Voordat we de vraag beantwoorden waarom één op de vijf Nederlanders op 17 maart koos voor een radicaal-rechtse partij is het belangrijk eerst vast te stellen wat er precies is gebeurd. Het meest in het oog springend is niet eens zozeer de gezamenlijke grootte van het radicaal-rechtse blok – in 2002 won de LPF van Pim Fortuyn vanuit het niets ook al 26 zetels – als wel het feit dat dit blok inmiddels uit drie duidelijk verschillende partijen bestaat.
Radicaal-rechts
De PVV is vooral een anti-islam partij met op sociaaleconomisch vlak ‘welvaartschauvinistische’ standpunten. Oftewel: ze pleit voor meer gelijkheid, maar alleen voor de ‘eigen’ mensen. FVD profileert zich de laatste tijd vooral als een ‘coronasceptische’ anti-lockdown-beweging. Haar centrale boodschap is dat de vrijheden van burgers veel te ver worden ingeperkt. En JA21 zet zichzelf in de markt als een degelijk rechts alternatief voor de politiek buitenspel staande PVV en FVD met wie de meeste middenpartijen niet (meer) willen samenwerken.
De verschillende smaken radicaal rechts zie je ook terug bij de achterbannen van de partijen. Niels Spierings, Marcel Lubbers en Take Sipma hebben hier mooi laten zien hoe PVV, FVD en JA21 verschillende kiezersgroepen aanspreken. PVV-kiezers onderscheiden zich door hun gemiddeld lagere opleidingsniveau en hun sociaaleconomisch linksere standpunten. De hoger opgeleide JA21-stemmers hebben aanmerkelijk rechtsere opvattingen op sociaaleconomisch vlak. En de FVD-achterban wordt gekenmerkt door flink radicale opvattingen over corona.
Verschillen tussen PVV, FVD en JA21 kleiner dan overeenkomsten
Gezamenlijk zijn PVV, FVD en JA21 erin geslaagd om de steun voor het radicaal-rechtse blok uit te breiden. Niet door samen te werken, maar juist door in aanvulling op hun hoofdboodschap allemaal verschillende politieke deelverhalen te vertellen. JA21 heeft met haar rechtse ‘degelijkheidsverhaal’ cultureel en economisch rechtse VVD’ers aan zich weten te binden, voor wie PVV en FVD een brug te ver zijn. En FVD heeft het radicaal-rechtse electorale blok uitgebreid door met haar anti-lockdownverhaal coronasceptische burgers aan te trekken die vooral vinden dat de samenleving van het slot moet.
Deze uitbreiding van het gezamenlijke radicaal-rechtse electorale blok is niet, zoals weleens gedacht wordt, het gevolg van grote verschuivingen in de publieke opinie. Nederlandse kiezers zijn in het afgelopen decennium niet negatiever geworden over immigratie of Europese integratie. Sterker nog: de laatste jaren lijken Nederlandse burgers gemiddeld juist iets kosmopolitischer te zijn geworden.
Een belangrijke verandering die wél heeft plaatsgevonden: mensen met negatieve opvattingen over immigratie en de EU zijn steeds beter hun weg gaan vinden naar partijen met soortgelijke opvattingen. En andersom: radicaal-rechtse partijen zijn steeds beter geworden in het bereiken van kiezers met dezelfde ideeën.
Het is belangrijk om aan te tekenen dat de verschillen tussen PVV, FVD en JA21 – hoe belangrijk ook voor het begrijpen van de uitbreiding van het gezamenlijke radicaal-rechtse blok – relatief klein zijn in verhouding tot wat deze partijen bindt. PVV, FVD en JA21 zijn en blijven alle drie overduidelijk lid van de radicaal-rechtse partijfamilie. Ze zijn alle drie nativistisch (anti-immigratie, anti-islam, antisemitisch, en/of racistisch), autoritair (strenge regels en hard straffen), populistisch (negatief over de elite die de gewone burger zou ‘verraden’), Eurosceptisch, en ook steeds sterker klimaatsceptisch.
Polarisatie en normalisatie van radicaal-rechts gedachtegoed
Je zou de huidige situatie als volgt kunnen samenvatten. Een groot gedeelte van de Nederlandse kiezers heeft behoorlijk nationalistische opvattingen op het gebied van immigratie en Europese integratie, ongeveer de helft van de kiezers volgens de meeste schattingen. Deze groep is behoorlijk stabiel gebleven over de tijd, maar de electorale connectie tussen radicaal-rechtse kiezers en partijen is wel steeds sterker geworden. Daarnaast is het aanbod door fragmentatie binnen het radicaal-rechtse blok verder toegenomen, en daarmee ook de aantrekkingskracht van radicaal-rechts in zijn geheel.
Dit heeft belangrijke implicaties. Sociaalwetenschappelijke analyses van het succes van radicaal rechts richtten zich in het verleden bijna altijd op het vergelijken van individuele partijen. De jongste ontwikkelingen laten echter zien dat deze benadering niet meer toereikend is. In een gefragmenteerd meerpartijenstelsel als het Nederlandse blijkt een volledige radicaal-rechts blok van partijen te kunnen ontstaan dat door zijn gezamenlijke veelzijdigheid een grotere groep kiezers aan zich kan binden dan individuele radicaal-rechtse partijen dat ooit op eigen houtje konden. Dit betekent dat radicaal rechts groter kan worden dan lange tijd werd gedacht.
De gevolgen hiervan moeten niet worden onderschat. We zien nu al dat binnen het radicaal-rechtse blok sprake is van polarisatie. Aan de ene kant richt JA21 zich met haar, vergeleken met de andere radicaal-rechtse partijen, relatief gematigde boodschap op kiezers die zich wat meer in het midden ophouden. FVD aan de aan de andere kant stelt zich juist steeds extremistischer op, denk aan het openlijke antisemitisme en racisme binnen de partij. Ook stelt ze vraagtekens bij het eerlijke verloop van de verkiezingen.
Het gevolg is dat grenzen vervagen en het radicaal-rechtse gedachtegoed steeds verder genormaliseerd raakt. Let daarbij vooral op sommige van de op Henk en Ingrid gerichte radicale opvattingen van de VVD, de positieve houding van deze partij richting JA21, en de niet in verhouding staande massale media-aandacht voor Thierry Baudet en zijn FVD.
Niet zozeer de kiezers worden dus radicaler, maar, kijkend naar de blokvorming, fragmentatie en polarisatie op uiterst rechts, en, niet te vergeten, de reacties hierop van gevestigde middenpartijen, de politiek zelf wel.
Matthijs Rooduijn is politiek socioloog en werkt als universitair docent bij de afdeling politicologie van de Universiteit van Amsterdam.
Foto: Sarah (Flickr Creative Commons)