Burgerwetenschap is nuttig, maar niet gratis

Wijkbewoners weten vaak goed waarom hun leefomgeving ongezond is en hoe die verbeterd kan worden. Een experiment in Amsterdam Slotermeer laat zien dat burgerwetenschappers informatie naar boven kunnen halen die anders verborgen blijft. Bewoners doen graag mee, maar er moet wel iets tegenover staan.

Hoe kun je ervoor zorgen dat wijken de gezondheid van hun bewoners ondersteunen? En of die vraag op zichzelf al niet moeilijk genoeg is, hoe doe je dat voor wijken die gekenmerkt worden door grote culturele en sociale verschillen tussen groepen en generaties?

Geen gezondheid zonder inbreng van burgers

Veel lokale beleidsmakers hebben hun hoop gevestigd op een intensieve, horizontale samenwerking tussen gemeentelijke diensten oftewel ‘Health in All Policies’. Een interdisciplinaire samenwerking die past bij de opvatting van gezondheid als ‘een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijk gebreken.’

Om te komen tot gezonde wijken is interdisciplinaire samenwerking niet genoeg. Ook wijkbewoners moeten meedoen. Zij hebben immers dagelijks te maken met de knelpunten en mogelijkheden voor een gezondere leefomgeving. Bovendien hebben ze als buren toegang tot bewoners die voor de gemeente soms moeilijk te bereiken zijn.

Een middel om mensen actief bij het gezondheidsbeleid te betrekken, is door hen actief mee te laten doen aan onderzoek naar hun eigen gezonde wijk. Niet passief - als respondent of proefpersoon - maar als burgerwetenschapper die data verzamelt, analyseert en aanbevelingen doet.

Burgerwetenschap: niet alleen voor mannen

In opdracht van de gemeente startte het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu samen met de bewonersorganisatie Eigenwijks in 2014 een experiment met burgerwetenschap in Slotermeer. Een wijk gekenmerkt door een grote voorraad sociale huurwoningen, veelal laag opgeleide en weinig verdienende bewoners, weinig sociale cohesie en veel zwerfvuil.

Factoren waarvan bekend is dat ze een wijk ongezond maken, maar wat de bewoners er zelf van vonden, was minder bekend. Met de inzet van burgerwetenschappers wilden we die leemte in kennis opvullen.

In twee jaar tijd namen 35 bewoners ruim 350 interviews met hun buurtgenoten af. Vooral mannen zijn vaak burgerwetenschappers, bijvoorbeeld bij milieumetingen. Hier waren de interviewers bijna allemaal vrouwen, meestal met een gezin en een migratieachtergrond. We hebben ze geworven via de opbouwwerkers in de wijk. Dat ging heel vlotjes, er was zelfs een wachtlijst van geïnteresseerden.

De meest voorkomende redenen voor mensen om mee te doen, waren: kans om andere mensen te ontmoeten, mogelijkheid om iets aan de gezondheid van de wijk en haar bewoners te doen, maar ook om te laten zien dat Slotermeer, ondanks haar beroerde reputatie, eigenlijk een ‘fijne wijk’ is om in te wonen. Bovendien wilden alle deelnemers graag ‘wat leren.’

Gezelligheid net zo belangrijk als leefklimaat

Wat leverde het onderzoek van de burgerwetenschappers op? Voor een deel bevestigde het dingen waarvan de gemeente al dacht dat ze van belang waren voor de publieke gezondheid. Maar het leverde ook nieuwe inzichten op, bijvoorbeeld dat bewoners zelf ook vonden dat ze in een ongezonde voedselomgeving leefden, met te veel snackbars en snackende mensen op straat. Ze bleken zich daarnaast te storen aan roken in de openbare ruimte, en aan afval op straat.

Uit de data-analyse, waarbij de burgerwetenschappers ook nadrukkelijk betrokken waren, kwam tevens naar voren dat de bewoners een ‘gezellige’ buurt en goed contact met de buren minstens zo belangrijk vonden voor een gezond leefklimaat in de wijk als groen- of sportvoorzieningen.

We hebben het onderzoek in Slotermeer afgesloten met twee soorten rapportages. Met folders door en voor de wijkbewoners geschreven over het onderzoek en de resultaten ervan, en over hun ervaringen als burgerwetenschapper.

Voorts hebben we een traditioneel rapport aan de gemeente aangeboden, als handvat voor een te ontwikkelen beleidsvisie.

Overigens zijn de burgerwetenschappers door de gemeente later regelmatig benaderd om mee te denken en te adviseren over de plannen met betrekking tot de wijk.

Burgerwetenschap veronderstelt wederkerigheid

Al met al kun je concluderen dat burgerwetenschap een nuttige aanvulling is op het meer formele academische beleidsonderzoek. Ze levert extra onderzoekscapaciteit en ‘inside’ kennis op die anders niet of nauwelijks wordt verkregen.

Ook bleek tijdens dit project dat de wijkbewoners baat hebben bij hun deelname aan (burger-) wetenschap, zij doen kennis op over zichzelf, hun buurt en gezondheid. Daarnaast biedt het hen de mogelijkheid om hun sociale netwerken uit te breiden en zich nieuwe normen en waarden eigen te maken. En, niet in de laatste plaats, kunnen bewoners er via de burgerwetenschap aan bijdragen dat het lokale gezondheidsbeleid beter aansluit op wat ze zelf belangrijk vinden. Samen onderzoek doen is bovendien een eerste stap om samen de cohesie van een wijk te verbeteren.

Burgerwetenschap heeft veel voordelen. Ze is echter niet ‘gratis’ of ‘gemakkelijk’. Interviews door bewoners zijn weliswaar goedkoper dan wanneer hetzelfde werk door betaalde krachten zou worden verricht, maar als burgerwetenschappers hebben ze wel behoefte aan ondersteuning en extra kennis. In Slotermeer kregen alle deelnemers een training en extra informatie.

Het kan bovendien niet zo zijn dat je de deelnemers na afloop van het onderzoek bedankt voor de bewezen diensten en nooit meer wat van je laat horen: burgerwetenschap kan een win-win situatie opleveren als er ook voor de burgers iets te halen is.

Op zijn minst moet hun bijdrage erkend en gewaardeerd worden. Het mooiste is als hun bevindingen in de uiteindelijke besluitvorming een plek vinden. Dat kan door terdege rekening te houden met zaken waar bewoners veel waarde aanhechten.

Lea den Broeder is senior onderzoeker bij het RIVM en bijzonder lector Gezondheid en Omgeving aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit artikel is deels gebaseerd op haar oratie en deels op haar inleiding voor het symposium ‘Lokaal Experimenteren, Landelijk Leren’, georganiseerd door Tranzo, Wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn van Tilburg University. Bekijk en lees de oratie hier.

Foto: Ritzo ten Cate (Flickr Creative Commons)