INTERVIEW Francesca Giardini over eerherstel voor de eer

Eer staat in een kwaad daglicht. Ten onrechte, stelt de in Groningen werkzame Italiaanse wetenschapster Francesca Giardini. ‘Eer is een hulpbron, we snakken ernaar.’

‘Vanmorgen las ik over een marathonloper. Een concurrent liep voorop en zou gaan winnen. Maar toen raakte de koploper verward door de richtingaanwijzers en nam een verkeerde afslag. De loper die op de tweede plaats liep, riep de koploper na, stopte en liet hem alsnog winnen. In het interview na de wedstrijd werd hem gevraagd: waarom deed je dat? Hij antwoordde: zo winnen zou mijn eer te na zijn.’

Dat, zegt Francesca Giardini, is wat eer is: het juiste doen omdat je er zelf van overtuigd bent dat dát het juiste is. Giardini is sinds 2016 als onderzoeker verbonden aan de vakgroep sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Ze promoveerde in de cognitieve wetenschappen aan de universiteit van Siena in 2006. Later werkte ze in Rome en Budapest.

Onlangs verscheen van haar het populairwetenschappelijke boek 'Che cosa resta dell'onore. Perché ne abbiamo ancora bisogno' (Wat is er over van eer en waarom hebben we het nog steeds nodig). Het is een nieuw deel van de in haar geboorteland Italië populaire serie ‘Om een idee te krijgen over…’. Bedoeld voor een hoogopgeleid maar breed publiek, met veel voorbeelden uit de literatuur, films en liedjes. Eerder schreef ze in dezelfde reeks een boek over wraak.

‘Ik was nogal ontevreden over de manier waarop eer in de media en in het publieke debat te boek staat’, zegt Giardini. ‘Eer wordt beschouwd als iets negatiefs. Als het over eer gaat, gaat het over eerwraak. Meer niet. Toch is er zo veel meer over eer te zeggen.’

Eer, schrijf je ook zelf, klinkt nogal stoffig, als iets uit de Middeleeuwen.

‘Precies. Maar dat is niet terecht. Sommigen beweren dat eer tegenwoordig heeft plaatsgemaakt voor fame, roem. De begrippen lijken op elkaar. Maar eer is meer. Eer is niet alleen iets dat je wordt toegedicht door anderen, maar ook een verzameling innerlijke waarden. Eer is zowel intrinsiek als extrinsiek, een verbinding tussen het individu en de groep. Eigenwaarde, maar ook jouw waarde in de ogen van anderen. Die twee moeten samenvallen.’

‘Onze taal is doordrenkt van eer. Tegelijkertijd lijkt het een leeg begrip. We gebruiken het, maar geloven er niet in. Met dit boek wilde ik aantonen dat eer nog steeds erg belangrijk is. Eer is een hulpbron, we snakken ernaar.’

Waarom is eer nog steeds belangrijk?

‘De Engels-Amerikaanse filosoof Kwame Anthony Appiah schreef een boek over eer als motor van morele revoluties: The Honor Code. Hij wijst op de invloed van eer op het verdwijnen van het duelleren in het negentiende-eeuwse Europa, en van voetenbinden in China. Dat zou met eerwraak ook zo kunnen gaan. Als we de waarden erachter kunnen doorgronden en de consequenties van oneerbaarheid begrijpen, is dat een aanknopingspunt voor het bestrijden ervan. Bijvoorbeeld door eer voor nieuwe generaties migranten te verbinden aan positieve uitkomsten.

Wat we vaak over het hoofd zien, is de collectieve dimensie van eer. Als je je eer verliest, word je uit de groep verstoten. En met jou je hele familie – met alle consequenties van dien. Soms is gewelddadig gedrag daardoor in zekere zin ‘rationeel’: een manier om je overige kinderen en je familie in de gemeenschap te handhaven. In sommige culturen is dat een zaak van leven of dood.

De disciplinerende kracht van eer wordt onderschat. Juist iets als beroepseer zou zaken als fraude in de wetenschap kunnen tegengaan. Als je weet dat iets slechts doen er niet alleen toe leidt dat je ontslagen wordt maar ook verstoten door collega’s en je status en erkenning verliest, gaat daar een sterke preventieve werking van uit.’

Maar neem Harvey Weinstein. Was zijn aanzien niet juist een hulpbron die maakte dat hij zo over de schreef kon gaan?

‘Je kunt constateren dat verwerpelijk gedrag zoals aanranding in eerste instantie niet als zodanig werd beschouwd door de referentiegroep – de mensen in de filmindustrie. Zij beschouwden zijn gedrag min of meer als acceptabel. Eerdere beschuldigingen werden genegeerd. Maar nu is er een kantelpunt bereikt: mensen konden het niet langer negeren en mensen begonnen te praten. De groep herdefinieerde de erecode: dit is ontoelaatbaar en oneerbaar. Idealiter zou dat dergelijk gedrag moeten uitbannen. Zonder de groep gaat dat niet.’

Oud-PvdA-voorzitter Hans Spekman zei ooit: ‘De Marokkanen die niet willen deugen moet je vernederen, voor de ogen van hun eigen mensen.’ Een effectieve strategie?

‘Alleen als mensen die die jongens erkennen als leden van hun eigen groep dat doen: hun broers, hun vader, religieuze leiders. In een ideale wereld zou ook hun Nederlandse leraar of hun Nederlandse vrienden daartoe gerekend worden. Maar in de praktijk zal dat vaak niet zo zijn.

