Wat economie-rockster Piketty en de bazen van de planbureaus niet lukte, is nu toch bewaarheid. Van links tot rechts wordt de groeiende ongelijkheid erkend, met hartelijke dank aan de coronacrisis. Zelfs werkgeversorganisatie VNO-NCW, die altijd stug volhield dat ‘Nederland geen ongelijkheidsprobleem heeft’, schrijft in haar recente toekomstvisie dat ‘corona de ongelijkheid versterkt’. Terwijl de een in een krappe huurwoning worstelt met de mentale stress van een flexcontract, is de ander, gerustgesteld door een vaste baan, en gezond door de Ommetje-app, aan het sparen voor betere tijden. In 2020 werd er 42 miljard op de bank gezet, twee keer zoveel als in 2019.
Deze verkiezingen draaien dus om de strijd tegen ongelijkheid. Het heeft even geduurd: voor het laatst was de term te horen in de troonrede van 1976. Daarna gingen de teugels los, met grotere verschillen tussen arm en rijk, dakloosheid en schulden als gevolg. Ruim vijftig jaar later hebben alle politieke partijen – ook de rechtse – klassiek linkse sociaal-economische thema’s omarmd. Of beter: strategisch gekaapt. Wie door de dikke verkiezingsprogramma’s scrolt, ziet een brede consensus over het verhogen van het minimumloon, het bedwingen van de flexibele arbeidsmarkt, investeren in begeleiding naar werk en goedkopere kinderopvang. Maar komt er echt boter bij de verkiezingsvis?
Ook de bovenkant moet inbinden
Wie serieus wil strijden tegen ongelijkheid, moet niet alleen de onderkant optrekken; ook de bovenkant moet inbinden. En dan is de consensus ver te zoeken. Bij de partijen die op winst staan, in het centrum en op rechts, is het zelfs ijzig stil. Er staat geen letter over de beteugeling van lonen, vermogensongelijkheid of mengen met de middengroepen. Aan de ‘sterke schouders’ wordt eigenlijk helemaal niets gevraagd. Niet om je kroost naar een school te sturen met kinderen uit alle lagen van de samenleving. Niet om in je lommerrijke woonwijk te bouwen voor de groeiende groep kwetsbare burgers. Zelfs niet om mee te betalen om het coronaleed te verzachten.
Dat komt vast ook door onze diploma-democratie; bijna alle Kamerleden hebben ‘drs.’ voor hun naam staan, of ‘MA’ erachter. Gezien het complexe karakter van wet- en regelgeving is dat misschien geen punt, zolang zij ook de belangen van de andere negentig procent van de bevolking vertegenwoordigen. Een man kan toch ook gerust op een vrouw stemmen?
Is het geen tijd voor diplomaschaamte?
Alleen: in de praktijk werkt het zo dus niet, het beginsel van representatie is ver te zoeken. Politicoloog Wouter Schakel (Universiteit van Amsterdam) toont aan dat de standpunten van Kamerleden grotendeels overeenkomen met de voorkeuren van hogeropgeleide burgers, en dat als academici ergens voorstander van zijn, de kans groot is dat dit daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Zelfs de mening van hbo’ers telt minder. Twaalf procent van de bevolking maakt in Nederland dus de dienst uit. Beste academici: is het na vliegschaamte en vleesschaamte geen tijd voor diplomaschaamte?
De ongelijkheid kan alleen verkleinen als de beter gesitueerden hun eenkennige gedrag aanpassen en hun portemonnee trekken. En laten we bovendien om al het crisisleed te verzachten zo snel mogelijk een coronabelasting invoeren. Bij de Duitse hereniging werd in 1995 een speciale solidariteitstoeslag ingevoerd, voor particulieren én bedrijven, de ‘Soli’. Die ondersteunde de wederopbouw van Oost-Duitsland financieel en bekrachtigde de onderlinge solidariteit moreel.
Een groot gebaar van solidariteit is op zijn plaats
Ook nu, in Nederland, is een groot gebaar van solidariteit op zijn plaats, zeker omdat de huidige crisis steevast wordt vergeleken met de Tweede Wereldoorlog. Bedrijven met fikse coronawinsten – van supermarkt tot bol.com – en de hogeropgeleide burgers met een vaste baan en vette spaarrekening kunnen die coronatax best opbrengen.
Laat mij dus maar betalen – zodat er niet enkel schaamteloos lippendienst wordt bewezen aan de bestrijding van ongelijkheid.
Monique Kremer is hoogleraar Actief Burgerschap en voorzitter van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ).
Foto: William Murphy (Flickr Creative Commons)