Boze burgers zijn geen speelballen van abstracte krachten

Dossier

#Woest

Te vaak wordt de boze burger beschouwd als een economisch slachtoffer van de globalisering. Maar diens wantrouwen is dieper geworteld dan dat. Een cultuursociologische blik kan beleidsmakers helpen.

Veel beschouwingen koppelen politieke onvrede aan de economische gevolgen van mondialisering en modernisering. Nu is de economische positie van de doorsnee politiek ontevreden burger – de laagopgeleide man van middelbare leeftijd – daardoor inderdaad verslechterd. Maar er is amper bewijs dat hij hierdoor politiek wantrouwend is. Hoe kan de boze burger dan wel worden begrepen?

Wij denken dat beter begrip begint met het serieus nemen van de belevingswereld van boze burgers, in plaats van terug te vallen op afstandelijke vertogen. Wij schetsen wat deze cultuursociologische aanpak oplevert als we kijken naar de afstand van burgers tot institutionele politiek, de effecten van informatiecampagnes en wantrouwen ten opzichte van instituties en professionals.

Mensen geven hun politieke wereld betrokken vorm

In recent onderzoek van Kemmers en collega’s (videosamenvatting) werden PVV-stemmers en burgers die niet stemmen bevraagd over hoe zij zich hebben afgekeerd van de gevestigde politiek. Er blijkt sprake van een gradueel proces, waarbij mensen zichzelf informeren en op betrokken wijze hun politieke wereld vormgeven.

Deze ontevredenen baseren hun opvattingen en handelingen op hun eigen onderzoek en ervaringen. Waar vaak over hen wordt gesproken als burgers die zich van de politiek hebben afgekeerd, beschrijven ze hun verandering zelf juist als een pad uit de politieke apathie. Hun boosheid is juist een indicatie van hun politieke betrokkenheid.

Het centraal stellen van de belevingswereld van boze burgers werpt ook nieuw licht op politieke voldoening. Vanuit het dominante idee dat populisme het onbehagen van ontevreden burgers ‘kanaliseert’, zou je verwachten dat PVV-stemmers meer voldoening ervaren dan niet-stemmers. Als echter de politieke voldoening van PVV-stemmers en niet-stemmers wordt vergeleken (Nederlandstalige samenvatting), blijkt van die kanalisering slechts in bepaalde gevallen sprake.

Cruciaal zijn de machtsoriëntaties van burgers

Van cruciaal belang blijken de zogenoemde machtsoriëntaties van burgers. Dit zijn definities van de politieke situatie, percepties van waar de (echte) macht ligt, en wie die uitoefent. Burgers met een ‘transparante’ machtsoriëntatie zijn van mening dat de macht in Den Haag ligt en bij de daarvoor officieel benoemde personen en instituties, terwijl burgers met een ‘ondoorzichtige’ machtsoriëntatie er vanuit gaan dat heimelijke krachten daarachter, zoals ‘multinationals’ of machtselites als de ‘linkse kerk’ en ‘New World Order’, aan de touwtjes trekken.

Onder burgers met een transparante machtsoriëntatie ervaren de PVV-stemmers meer voldoening dan de niet-stemmers:  Wilders is zichtbaar en vertegenwoordigt zijn electoraat in de Tweede Kamer, terwijl voor niet-stemmers geldt dat zij zich hebben teruggetrokken uit de enige arena die er in hun optiek toe doet.

Het tegengestelde is te zien onder burgers met een ondoorzichtige machtsoriëntatie: PVV-stemmers zijn ambivalent en vermoeden dat de PVV vanachter de schermen heimelijk wordt tegengewerkt, terwijl niet-stemmers veel voldoening ontlenen aan hun niet-institutionele politieke praktijken, zoals protesten. De kanaliseringsthese geldt dus niet in het algemeen, maar slechts voor burgers met een transparante machtsoriëntatie.

Cynische repliek op overheid die informatie verspreidt

Weliswaar is in Nederland vertrouwen in politici en rechters in het algemeen hoog, maar onder de oppervlakte gaapt een grote opleidingskloof: laagopgeleide burgers wantrouwen politici en rechters gemiddeld genomen veel sterker dan hoogopgeleiden. Om dit wantrouwen te temperen zoeken wetenschappers en beleidsmakers vaak hun toevlucht tot meer en betere informatievoorziening. Los het informatietekort op en burgers zullen het beleid steunen, zo luidt de gedachte.