In diasporagemeenschappen wordt  vaak meer waarde gehecht aan traditionele waarden dan in gemeenschappen van herkomst. Het is een manier om identiteit te bestendigen die ‘bedreigd’ wordt in het nieuwe land. Je wilt vasthouden aan iets dat je kent.’

Zie je een rol weggelegd voor eer in beleid?

‘Om eer te laten werken, heb je de groep nodig. Het vergt impliciete regels waar mensen het over eens zijn: wat is goed en wat is slecht? Er moet een standaard zijn, en afwijking daarvan moet afgestraft worden. Onder die twee voorwaarden zou het kunnen werken. Bijvoorbeeld in geval van eerwraak zou je mensen ervan moeten overtuigen dat zij niet gewelddadig hoeven te zijn om hun eer te redden. Zeker niet in westerse culturen.’

‘Gebruiken’ is misschien niet het goede woord. Maar eer is een sterke intrinsieke motivatie voor het bevorderen van moreel gedrag. Thuis, op het werk – in allerlei contexten. Maar daarvoor moeten we begrijpen dat eer een psychologische basis heeft, zoals de behoefte erbij te horen. Eer socialiseert ons.’

‘Eer is ook niet voorbehouden aan conservatief rechts. Moreel gedrag is een progressieve waarde, en eer is een motivatie voor moreel gedrag: mensen met waardigheid behandelen, het recht gerespecteerd te worden maar ook de plicht anderen te respecteren. Het juiste doen omdat het simpelweg het juiste is, niet omdat je er erkenning voor krijgt. Natuurlijk, wat ‘het juiste’ is, is deels cultureel bepaald. Maar er zijn ook meer universele geboden, zoals het helpen van iemand in nood.’

Jurre van den Berg is redacteur van socialevraagstukken.nl en correspondent Noord-Nederland bij de Volkskrant.

Foto: Rita Smaniotto

Dit artikel is 2734 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Eer is gebonden aan 1. vaste Positie, ‘de Koning wordt altijd geëerd’, 2. incidentele Prestatie. Omdat eens verleende eer je kan blijven aankleven, is het verschil niet absoluut en bepaal ik mij demonstratief tot het tweede punt.

    Eer wordt bewezen door ‘anderen’ , is sociaal, maar betreft hoe materieel ook ingekleed geen economische transactie. Eer schept altijd minstens een moment van ongelijkheid, de economische ruil bevat er altijd een van gelijkheid.

    Tussen enerzijds hen die de eer verwerven en anderzijds wie haar toekennen, moet een consensus bestaan over wat eerbaar is. Deze overeenstemming kan alleen al om praktische redenen nooit ad hoc worden uitgevonden, en moet zij dan om zo te zeggen op voorraad liggen en onmiddellijk afroepbaar. In dit verband mogen wij spreken van Cultuur. Cultuur is noodwendig een ‘plurale tantum’ en hebben we dus te maken verschillende Culturen

    Dit beseffend moeten we er dan rekening mee houden dat wat EER hier is, elders collectief als Oneerlijk wordt afgewezen. Verder mag je globaliserend ook bevroeden dat de ene Cultuur eervoller (hoffelijker) is dan de andere. En dat weten wij ook. Zo doet Nederland er weinig aan, de Mafia veel meer. De economie staat ons in de weg en Nederland is een Economisch land. Eer en economie zijn sterk gescheiden, stelde ik boven, en dan moet je kiezen. Nederland heeft gekozen voor de Economie! ‘Eer, wat koop je ervoor’, is er een gevleugeld woord.

    Representanten van vreemde culturen die zich hier in het kader van de Nederlandse Massa Immigratie hebben gevestigd, zullen ons nu mores leren.

    Illustraties
    1) Er is in India het kaste-dharma en wie van een ander kaste is, kan barsten. Zo’n iemand, wanneer hij te water is geraakt en wat naspartelt – anders heeft het geen zin meer – met gevaar voor eigen leven proberen eruit te halen om hem van de verdrinkingsdood te redden, geeft in India geen verdienste (EER). Integendeel is het een ongewenste interventie in de voltrekking van iemands lot (dharma). Ook Gandhi zag geen heil in het bouwen van ziekenhuizen en bestrijden van het universele menselijk lijden. Door te lijden en het te dulden, meende hij, betaalden mensen hun schuld af, en daar moest je niet tegen ingaan.

    2) Ook in China wordt traditioneel of modern het spelen van de rol van reddende engel niet gewaardeerd (GĖEERD). Je leven of eigendom ten gunste van een relatief vreemde op het spel zetten, wordt beschouwd als ondankbaarheid jegens je ouders aan wie je je leven te danken hebt. Wat de brandende vraag oproept hoe de Chinezen denken over een land als Nederland, en over Nederlanders, als hun verzoek om vestiging hier wordt ingewilligd. Misschien vinden ze ons t i = 1. Barbaren van het Noorden.

    Ten slotte nog een opmerking n.a.v. Giardini’s: ‘De disciplinerende kracht van eer’ wordt onderschat.
    Misschien geldt deze bewering voor Nederland, maar denk ik bijv. niet voor de mafia. Daar kun je als individu inderdaad aan die disciplinerende kracht kapot gaan.
    En inderdaad zou ‘beroepseer fraude in de wetenschap kunnen tegengaan’, maar die minstens zo goed ook kunnen bevorderen. En dat gebeurt.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *