Het overheidsbeleid is erop gericht arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen. Daartoe behoort, naast het sluiten van regelingen voor vervroegde uittreding en het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd, ook het stimuleren van betaald werk na pensionering. Cijfers van het CBS laten zien dat de arbeidsdeelname in de jaren rondom de pensioenleeftijd de afgelopen jaren sterk is gestegen. In 2003 was de arbeidsdeelname in de leeftijdsgroep 60 tot 65 jaar 22 procent, in 2020 bedroeg deze al 63 procent.
Het stimuleren van betaald werk na pensionering kan onbedoelde gevolgen hebben
De voortdurende verlenging van het beroepsleven gaat inkrimping van de beroepsbevolking tegen en draagt bij aan de houdbaarheid van de verzorgingsstaat, maar kan ook leiden tot een vermindering van sociale participatie. Als mensen langer doorwerken, zijn ze wellicht minder beschikbaar voor diensten die ze na hun pensionering van oudsher aan hun gemeenschap en familie verleenden – zoals vrijwilligerswerk, mantelzorg en zorg voor kleinkinderen.
Uit mijn promotieonderzoek komt naar voren in welke mate en hoe een verlenging van het beroepsleven de deelname aan onbetaalde activiteiten beïnvloedt. Ik bestudeerde sociale participatie in de jaren rondom de pensioenleeftijd op basis van gegevens uit de NIDI Pensioen Panel Study (NPPS), een grootschalig onderzoek onder oudere werknemers die worden gevolgd in de overgang naar hun pensioen.
Doorwerken beperkt vrijwilligerswerk
Wanneer mensen met pensioen gaan krijgen ze meer vrije tijd en mogelijkheden die naar eigen inzicht in te vullen. Vrijwilligerswerk wordt van oudsher beschouwd als een populaire activiteit na de transitie van werk naar pensioen. Zo kan vrijwilligerswerk bijvoorbeeld de mogelijkheid bieden om sociale contacten te vervangen die verloren zijn gegaan bij het verlaten van de arbeidsmarkt. Ook kan vrijwilligerswerk het gevoel versterken dat men een zinvolle maatschappelijke rol vervult.
Er is geen toename in het verlenen van mantelzorg na pensionering
Uit mijn onderzoek blijkt dat een duidelijke toename van vrijwilligerswerk na pensionering alleen te zien is bij degenen die volledig gestopt zijn met betaald werken. Bij mensen die na hun pensionering in deeltijd blijven doorwerken, neemt de deelname aan vrijwilligerswerk nauwelijks toe. Hoewel werken na de pensionering vaak flexibeler is en minder werkuren vereist dan de eerdere carrièrebaan, is het actief blijven in betaald werk een belemmering voor het doen van vrijwilligerswerk.
Het stimuleren van betaald werk na pensionering kan dus onbedoelde gevolgen hebben voor vrijwilligerswerk. De opkomst van doorstartbanen (banen voor mensen die na hun pensionering al dan niet gedeeltelijk betaald werk blijven doen) bijvoorbeeld kan de interesse in en beschikbaarheid voor vrijwilligerswerk van recent gepensioneerden doen afnemen.
Geen toename in verlenen mantelzorg
Werk en mantelzorg kunnen moeilijk te combineren zijn, omdat beide activiteiten een investering van tijd en energie vergen. Naar verwachting zullen de mogelijkheden voor mensen om mantelzorg te verlenen groter zijn na hun pensionering, omdat er dan meer tijd beschikbaar is. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat er geen toename is in het verlenen van mantelzorg na pensionering. Of ouderen mantelzorg op zich nemen hangt niet samen met de pensioentransitie.
Dit suggereert dat tijdsrestricties minder belangrijk zijn bij het al dan niet geven van mantelzorg. Mantelzorg wordt vooral verricht omdat het nodig is; het is afhankelijk van de hulpvraag uit de omgeving. Een hogere pensioenleeftijd zal daardoor naar verwachting niet zozeer leiden tot een afname van het aantal mantelzorgers, maar wel tot een toename van het aantal mensen dat betaald werk combineert met het verlenen van mantelzorg.
De betrokkenheid bij de zorg voor kleinkinderen neemt vooral toe wanneer grootouders met pensioen gaan
De ervaringen met het verlenen van mantelzorg naast betaald werk op latere leeftijd zijn divers. Uit mijn onderzoek blijkt dat het verlenen van mantelzorg meer dan twee derde van de oudere werkenden voldoening geeft. Tegelijkertijd veroorzaakt het ook gevoelens van belasting en stress. Een aanzienlijk deel ervaart mantelzorg zwaar (26 procent) of stressvol (16 procent). Daarbij speelt niet alleen de zorgsituatie een rol, maar ook de werksituatie.
Mantelzorg wordt als zwaarder ervaren wanneer het moeilijker is te combineren met het werk. Voor oudere werknemers blijkt werktijdvermindering voorafgaand aan pensioen (deeltijdpensioen) bijvoorbeeld een belangrijke hulp te zijn. Om ervoor te zorgen dat ouderen betaald werk en mantelzorg in goede gezondheid kunnen combineren, is het relevant dat zowel werkgevers als overheid hier aandacht aan geven – bijvoorbeeld in de vorm van gezondheidsondersteuning op het werk aan werkende mantelzorgers.
Zorg voor kleinkinderen
Hoewel kinderdagverblijven en naschoolse opvang een groot deel van de kinderopvang in Nederland uitmaken, is het in veel gezinnen gebruikelijk dat ook grootouders regelmatig op de kleinkinderen passen.
Mijn onderzoek laat zien dat de betrokkenheid bij de zorg voor kleinkinderen vooral toeneemt wanneer grootouders met pensioen gaan. Dit geldt zowel voor degenen die volledig met pensioen zijn gegaan als voor degenen die doorwerken na pensionering. Een hogere pensioenleeftijd kan de zorg voor kleinkinderen beperken omdat grootouders langer in hun carrièrebaan moeten werken. De opkomst van betaalde doorstartbanen na pensioen zal daarentegen grootouders er niet van weerhouden om voor hun kleinkinderen te zorgen.
Hoe grootouders het oppassen op hun kleinkinderen ervaren is meer divers dan eerder werd aangenomen. Uit mijn onderzoek blijkt dat het oppassen een leuke ervaring is die voldoening geeft. Toch ervaart ook een aanzienlijk deel het als zwaar (20 procent) en zijn er grootouders die zich verplicht voelen om op de kleinkinderen te passen (8 procent). Gevoelens van belasting komen vaker voor bij werkende grootouders, zowel voor als na hun pensionering. Het lijkt erop dat werk na de pensionering nog steeds bijdraagt aan de ervaren belasting, ook al zijn deze banen doorgaans flexibeler en vereisen ze minder werkuren dan de carrièrebaan.
Langer doorwerken is van invloed op deelname aan onbetaalde activiteiten. Aangezien de toekomstige cohorten van oudere werknemers langer zullen doorwerken, is te verwachten dat de verenigbaarheid van betaald werk met sociale participatie een thema zal zijn dat ook in de toekomst de aandacht zal vragen van beleidsmakers, organisaties, familieleden en ouderen zelf.
Olga Grünwald werkt als postdoctoraal onderzoeker voor het Generations and Gender Programme op het NIDI. Dit artikel is gebaseerd op haar proefschrift Social engagement during the retirement transition - insights into volunteering, caregiving, and grandparenting.
Foto: Johnny Cohen via Unsplash.com