennis serieus. Neem ook aspecten mee van de andere paradigma’s.’

Rijk moet investeren in meerjarig stimuleringsprogramma

We schrijven anno 2020. Al een tijd lang wordt er gespeculeerd over een nieuw wijkenbeleid, te veel buurten en wijken zijn aan het wegzakken. De maatschappelijke gevolgen van coronacrisis zijn erbij gekomen. Vraagstukken als bestaansonzekerheid, eenzaamheid, schuldenproblematiek, samenlevingsopbouw en de aanpak van huiselijk en seksueel geweld zijn actueler dan ooit.

We weten veel meer dan 13 jaar geleden wat er wel en niet werkt, en we zijn ons ook meer bewust van het belang van common factors. Binnen Movisie is om die reden een breed programma Effectiviteit en Vakmanschap ingericht, waar aandacht voor goed onderbouwde interventies en professionele competenties hand in hand gaan.

Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van een onderbenutting van de kennis die Movisie en collega-instellingen in databanken hebben verzameld en waaraan ze consequent verder bouwen. Die kennis komt niet vanzelf bij praktijken terecht die er profijt van zouden kunnen hebben.  Juist nu er veel gevraagd wordt van de veerkracht van wijken en buurten. Juist nu er trainingsprogramma’s nodig zijn voor beschikbare interventies en adequaat begeleidde implementatietrajecten.

Gemeenten en maatschappelijke organisaties investeren daar om allerlei redenen maar in beperkte mate in. De aanbeveling in het advies van de Gezondheidsraad Sociaal werk op solide basis is en blijft actueel: het Rijk moet investeren in een meerjarig en goed georganiseerd stimuleringsprogramma. Alleen dan kan er een effectieve en kwalitatief excellente eerste lijn in het sociale domein ontstaan.

Radboud Engbersen is expert van het team ‘Wat Werkt’ bij Movisie, het landelijk kenniscentrum voor kennis en aanpak van sociale vraagstukken.

Klik op de link voor de Databank Effectieve Sociale Interventies.  

 

Foto: John Griffiths (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 4126 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Onze professionaliteit en inzet is meer nodig dan ooit en dat vraagt dus ook om reflectie van je beroepsmatig handelen. En de effecten noteren en beschikbaar maken voor anderen.
    Sinds ik CMV-er ben van beroep, ben ik me daarna gaan specialiseren in dans en beweging. De Vijf Ritmes, Open Floor en ooit begonnen met Biodanza. Internationale bewegingsvormen vanuit de psycho motorische wetenschap, voor vitaliteit, vrijheid en verbinding van jezelf met je medemens.

    En vooral ook voor “zelfonderzoek”, het ontdekken en spelen met je eigen emoties en expressie. Dansen is een bewegingsvorm die in iedere cultuur gebeurd en waar je mensen eigenlijk altijd blij mee maakt. Maar dansen is ook troost, het ervaren van verlies, ritme en ruimte maken voor jezelf.

    Wie ben je vandaag, wat voel je en wat heb je nodig? Ook daar is steeds meer professionalisering, zoals Dance for Health, de bewegingsvorm die mensen uitnodigt om mee te blijven doen. Een weekendworkshop Open Floor of De Vijf Ritmes zou een opdracht moeten zijn voor iedere student Social Work. Het is sociaal agogische wetenschap op de leukste manier die er bestaat, so lets make the world a dancefloor!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.