Voorbij de pioniersfase van bewonersinitiatieven

Gemeentes en fondsen ondersteunen graag bewonersinitiatieven, maar liefst eenmalig. Kan het ook anders? Geef initiatieven rust in plaats van alsmaar te vragen om iets nieuws te doen.

Bewoners vullen met hun initiatieven nooit zomaar een bezuinigingsgat, ze hebben ideeën over hoe het anders en beter kan. Ze hebben allemaal hun eigen specifieke doelstellingen en betrokkenheden, en ze hechten aan hun autonomie. Tezamen vormen zij echter een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling, een ‘rebels-optimistische’ reactie op de verschraling en het mislukken van de vermarkting van de sociale sector.

Een initiatief starten is iets anders dan volhouden

Er zijn genoeg voorbeelden van groepen mensen die initiatieven ontplooien die uit kunnen groeien tot dit nieuwe maatschappelijke middenveld. Maar uit eigen ervaring met (onder andere) Leeszaal Rotterdam West wisten we al dat iets beginnen iets anders is dan het volhouden.

Door te kijken naar wat de volhouders doen, ontwikkelen gemeentes en fondsen voelsprieten voor de noden en vraagstukken waar mensen zich – langdurig – voor willen inspannen, hoe zij dat willen doen en hoe zij denken verschil te kunnen maken.

Continuïteit hangt niet alleen van geld af

Continuïteitsproblemen van zelforganisaties hebben niet alleen te maken met geld, maar ook met de verantwoordelijkheid voor een publieke plek, de overbelasting van mensen en de moeizame relatie met de institutionele omgeving.

Om inzicht te krijgen in de knelpunten en ondersteuningsbehoeftes van verschillende types zelforganisaties, hebben we – verspreid over Rotterdam en samen met anderen - (observatie)onderzoek gedaan in een buurthuis in zelfbeheer, een speeltuin, twee sportverenigingen met maatschappelijke doelstelling, een stadskwekerij, een netwerk van kleine culturele initiatieven in één wijk en de Leeszaal.

De dagelijkse zorg voor een plek

Een eigen plek versterkt de identiteit van een organisatie en de sociaalfysieke infrastructuur van een wijk, maar brengt ook werk en zorgen met zich mee. De inrichting, het open houden, het beheer en onderhoud, zorgen voor een goede sfeer, en het bekend, zichtbaar, toegankelijk, gastvrij en veilig maken van een plek is dagelijks (vak)werk.

De Leeszaal wil een plek zijn waar mensen ook zomaar met een krantje tussen de mensen kunnen zitten. Dat trekt ook ‘dagverblijvers’ aan, waaronder mensen ‘waar iets mee is’ en die onaangenaam onvoorspelbaar zijn. Vrijwilligers reageren daar verschillend op en coördinatoren krijgen er soms buikpijn van.

Expertise van buiten, bijvoorbeeld uit het zakelijke netwerk van fondsen, kan zelforganisaties helpen om ingesleten vanzelfsprekendheden te zien en bespreekbaar te maken. En dan is er nog de onzekerheid over de plek.

De plekken waar bewoners iets kunnen beginnen, zijn meestal geen A-locatie. Integendeel. Het cynische is: nu de bouw weer aantrekt, zijn de verwaarloosde en inbraakgevoelige plekken weer interessant voor ontwikkelaars; en is men gedwongen ergens anders opnieuw te beginnen of meer huur te betalen.

Niet de organisatie maar de inspiratie

Dat vrijwilligers het vaak zo lang vol houden, ook met elkaar, heeft te maken met hun inhoudelijke gedrevenheid en de vrijheid om hun eigen ding te doen. De organisatorische sterkte van zelforganisaties zit in het informele en in bricolage: het werken met wat zich voordoet en wat voorhanden is. Er is de ruimte voor nieuwe initiatieven en om dingen uit te proberen. Daardoor komen er steeds mensen bij en blijft het voor iedereen interessant.

Opgebouwde routines en duidelijke verantwoordelijkheden geven rust. Tegelijkertijd zie je mensen ongevraagd taken op zich nemen. De computers op Linux zetten, het plein schoonvegen en winkelfolders bestuderen om de goedkoopste koffie in te kopen. De initiatiefnemers doen veel coördinerend werk, overbelasting ligt op de loer. Een betaalde (vak)kracht lijkt dan een logische oplossing, maar is dat ook zo?

Voor specifieke taken, zoals hoofdtrainer, terreinbeheerder, of organisator van specifieke activiteiten werkt betaling goed. Met betaalde coördinatoren zijn minder goede ervaringen: ze komen en gaan, ze worden hoofdpersoon in conflicten, ze struikelen over hun financiële verantwoordelijkheden.

Organisatorische en motivationele problemen lijken allereerst samen te hangen met gebrek aan programmatische overeenstemming. Een dramaturg, een soort inhoudelijke procesbegeleider die zowel naar het geheel als naar de verschillende rollen en een mogelijk vervolgverhaal kijkt, zou wel eens beter kunnen helpen. Wat niet wil zeggen dat onbetaald werk een heilig principe zou moeten zijn in zelforganisaties; integendeel.

