Toekomst universiteit ligt in co-creatie met samenleving

De samenleving staat voor enorme uitdagingen. De antwoorden daarop moeten ook komen van de wetenschap. Maar dan wel van een wetenschap die heeft geleerd om nauw samen te werken met o.a. praktijkprofessionals, ondernemers, patiënten en cliënten. Co-creatie is daarbij een sleutelwoord.

In november 2014 presenteerde het kabinet Rutte II zijn visie op de toekomst van de wetenschap aan de Tweede Kamer (Ministerie van OCW, 2014). In dat document zegt de regering te willen streven naar een wetenschap met maximale impact. Ook vond en vindt ze dat kennis pas maatschappelijke waarde krijgt als deze gedeeld wordt met de samenleving, en toegepast wordt in concrete oplossingen of producten. Valorisatie en co-creatie van kennis zijn hierbij kernbegrippen.

In diens wetenschapsvisie hanteerde Rutte II een brede definitie van het begrip valorisatie: kennis moet niet alleen economisch nut opleveren, maar dient ook bruikbaar te zijn voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken of bijdragen aan publiek debat. Co-creatie is essentieel daarbij. De vraag is echter: hoe organiseren we co-creatie, en nog belangrijker, hoe weten we welke impact dat heeft, kortom of co-creatie werkt?

Tellingen alleen bieden onvoldoende inzicht

De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) bracht eind 2018 een rapport uit ‘Maatschappelijke impact in kaart’. Om impact te meten, bestaan er grofweg twee methoden: ex-post of ex-ante. Ex-post meten, gebeurt door achteraf naar het gerealiseerde resultaat te kijken, naar output, outcome en maatschappelijke impact. Dat is een behoorlijk lastige opgave, ex-ante beoordelen van de verwachte maatschappelijke impact is zo mogelijk nog moeilijker. Probeer maar eens over een periode van 17 jaar een causale relatie tussen wetenschappelijke kennis en maatschappelijke verandering aan te tonen. We kunnen wel, ex ante,  een inschatting  maken van de kans op maatschappelijke impact, via een impact pathway, aan de hand van een theory of change.

In een theory of change staat stapsgewijs beschreven hoe in een specifieke context een veranderingsproces naar verwachting zal gaan plaatsvinden (Van der Meulen et al, 2018). Aangezien het een verwachting is, moet het impact pathway in de loop van het proces telkens opnieuw worden beschreven. Een impact pathway kan volgens de KNAW alleen ontwikkeld worden samen met eindgebruikers, in de sector van zorg en welzijn zijn dat de cliënten, patiënten, burgers en professionals.

De KNAW beveelt aan om bij het in kaart brengen van impact gebruik te maken van meerdere methoden: onder anderen door naast metingen ook beschrijvingen oftewel narratives te gebruiken. Het in kaart brengen van maatschappelijke impact gaat dus niet alleen via ‘meten is weten.’ Waarbij met meten wordt gedoeld op een kwantitatieve evaluatie. Sterker nog: de KNAW zegt letterlijk ‘meten is niet weten.’ Een kwalitatieve evaluatie is met andere woorden essentieel.

Geen eenduidige begrippen

Co-creatie is evenals impact geen eenduidig begrip. Uit onze literatuurstudie komen de volgende elementen van co-creatie naar voren, die afhankelijk van situatie en context, meer of minder zijn uitgewerkt:

  • Een structureel en langdurig samenwerkingsverband
  • Gelijkwaardigheid en wederkerigheid tussen onderzoekers, gebruikers en professionals
  • Gedeeld vertrouwen
  • Win-win situatie, voor zowel wetenschap als praktijk
  • Persoonlijk contact, co-creatie is gebouwd op relaties
  • Vervagende grenzen tussen onderzoeks- en maatschappelijke partners
  • Kennisuitwisseling, geen kennisoverdracht
  • Praktijkverbetering én wetenschappelijke output
  • Geen lineair, maar cyclisch en iteratief onderzoeksproces
  • Het kost tijd.

Deze kenmerken lijken voor de hand te liggen, toch blijkt co-creatie in de praktijk niet gemakkelijk. Dat heeft vooral te maken met een ongelijke verdeling van macht. Daarnaast en samenhangend daarmee is er vaak een gebrek aan ondersteuning: praktijkorganisaties hebben vaak geen of nauwelijks budget voor wetenschappelijk onderzoek. Last but not least kost het opbouwen van vertrouwen tussen wetenschap en praktijk tijd, heel veel tijd.

Vierde generatie universiteit

De maatschappelijke uitdagingen en het tempo waarin deze zich ontwikkelen, vragen om dynamische en open innovatie en om samenwerking tussen universiteit en samenleving. Maarten Steinbuch van de TU Eindhoven spreekt in dit verband van het groeien naar een vierde generatie-universiteit. Een universiteit die naar buiten reikt en meer doet dan alleen kennis beschikbaar te maken voor de praktijk (2016).

De vierde generatie-universiteit is een netwerkuniversiteit waarin innovatie tot stand komt door structurele samenwerking tussen onderzoekers en o.a., professionals, ondernemers, kunstenaars, gebruikers. Om dat mogelijk te maken, moeten de ‘participanten in het ecosysteem’ hun werk niet langer doen in aparte organisaties of instituten, maar in ‘ontmoetingsruimten' waar ze elkaar kunnen vinden en de mogelijkheid hebben om buiten de kaders om te denken en doen. De Academische Werkplaatsen van Tranzo en het Wetenschappelijk Centrum voor Zorg en Welzijn van Tilburg University, zijn daar een voorbeeld van.

Onderwijs is één van de belangrijkste vormen van maatschappelijke impact van instellingen in het hoger onderwijs. De maatschappelijke waarde en relevantie van universiteiten, wordt onder meer bepaald door hun vermogen om studenten in staat te stellen wetenschappelijke kennis te vertalen naar verandering, vernieuwing en borging. Om afgestudeerden af te leveren die zich weten te bewegen in het dynamische krachtenveld van praktijk, politiek, beleid en wetenschap.

Universiteiten kunnen door co-creatie met de samenleving een betere bijdrage leveren aan oplossingsrichtingen rond de grote maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan!

Dike van de Mheen is epidemioloog en voorzitter van Tranzo, het wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn aan de Universiteit Tilburg. Dit artikel is een sterk bekorte versie van haar oratie, op vrijdag 29 maart 2019.

 

Referenties

KNAW. (2018). Maatschappelijke impact in kaart. Amsterdam, KNAW.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2014). Wetenschapsvisie 2025: Keuzes voor de toekomst. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Meulen, B., van der Diercks, G., & Diederen, P. (2018). Eieren voor het onderzoek: Prijs, waarde en impact van wetenschap. Den Haag: Rathenau Instituut.

Steinbuch, M. (2016). Eindhoven als trendsetter voor 4e generatie Universiteit. Retrieved from https://innovationorigins.com/nl/morgen-beter-maarten-steinbuch-eindhoven-als-trendsetter-voor-4e-generatie-universiteit/

 

Foto: Andy Hay (Flickr Creative Commons)