Het nuttige, maar sticky concept van brede welvaart

Het begrip ‘brede welvaart’ is een beter concept dan het gangbare ‘bruto binnenlands product’ om een beeld te schetsen van de collectieve welvaart en het individuele welbevinden in een samenleving. Tenzij politici en beleidsmakers ook in dit geval welvaart weer reduceren tot een cijfer. Sociale professionals kunnen helpen om dat te voorkomen.

Brede welvaart is een al wat langer bestaand concept dat door politici en bestuurders echter pas recentelijk is ontdekt. Vooral in plannen van gemeenten en provincies duikt het steeds vaker op, bijvoorbeeld in de bestuursakkoorden en plannen van Friesland, Limburg en Brabant

Holistische blik op kwaliteit van leven

Waar tot ver in de 21e eeuw het wel en wee van landen werd afgemeten aan de economisch groei, veranderde in de loop van de jaren zeventig en tachtig het perspectief. Onder invloed van de Club van Rome maar later ook het werk van denkers als Amartya Sen, drong steeds meer het besef door dat de welvaart van een samenleving mede bepaald wordt door niet-economische aspecten zoals sociale, ecologische en gezondheidsaspecten

Crux van het concept is het besef dat welvaart diverse levensdomeinen omvat die afzonderlijk en in samenhang moeten worden bezien. Waar welvaart aanvankelijk vooral werd gezien en gemeten vanuit een collectivistisch perspectief - hoe ontwikkelt de samenleving zich? – is er tegenwoordig meer aandacht voor de subjectieve beleving van welvaart, in termen van kwaliteit van leven of zelfs geluk. Oftewel, welvaart staat steeds vaker voor maatschappelijke vooruitgang én individueel welbevinden. Daardoor is welvaart expliciet een normatief begrip geworden, door het Planbureau voor de Leefomgeving samengevat in twee zinnen: ‘brede welvaart gaat in essentie over het welzijn van mensen [en] omvat alles wat mensen van waarde vinden voor het leiden van een goed leven.’

Brede welvaart is sticky concept

Brede welvaart is sticky, het is met andere woorden een concept dat door veel mensen wordt gebruikt, onthouden en onderhandeld. Het doet een affectief appel op verlangens en behoeften - goed leven, geluk, welzijn - en faciliteert discussie en creëert ruimte voor dialoog en actie. Waar het sociaal domein worstelt met wicked problems en complexiteit, creëert brede welvaart ruimte voor verbinding en een gezamenlijke doel. Immers: wie is er tegen brede welvaart?

Tegelijkertijd schuilt er een risico in het gebruik van het concept. Voor het meten van brede welvaart wordt, met een paar uitzonderingen, vooral kwantitatieve data verzameld (bijvoorbeeld de Brede Welvaartsindicator ontwikkeld door de Universiteit Utrecht in samenwerking met de Rabobank of Monitor Brede Welvaart van het Centraal Bureau voor de Statistiek). Daarmee wordt het begrip versmald, niet alle aspecten van brede welvaart zijn immers cijfermatig in kaart te brengen. Als welvaart wordt gereduceerd tot een cijfer, zonder in gesprek te gaan over de waarde van dat cijfer, wordt de normatieve grondslag van het concept verhuld. Wat zegt het als leefomgeving een 6 scoort? Hebben we het goed voor elkaar als we het naar 6.1 krijgen? En hoe belangrijk vinden mensen leefomgeving eigenlijk als het gaat om welvaart?

De reductie van brede welvaart tot cijfers houdt geen rekening met de context waarin die cijfers tot stand komen, met risico op stigmatisering van gebieden waar kwantitatieve indicatoren laag scoren. Een brandmerk dat negatieve invloed kan hebben op het welbevinden van burgers in de betrokken gebieden.

Wanneer politici en beleidsmakers brede welvaart als indicator en als sturingsinstrument gebruiken, moeten zij zich er rekenschap van geven dat burgers verschillende opvattingen en ervaringen hebben met goed leven. Hier vooral toont zich de stickyness van het concept: het aansprekende en appellerende van het concept verhult dat achter zijn diverse dimensies heel verschillende perspectieven schuil kunnen gaan. Ondanks alle dialogen over brede welvaart die in diverse regio’s plaatvinden, worden deze perspectieven zelden op het spits gedreven en de consequenties daarvan voor het concept ‘brede welvaart’ nauwelijks doordacht.

Opgave voor sociale professionals?

Als we brede welvaart serieus willen nemen, moeten we de pluriformiteit in de samenleving erkennen, en de conflicterende visies op ‘goed (samen)leven’ met elkaar bespreken. Het is met andere woorden belangrijk dat politiek en beleid het perspectief van burgers meenemen in het duiden en verder ontwikkelen van de brede welvaart. Sociale professionals kunnen hierbij fungeren als brugfunctionaris tussen staat en burger.

Vooral wanneer brede welvaart een sturingsmechanisme wordt, is het zaak om oog te hebben voor verschillen. Heeft iedereen, ongeacht leeftijd of opleidingsniveau, een even grote stem in de regionale inspanningen om te komen tot brede welvaart? Wie bepaalt de agenda; wie verdeelt de gelden, wie kiest de interventies? Ook hier ligt een opgave voor sociale professionals die vanuit hun kernwaarde – sociale rechtvaardigheid en inclusie – als kritische uitvoerder steeds opnieuw op zoek moeten gaan naar de best haalbare uitkomst voor het zwakste belang.

Brede welvaart is een blijvend begrip: geschikt om vanuit een holistisch perspectief te kijken naar de kwaliteit van leven en naar dat wat mensen van waarde vinden voor het leiden van een goed leven. Het is tegelijkertijd een sticky concept, waarvan we ontwikkelingen en toepassingen altijd kritisch moeten volgen. De sociale professional vervult daarbij de rol van kritische gesprekspartner, zowel van overheid als van burger. Laverend, op zoek naar opheldering en duiding van opvattingen over het goede leven en rechtvaardige interventies die dat mogelijk kunnen maken.

Maja Ročak is onderzoeker & Sabrina Keinemans is lector van het lectoraat Sociale Integratie van Zuyd Hogeschool

 

Foto: emmapatsie (Flickr Creative Commons)