Dansen met instituties

Sommige zelforganisaties zoeken aansluiting bij bestaand beleid en gevestigde instituten. Andere proberen zo veel mogelijk afstand te bewaren. En weer andere hebben voor noodgevallen een rijtje telefoonnummers van belangrijke mensen in hun smartphone. Het schuurt eigenlijk altijd.

Zelforganisaties doen zaken die op het takenlijstje van professionele instellingen staan, maar vallen buiten het aanbestedingscircuit. Door – uit financiële nood – te innige aansluiting te zoeken, kunnen ze zichzelf kwijtraken en vrijwilligers weggeschoven worden door ‘turvende’ professionals. Dat was de harde les van een buurthuis in zelfbeheer.

Door ook ‘verplichte’ vrijwilligers aan te nemen, doen ze het feitelijke (re)integratiewerk, maar ze krijgen er niet de erkenning (noch de betaling) voor. Zo is er veel geld voor talentontwikkeling van jongeren op Zuid, de kleine culturele ondernemingen in de Afrikaanderwijk hebben de contacten en aanbod, maar het geld gaat automatisch naar de grote instellingen. En de combinatie van sportieve en maatschappelijke ambities van de twee sportclubs is exact wat de gemeentelijke dienst Sportsupport nastreeft, maar het past niet altijd op het formulier.

Autonomie van initiatieven is lastig voor gemeenten

Het knelpunt heet autonomie. Bewonersinitiatieven/zelforganisaties nemen geen overheidsopdrachten aan, ze zijn niet aan te sturen, en vaak niet uit te rollen. Je moet ze op hun eigen merites beoordelen, de moeite nemen om te ontdekken welke betekenis ze voor wie (willen) spelen en hoe hun aanbod en werkwijze mogelijk een (leerzame) aanvulling zouden kunnen zijn op bestaand of nog te ontwikkelen beleid.

Vaste lasten, onzekere inkomsten

De combinatie van vaste lasten en onzekere inkomsten (veelal een gestapelde inkomstenstroom bestaande uit subsidies, opbrengsten uit verhuur, donaties en kleine verkoop) zorgt voor stress. Men houdt de dagelijkse kosten laag door veel zelf doen en kritisch inkopen, maar door hoge kosten voor vastgoed, eventueel personeel en energiekosten zal er altijd geld van derden bij moeten. Dat deze initiatieven ooit volledig zelf-bedruipend kunnen zijn, is een illusie.

De verschillende plekken leven niet boven hun stand, wel boven hun macht. Ze moeten meer doen dan ze aankunnen, ze moeten zich in allerlei bochten wringen om het geld binnen te halen en dreigen zichzelf onderweg te verliezen. Misschien moeten we ons afvragen welke lasten we waar leggen.

Moet je deze – als ze dan toch nooit helemaal zelf op te brengen zijn – wel bij initiatieven laten liggen? Of zouden fondsen en gemeenten, die deze lasten vaak op zich nemen, deze onderdelen ook over kunnen nemen?

Nieuwe manieren van het geld verdelen

In de discussie over geld speelt op de achtergrond ook altijd de vraag hoe je de waarde en waardering die deze projecten vertegenwoordigen omzet in ‘klinkende munt’. Want wie is er bereid om te betalen voor dit waardevolle product?

Als een jaarlijkse ‘investering’ in de Leeszaal van € 39.549 een waarde van € 397.724 genereert, waar slaat dit rendement dan neer[1]? Of anders geformuleerd: waar gaat het geld van de overheid nu heen en kunnen we dat niet anders verdelen over deze initiatieven, de verzekeringsmaatschappijen, de welzijnsinstellingen en de GGZ?

Zou het bijvoorbeeld ook mogelijk zijn om achteraf te belonen op basis van bewezen verdiensten? Dit zijn vast ingewikkelde juridische, praktisch en systemische discussies, maar daar komen we op lange termijn niet onderuit. Willen we initiatieven verduurzamen, dan zullen ze structureel anders gefinancierd moeten worden. Niet op basis van bijzonder en gelabeld projectgeld, maar op basis van reguliere geldstromen.

Verduurzaming door rust te organiseren

We begonnen dit onderzoek om te begrijpen hoe initiatieven het beter vol kunnen houden en hoe fondsen aan dit volhouden een slimme bijdrage konden leveren. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek ontwikkelden we een filosofie, handelingskader en palet aan handelingen voor fondsen. De filosofie is er een van rust.

Geef initiatieven de ruimte om met de inhoud bezig te zijn, in plaats van alsmaar te vragen iets nieuws, innovatiefs en impactvols te verzinnen om een aanvraag te mogen doen. Een dergelijke filosofie is gebaseerd op het aangaan van een langdurige relatie van fondsen en gemeenten met deze initiatieven. Daarin draait het om bescheidenheid, inlevingsvermogen, generositeit en toegankelijkheid. (zie pagina 69).

Joke van der Zwaard en Maurice Specht zijn zelfstandig onderzoeker en de initiatiefnemers van de Leeszaal Rotterdam West.

Download het complete rapport 'Voorbij de pioniersfase van bewonersinitiatieven - Verduurzaming van plekken van betekenis'.

 

Noot:

[1] Zie voor de onderbouwing van deze getallen pagina’s 61 t/m 66 van het rapport.

 

Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)