Sexting voorstellen als louter problematisch is jammer

Sexting door jongeren is weer vol in de aandacht. In onderzoek wordt vooral aandacht besteed aan de meisjes die sexy foto’s versturen. Vaak wordt vergeten dat het een onderhandelingsproces is tussen jongeren, alvorens ze op verzenden drukken, vindt Willemijn Krebbekx.

Op de jaarlijks terugkerende ‘safer internet day’ (7 februari jl) besteedden de Nederlandse media aandacht aan het fenomeen sexting, waaronder het onderzoeken dat die dag verscheen. De term sexting, een neologisme van de Engelse woorden ‘sex' en ‘texting’, wordt gebruikt om het versturen van seksueel getinte boodschappen en foto’s via Internet aan te duiden.

Over het algemeen was de berichtgeving in de media relativerend. Zo opende een artikel in de Volkskrant met: ‘”Sexting” komt nauwelijks voor onder Nederlandse jongeren.’ Dit in tegenstelling tot eerdere berichten waarin het fenomeen werd aangeduid als een ‘gevaarlijke epidemie’.

Ondanks de relativerende cijfers roept sexting regelmatig veel zorgen op over de toestand van de jeugd van tegenwoordig. In een reactie op een van de nieuwsberichten rondom sexting schrijft iemand: ‘die kinderen moeten gewoon weer normen en waarden leren!’ (Algemeen Dagblad, 17-2-2017).

Nu de storm rondom sexting tijdelijk lijkt te zijn gaan liggen, is er ruimte om na te gaan welke ideeën achter de huidige discussie en aanpak schuilgaan.

Altijd de nadruk op de gevaren van seks

In de studie [1] geïnitieerd door internetprovider Kliksafe wordt ingegaan op de rol van ouders in het internetgebruik van jongeren. Deze focus op ouders past bij het christelijke bedrijf dat zich richt op ‘gezinnen die veilig internet belangrijk vinden’. Hoewel de onderzoeker gebruik maakte van een vragenlijst die ‘alle aspecten van mediagebruik’ beslaat, gaat de analyse vooral in op risico’s.

Deze nadruk op gevaar is zeker niet nieuw in onderzoek naar jongeren en seksualiteit. Plezier is vaak van ondergeschikt belang. Onderzoek maakt daardoor impliciet een sterke tegenstelling tussen gevaar en genot, tussen ‘foute’ en ‘goede’ seks.

Een voorbeeld. Kliksafe vraagt haar respondenten wat zij vinden van ‘personen die pikante foto’s van zichzelf versturen’. De respondent kan kiezen uit ‘dom’, ‘aantrekkelijk’ of ‘populair’. Waar deze classificaties vandaan komen is onduidelijk. Tevens kan men zich afvragen waarom sextinggedrag überhaupt zou moeten leiden tot een (dis)kwalificatie van een leeftijdsgenoot.

Waarom richten onze zorgen zich op jongeren?

Jongeren weten goed hoe ze om moeten gaan met online zichtbaarheid en privacy. Zo veranderen zij regelmatig hun wachtwoorden, delen ze geen persoonlijke gegevens, en gaan ze niet in op persoonlijke vragen van vreemden (Kliksafe, 2017). Dit strookt met mijn observaties op middelbare scholen waar vriendschapsverzoeken, chatberichten en foto’s door scholieren uitgebreid werden besproken met hun vrienden voor zij een antwoord stuurden. Waarom zijn er dan toch grote zorgen rondom sexting door jongeren?

Vaak worden deze zorgen onderbouwd door aan te geven dat pubers te kampen hebben met een gebrek aan impulsbeheersing (Borger, Algemeen Dagblad, 17-2-2017). Dit idee van een onvolgroeide impulsremming bij jongeren komt voort uit de neurowetenschappen. Het ‘puberbrein’ heeft de afgelopen decennia een prominente plek ingenomen in ons collectieve bewustzijn.

Inmiddels heeft onderzoek aangetoond dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen breinontwikkeling en risicogedrag bij jongeren (Crone & Dahl, 2012). Dit laat echter onverlet dat het puberbrein als reden wordt gebruikt om interventie door volwassenen te legitimeren. Jongeren worden zo gediskwalificeerd als gesprekspartner.

