Focus op gedrag, niet op programma’s of beleidsstukken

Waar Evelien Tonkens analyse en reflectie miste, vindt socioloog Rineke van Daalen dat Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp in De macht der gewoonte te weinig oog hebben voor de interacties tussen mensen en de kloof tussen zeggen en doen.

Zolang de gemoedsrust niet wordt verstoord, blijft het gewone onopgemerkt. Maar juist die gemoedsrust is de afgelopen tijd onder druk komen te staan. De klimaatverandering, een groot aantal vluchtelingen, de oorlog in Oekraïne waaraan het Westen vanaf de zijlijn meedoet en de groei van rechts-populistische, en ronduit fascistische bewegingen.

Gevaar loert om de hoek en schemert door alle kieren van het gewone leven heen. Schrijver, vertaler en recensent Rob van Essen verwoordde dat aan het begin van de oorlog in de Oekraïne in een prachtig gedicht. Hij laat de lezer een rondleiding door zijn huis maken, in alle ruimten kom je heel terloops de oorlog tegen. Het leven wordt voorwaardelijk: ‘[…] daar links misschien een moestuin, daarnaast komt oorlog en daarachter is dan ruimte voor een zwembad. Maar we weten nog niet zeker of dat doorgaat.’

Het is geen toeval dat juist nu een boek over gewoonheid verschijnt: ‘De macht der gewoonte. Populisme in de polder’ van Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp. Een ongewone tijd roept een nieuw en intens verlangen naar het gewone leven op.

Specifieke gewoonheid

Wanneer het leven van mensen ontwricht raakt, worden de gewoonste dingen bijzonder. Lees bijvoorbeeld het vluchtverhaal van de Rus Jevgeni in ‘de Volkskrant.’ Op 3 oktober jongstleden beschrijft hij zijn vlucht uit Moskou, en alle gewone dingen die hij onderweg tegenkomt. Billboards met aankondigingen van een voetbalwedstrijd, cafés die reclame maken voor gezond ontbijt, een vrouw die bij een stoplicht wacht. Niet bijzonder in het gewone leven, maar aangrijpend als je je gewone leven moet verlaten.

Duyvendak en Hurenkamp onderzochten niet dit ‘gewoon’. Zij beschrijven veeleer de gewoonheid waarover mensen  heftig debatteren in beleid en politiek. Debatten waarin steeds meer deelnemers de fundamenten van de Nederlandse rechtsstaat en de parlementaire democratie wantrouwen, of welbewust ondermijnen en het liefst zouden vernietigen. In dat mijnenveld proberen Duyvendak en Hurenkamp een acceptabel burgerschap af te bakenen, met de gewoonheid van werk en verzorgingsstaat als bakens in een bedreigde democratie.

Mensen delen veel meer dan ze denken, stellen Duyvendak en Hurenkamp. De auteurs denken daarbij niet aan verheven dingen zoals ‘de Nederlandse Cultuur’ of een voorgeschreven wij-gevoel. Hun benadering is bescheidener. Zij hopen burgerschap te bevorderen, door uitbreiding van het gedeelde cultuurgoed met een klene c.

Ereplaats

Door hun onderzoek te richten op politiek, beleid en discussies, geven Duyvendak en Hurenkamp ideeën, meningen, politieke programma’s en normen een centrale plaats. Feitelijke gedragingen blijven onderbelicht, net als de relatie tussen denken en doen. Zelf verwacht ik meer van een radicale aanpak, met een ereplaats voor het vanzelfsprekende allergewoonste en veel aandacht voor de omgang tussen mensen. Daar immers krijgen ideeën en meningen vorm.

Neem de boerenzoon die op het nieuwsjournaal enkele clichés over de boeren naar voren brengt. Zijn mening staat niet los van de situatie waarin hij geïnterviewd wordt, noch van de contacten die hij daarvoor met anderen had. Met wie en in welke situaties praatte hij, deed hij mee aan trekkersdemonstraties en ontwikkelde hij daar zijn gedachten, emoties en loyaliteiten? Gaf hij daar zijn identificatie vorm?

Sociologen maar ook journalisten overschatten de betekenis van individuele meningen

Over de meeste kwesties hebben mensen geen uitgesproken mening, maar ze geven wel antwoord als je hen ernaar vraagt. Die meningen komen tot stand in contacten met anderen en zijn veranderlijk en vluchtig. Sociologisch onderzoek hiernaar kan inzichtelijk maken welke interacties aan meningen voorafgaan en wat mensen vervolgens met hun meningen doen.

Focus op interacties

Sociologen gaan nog te vaak uit van een rechtlijnig mensbeeld, waarbij ‘what they say’ en ‘what they do’ in elkaars verlengde liggen. Dat is een illusie, net als de veronderstelling dat gedrag voorspelbaar zou zijn vanuit karakteristieken als opleiding, woonplaats, religie en gender. Gedrag valt niet één op één samen met zulke kenmerken, noch met rollen en verwachtingen die daarbij horen.

Ook in beleidsonderzoek kan een focus op interacties de noodzakelijke blikverruiming bieden. Wat maken uitvoerders ervan, hoe maken professionals gebruik van hun discretionaire bevoegdheid en wat blijft er van de oorspronkelijke ideeën over? Dit is het terrein dat Michael Lipsky, als eerste, ontgon in zijn klassieke ‘Street level bureaucracy.’

Sociologen maar ook journalisten overschatten de betekenis van individuele meningen en verwaarlozen de sociale contacten die daaraan voorafgaan. Evenmin kijken ze naar wat mensen met hun ideeën doen. Interviews of beleidsstudies geven geen inzicht in die verschijnselen. Onderzoek naar interacties doet dat wel. Wie op zoek is naar het gewone kan zelfs niet om interacties heen. Zeker als het gaat om gedragingen waar mensen nauwelijks bewust bij stil staan, zeker in een tijd van polarisering waarin gewone contacten ineens heel belangrijk en bijzonder worden.

Rineke van Daalen is socioloog. Dit artikel is een bewerking van haar praatje bij de presentatie in debatcentrum Spui 25 op 3 oktober 2022 van De macht der gewoonte. Populisme in de polder van Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp. Zie ook het artikel van Evelien Tonkens.

 

Foto: Bert Kaufmann (Flickr Creative Commons)