Gros van de mensen heeft niks te winnen bij identiteitspolitiek

Dossier

Identiteitspolitiek

Prima als wetenschappers, al dan niet van minderheidsgroepen, hun identiteit onderzoeken. Maar, zegt Hans van Heijningen in reactie op Jan Willem Duyvendak: laten we samen iets doen aan de anderhalf miljoen mensen in Nederland die leven in armoede. Waaronder onevenredig veel mensen met een migratieachtergrond.

Als redacteur van het tijdschrift Ethnography wordt hoogleraar Jan Willem Duyvendak naar eigen zeggen overspoeld door ‘auto-etnografische’ artikelen, van auteurs uit minderheidsgroepen die (ook) zichzelf onderzoeken. Duyvendak breekt een lans voor hen; zij zouden afwijken van de dominante identiteiten - man, wit, heteroseksueel – waardoor zij meer tot zelfreflexie geneigd zouden zijn.

De betreffende auteurs (zwarte activisten, queer Muslims of feministes die hyperreflexief voor hun rechten opkomen) zouden recentelijk gediskwalificeerd worden omdat zij ‘identity politics’ bedrijven. Dat roept de vraag op door wie zij gediskwalificeerd worden en wat dat betekent.

Worden hen arbeidscontracten en publicatiemogelijkheden onthouden? En zo ja, door wie? Of worden de auteurs bekritiseerd op grond van de door hen gehanteerde methodologie, de uitkomsten van hun wetenschappelijk werk of hun rol als onderzoeker/activist? Kortom, waar hebben we het over?

Het gaat om meer dan een waslijst van punten van minderheden

Door wetenschappelijke vrijheid, het debat over onderzoeksresultaten en de maatschappelijke en politieke relevantie daarvan niet te specificeren, schept Duyvendak verwarring in plaats van helderheid. Mij lijkt het een groot goed dat wetenschappers – los van de vraag of zij afkomstig uit minderheidsgroepen - (ook) zichzelf onderzoeken. Ook hun maatschappelijke betrokkenheid is wat mij betreft een pré. Wat niet wegneemt dat we over de implicaties van hun onderzoek voor moderne linkse politiek heel goed van mening kunnen verschillen.

Maar politiek dient meer te zijn dan een waslijst van actiepunten van minderheidsgroepen. Traditioneel is politiek gebaseerd op de macht van het getal; alleen wanneer we erin slagen om de belangen van de meerderheid van de bevolking (banen, fatsoenlijke lonen en arbeidsvoorwaarden, een betaalbaar huis, goed onderwijs, toegankelijke zorg, veiligheid en een fatsoenlijke oude dag) te bundelen en mensen daarop te mobiliseren, maken we een kans om kennis, macht en inkomen beter te verdelen.

Voor zover mensen kansen onthouden worden op grond van het feit dat ze elders geboren zijn, een andere kleur hebben, een vreemd geloof aanhangen (of ‘niets’ geloven) en van mannen, vrouwen of transgenders houden, dienen we hun bondgenoot te zijn in hun strijd tegen uitsluiting en discriminatie.

Wie spint er garen bij discussies over genderneutrale toiletten?

Onder invloed van het neoliberalisme zijn niet alleen de verschillen tussen arm en rijk de afgelopen decennia sterk toegenomen, maar heeft ook het individualisme de wind in de rug. Als individu, zo horen we van Rutte en zijn vrienden, ben je verantwoordelijk voor je eigen succes en mislukking.

Onbewust krijgen ook progressieve mensen een tik van die neoliberale molen mee. Niet alleen vanwege die ideologie, maar ook door de digitale revolutie, de tweedeling tussen hoog- en laag opgeleiden, migratie, de toegenomen mobiliteit en het individualisme leven steeds meer mensen in zelf gecreëerde bubbels van gelijkgestemden.

Binnen die bubbels worden de eigenheid en het eigen gelijk gefacebookt, getwitterd, bevestigd en gevierd. Dat maakt dat ook in kringen van progressieve onderzoekers en activisten het concept ‘wij’ (de meerderheid versus de elite) het af dreigt te leggen tegen een leger van ego’s zonder brede achterban.

Kort geleden beschreef Marguerite van den Berg op deze site hoe precariteit wel massa heeft, maar geen collectief. Je zou daaraan kunnen toevoegen: vormen van zelforganisatie waarin de eigenheid versterkt wordt zonder de verbinding te zoeken met bredere maatschappelijke verbanden ondermijnen het draagvlak voor succesvolle sociale strijd van dat collectief. En raadt eens wie er garen spint bij de hoog oplopende discussies, controverses en emoties rond Zwarte Piet, Turkse vlaggen op de Erasmusbrug, genderneutrale toiletten, homeopatische rassenverdunning en white privilige?

Man, wit, zwarte activisten, queer Muslims: werk aan de winkel

Succesvolle, charismatische volksleiders – zoals Martin Luther King, Ghandi en Mandela – waren erop gericht ‘eenheid uit diversiteit’ te smeden, zonder ras-, religie- en genderverschillen te bagatelliseren. Uit de geschiedenis van de afgelopen tweehonderd jaar kun je concluderen dat racisme, discriminatie en uitsluiting niet automatisch ophouden te bestaan als de sociaaleconomische ongelijkheid succesvol bestreden wordt.

Maar het omgekeerde is zeker niet minder waar. Strijd tegen discriminatie en uitsluiting zonder oog te hebben voor zaken als huisvesting, banen, uitkeringen en stageplaatsen schiet ook niet op.

Sociaaleconomische verschillen en tegenstellingen zijn een vruchtbare voedingsbodem voor foute wij-zij-tegenstellingen. In ons land heeft tien procent van de Nederlanders tweederde van al ons nationaal vermogen in bezit, terwijl tweederde van de Nederlanders samen niets bezit. Zo’n anderhalf miljoen mensen in Nederland - waaronder bijna 400 duizend kinderen - leven in armoede, waaronder onevenredig veel mensen met een migratieachtergrond.

Laten we daar met zijn allen eens iets aan doen in plaats van ons gek te laten maken door wij-zij-tegenstellingen waar het gros van de mensen niets bij te winnen heeft. Man, wit, heteroseksueel, zwarte activisten, queer Muslims en hyperreflexieve feministes: werk aan de winkel.

De film Pride, over het bondgenootschap tussen Britse mijnwerkers, homo’s, potten en transgenders tijdens de grote mijnwerkersstaking, is een inspirerend en humoristisch voorbeeld van activisten die de grenzen van hun eigen subcultuur weten te doorbreken.

Hans van Heijningen is gepromoveerd socioloog en actief SP-lid.

Foto: Wally Gobetz (Flickr Creative Commons)