Scheiding tussen online en offline seks is niet reëel

In veel onderzoek en media wordt sexting voorgesteld als een handeling tussen twee personen: een slachtoffer (vaak een meisje) en een dader (vaak een jongen). Deze scheiding is in de praktijk niet zo duidelijk, blijkt uit mijn onderzoek (zie ook Krebbekx, 2016). Op de scholen die ik onderzocht werd veel communicatie via mobiele telefoons uitgebreid voorbereid en bediscussieerd in vriendengroepen – wat wel te sturen, wat niet? Hoe te reageren op een bepaalde opmerking? Wat is een goede foto om te sturen? Tevens bleken ook jongens aan sexting te doen. Onderzoeken en media schrijven hier bijna nooit over.

Wat we hier zien is precies het ‘leren van normen en waarden’, namelijk door sexting voor te stellen als een problematische handeling tussen een (tiener)jongen en meisje. Ook in veel onderzoek en in de publieke discussie over sexting zijn heteroseksualiteit en offline seks de norm. Daarnaast zouden met name meisjes slachtoffer kunnen worden van sexting, omdat het doorsturen van naaktfoto’s voor jongens stoer is. Zo zijn ‘de normen en waarden die kinderen leren’ al in de definitie van het probleem te herkennen.

Dat is jammer, want niet alleen laat het de vraag wat er voor jongeren precies problematisch aan sexting is onbeantwoord – ook blijven de redenen van het doorsturen onbesproken.

Online als onecht?

Rondom online communicatie hangt een zweem van onechtheid. Een vaak gehoord advies luidt: 'doe niets online dat je ook niet in het echt zou doen’ (Borger in het AD). Maar is online niet echt? En wat als deze jongeren ook offline met elkaar vrijen? Mag online seks dan ineens wel?

Vele onderzoeken hebben aangetoond wat ook in het Kliksafe-onderzoek wordt bevestigd: jongeren praten bijna niet met vreemden online, maar vooral met mensen die ze ergens anders hebben leren kenen (op school, sportclub, etc). Juist deze sociale banden, die niet alleen online bestaan, compliceren de situatie wanneer een foto ongewenst wordt doorgestuurd. Het blokkeren van contacten is online een stuk makkelijker dan offline, waar men elkaar tegen zal blijven komen.

De scheiding tussen het ‘echte’ sociale leven enerzijds en het ‘onechte’ online leven anderzijds blijkt in de praktijk onhoudbaar. Deze scheiding versterkt het idee dat personen van wie een foto ongewenst verspreid wordt seksueel losbandig of naïef zijn. Het gesprek gaat over hen in plaats van degene die de foto ongewenst verspreidt. Dit zien we ook in het onderzoek naar jongeren: er wordt altijd gevraagd naar hun mening over de persoon die een sexy foto stuurt – het gaat niet over degenen die ongevraagd foto’s doorsturen.

In de huidige analyse worden ideeën over sexting als gevaarlijk, dom, en onecht gereproduceerd. Ze bevestigen het beeld van jongeren als onverantwoordelijk, kortzichtig en geleid door impulsen. Dit staat een genuanceerd begrip van de manier waarop seksuele online communicatie is ingebed in het dagelijks leven van jongeren in de weg.

Dat helpt diegenen die geconfronteerd worden met een ongewenst verspreide foto niet: zij krijgen al snel het stempel ‘dom’. De begrippenkaders van sexting beschrijven namelijk niet alleen wat er gebeurt, maar schrijven ook voor hoe te reageren in het geval dat sexting misgaat. Doordat er eigenlijk geen begrip is voor hoe ongewenst verspreiden van seksueel beeldmateriaal tot stand komt, zijn er ook geen goede voorbeelden van hoe daarop te reageren.

Willemijn Krebbekx werkt als PhD student aan de Universiteit van Amsterdam.

Foto: Pro Juventute (Flickr Creative Commons)

 

[1] In de aanloop naar Safer Internet Day 2017 werden twee onderzoeken naar sexting gepubliceerd. Ik ga hier uit van één van deze studies, omdat van de andere slechts een ‘factsheet’ beschikbaar is (informatie over methoden en steekproef ontbreekt, zie Naezer, 2017)