Wanneer overheidsinstituten of bestuurders vol goede moed informatie verspreiden, krijgen ze van burgers op sociale media niet zelden op ronduit cynische wijze repliek. Maar ook hier is een afstandelijk perspectief, dat niet in ogenschouw neemt welke rol de betekenisverleningen van burgers spelen, misleidend. Informatievoorziening heeft wel degelijk sterke effecten. Maar deze verschillen tussen mensen met verschillende wereldbeelden en opvattingen, die fungeren als interpretatiekaders die bepalen hoe de informatie wordt verwerkt.

Dit blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar denkbeelden over voorwaardelijke straffen. Die zijn weinig populair onder delen van de bevolking, mogelijk omdat ze als te ‘soft’ worden gezien. Dus dachten onderzoekers aanvankelijk dat steun voor dit type straffen flink groter zou worden, als goed zou worden uitgelegd dat die straffen eigenlijk behoorlijk streng zijn.

Een studie van De Koster en collega’s laat echter zien dat de wereldbeelden van burgers een doorslaggevende rol spelen. Wat bleek is dat burgers die hechten aan streng straffen inderdaad enthousiast werden van de aangeboden informatie, wat tot uiting komt in grotere steun voor voorwaardelijke straffen. Maar minder punitieve burgers konden de aangeboden informatie niet waarderen: bij hen daalde de steun voor dit type straffen juist.

Het wantrouwen is diep geworteld

Meer in het algemeen richten verklaringen voor de grote opleidingsverschillen in wantrouwen zich op de zwakke economische positie en gebrekkige kennis van laagopgeleiden. Verschillen in economische hulpbronnen en kennis blijken echter slechts in zeer beperkte mate ten grondslag te liggen aan de opleidingskloof in wantrouwen in politici en rechters. Daarom is een alternatieve verklaring nodig, geïnspireerd door de manier waarop kritiek op politici en rechters door burgers zelf wordt verwoord.

Politici en rechters wordt verweten elitair te zijn. Ze zouden zich laten voorstaan op hun culturele en morele superioriteit, die zij uitstralen met een voorkeur voor elitecultuur, kosmopolitisme en een afkeer van streng straffen. Vanaf deze moral highground bestempelen ze de lage affiniteit met die voorkeuren en opvattingen van de gemiddelde laagopgeleide burger als ‘fout’, ‘vulgair’ en ‘ongepast’.

Ons onderzoek wijst erop dat juist die geringe affiniteit een belangrijke rol speelt bij het hoge wantrouwen in rechters en politici onder laagopgeleiden. Dit impliceert dat dit wantrouwen diepgeworteld is, wat het moeilijker maakt om hier met beleidsmaatregelen iets aan te doen dan dominante perspectieven suggereren.

Ongefundeerde mantra

Gangbare afstandelijke perspectieven, waarin boze burgers als speelballen van abstracte krachten als mondialisering en modernisering worden afgeschilderd, voldoen niet. Een cultuursociologische benadering, waarin de betekenisverleningen van burgers zelf centraal staan, is belangrijk om hun boosheid beter te begrijpen.

Beleid gericht op het temperen van die boosheid kan daar van leren: laat beleidsmakers en professionals meer sensitiviteit ontwikkelen voor de perspectieven van ontevreden burgers. In het stimuleren van dergelijke interculturele sensitiviteit, al dan niet via daarvoor te ontwikkelen trainingen, ligt meer potentie dan in het empirisch ongefundeerde mantra dat verbetering van economische posities de boosheid doet afnemen.

Roy Kemmers is verbonden aan Erasmus University College en de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Willem de Koster en Jeroen van der Waal zijn beiden verbonden aan de Master Politics & Society van de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Deze bijdrage is gebaseerd op: Kemmers, R., J. van der Waal & W. de Koster (2018) ‘Burgers op afstand? Naar een beter begrip van ontevreden burgers,’ in De Lange, S. L. & J. Zuure (red.) #WOEST: De kracht van verontwaardiging. Amsterdam: Raad voor het Openbaar Bestuur / Amsterdam University Press, pp. 72-87.

Foto: Michael Verhoef (Flickr Creative Commons)