Gewoon cliëntinformatie delen, dat is soms nodig

Om hun behandelingen te optimaliseren, willen instellingen en professionals in de zorg elkaars informatie delen. Privacyregels lijken dat soms in de weg te staan. Wat mag en wat niet?

Eind februari meldde het dagblad Trouw op de voorpagina dat de grootste ggz-aanbieder van Nederland, de Parnassia Groep, opnieuw was begonnen met het delen van persoonlijke behandelgegevens met een omstreden databank, de Stichting Benchmark. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) onderzoekt inmiddels of het handelen van de Parnassia Groep wel door de beugel kan.

Vóór het delen van informatie

De fundamentele vraag is of het delen van patiëntgegevens met externe partijen, en dat kan een databank zijn maar ook een woningcorporatie, nodig is om de kwaliteit van behandelingen te garanderen. De voorstanders van data-uitwisseling vinden van wel. Door informatie te delen kunnen partijen hun interventies beter op elkaar afstemmen en dit biedt de mogelijkheid om een volledig beeld van iemands gedrag te krijgen.

Informatie over iemands gezondheid kan relevant zijn voor het geven van een behandeling, voor het begeleiden naar werk of voor het aanbieden van huisvesting. Het betekent echter niet dat een instelling of professional dus vrijelijk over de persoonlijke informatie van een cliënt mogen beschikken. De gegevens zijn van betrokkene zelf, alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen derden persoonlijke data van een cliënt zonder diens toestemming delen en gebruiken.

Gezondheidsrisico wordt reden om informatie te delen

De nieuwe Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die op 25 mei in werking treedt, verandert in wezen niets aan dat principe. Ook straks mogen instellingen en professionals cliëntinformatie slechts onder bepaalde omstandigheden met elkaar delen, zonder expliciete toestemming van de cliënt.

Belangrijk is dat een groot gezondheidsrisico dan reden kan zijn voor partijen om ongevraagd cliëntinformatie met elkaar te delen. Bijvoorbeeld na een auto-ongeluk of wanneer iemand door een geestesziekte zichzelf niet meer kan redden en door zijn omgeving wordt afgewezen.

De professional kan een gerechtvaardigd belang hebben

De verordening spreekt in dat soort gevallen van een vitaal belang. Dat vitale belang kan de persoon zelf betreffen, maar ook een ander. Denk daarbij aan een moeder die niet meer weet wat goed is voor haar kinderen. Bij dreiging van ernstige gezondheidsschade, dak- en thuisloosheid en persoonlijke vervuiling is het straks ook toegestaan om gegevens over cliënten te delen en bemoeizorg aan te bieden.

Naast een vitaal belang kent de nieuwe AVG een gerechtvaardigd belang. Kort komt dit erop neer dat een instelling reguliere bedrijfsactiviteiten en noodzakelijke ondersteunende activiteiten moet kunnen uitvoeren. Daarvoor is het soms nodig dat instellingen en professionals onderling informatie uitwisselen. Het eigen belang van de instelling of professional moet dan wel aantoonbaar zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten van de cliënt.

Illustratief voorbeeld is een zaak waarin een instelling van de geestelijke gezondheidszorg informatie over een probleemgezin deelde met een woningbouwvereniging. Het gezin was niet om toestemming gevraagd.

Door de informatie-uitwisseling tussen de ggz-instelling en de corporatie kreeg het gezin zijn gewenste woning niet toegewezen. Het Centraal Tuchtcollege, aan wie de casus was voorgelegd, oordeelde dat de instelling met reden informatie over de psychische toestand van de kandidaat-huurder aan de woningbouwvereniging had verstrekt.

Het college motiveerde zijn beslissing met een verwijzing naar de noodzakelijke contacten van een zorgorganisatie met andere instellingen om bemoeizorg mogelijk te maken.

Desnoods zonder toestemming

Functioneel en efficiënt, maar hoe zit het met de privacy? Volgens de Autoriteit Persoonsgegevens is het ideaal als een belanghebbende toestemming geeft voor het delen van informatie over zijn toestand.

Soms is het niet mogelijk om die toestemming te krijgen, terwijl een hulpverlener het wel noodzakelijk vindt om informatie te delen met andere instanties. In uitzonderlijke gevallen kunnen partijen dan toch informatie delen, vindt de privacy waakhond.

Zo mag een GGD een woningcorporatie niet vertellen dat een kandidaat-huurder schizofreen is, maar mag ze wel mededelen dat hij of zij ‘onvoorspelbaar impulsief agressief gedrag’ vertoont. Op voorwaarde dat de informatie noodzakelijk is voor het bestrijden of voorkomen van overlast.

Wanneer een cliënt niet meer geaccepteerd dreigt te worden door buren en verhuurder, kan het nodig zijn om een woningcorporatie te laten weten dat een huurder onder behandeling is en dat de geconstateerde problemen naar verwachting zullen afnemen.

De keuze voor het delen van informatie is volgens de Autoriteit Persoonsgegevens aan de professional. Gelukkig maar.

Chrétien Mommers is zelfstandig adviseur en interimmanager in het sociale domein en vastgoed.

Foto: Rex Roof (Flickr Creative Commons)