INTERVIEW Onderzoekster Amy-Jane Gielen over radicalisering bij rechtse en moslim jongeren: Een kwestie van identiteit

Rechtse radicalisering en moslimradicalisering bij jongeren vertonen opvallende overeenkomsten, ontdekte onderzoekster Amy-Jane Gielen van de Universiteit van Amsterdam. Ze interviewde jongeren van de rechts-radicale organisatie Voorpost en onderzoekt momenteel in opdracht van het stadsdeel Slotervaart het anti-radicaliseringsbeleid.

Het begon met een bericht in de plaatselijke krant Almere Vandaag. Amy-Jane Gielen: ‘Er stond in dat een groep van acht gemaskerde mannen een groep krakers uit een pand had gejaagd en het gebouw in brand had gestoken. De groep werd door de politie opgepakt. Op internetsites als Indymedia en Ravage Digitaal werd gesuggereerd dat het om neonazi’s zou gaan van de rechts-nationalistische organisatie Voorpost. Dat triggerde mij, omdat ik zoiets eerder had verwacht in Venlo en niet in de Randstad. Ik werd nieuwsgierig: wie waren ze en wat motiveerde hen? Via via kwam ik erachter waar die jongens vastzaten. Een van hen heb ik toen een brief geschreven en uitgelegd dat ik wilde weten hoe ze tot hun actie waren gekomen. Ik mocht hem bezoeken, en via hem heb ik contact gelegd met de anderen. Ik heb niet tegen de gevangenis gezegd dat ik een onderzoek deed, want dan moet je een apart verzoek bij de directeur indienen, en dat leek me te omslachtig. Ik heb me voorgedaan als bezoeker. Een recorder of een pen of papier meenemen, was uit den boze. Op de achterkant van een kleurplaat heb ik aantekeningen gemaakt.’

Je wist hun vertrouwen te winnen. Waarom lukt dat journalisten bijna nooit?

‘Dat heb ik me ook wel afgevraagd. Maar zij hadden het gevoel dat ze bij mij hun verhaal kwijt konden. Journalisten bestempelen hen snel als louter neonazi’s en Hitler-aanhangers, terwijl ze zichzelf in de eerste plaats zien als mensen die zich heel veel zorgen maken om Nederland. Over drugsgebruik, een pedofielenpartij, krakers, en ze vinden Nederland natuurlijk zwak tegenover immigranten.’

De jongens die jij sprak, waren uitgesproken antizionistisch en anti-Amerikaans en voelen zich zelfs verwant met Hamas en Hezbollah. Dat sluit toch helemaal niet aan bij hun leefwereld in Almere?

‘Dat is een ontwikkeling richting radicalisering die ze doormaken, het hoort bij hun identiteitsvorming. Je kan moeilijk zeggen dat de joden en Amerikanen hun iets hebben aangedaan, maar ze vinden de VS wel een grote “volkerenmoordcentrale”. Ze zijn vaak heel intelligent, lezen Mein Kampf, heel taaie stof, en als ze op hun borrelavond discussiëren over de multiculturele samenleving dan is dat inhoudelijk. Wilders is populair, maar ze vinden hem ook een zionist en een “jodenpijper” vanwege zijn sympathie voor Israël. President Ahmadinejad van Iran is hun held omdat hij openlijk de holocaust ontkent. Ze zijn ook niet tegen moslims, zolang die maar in hun eigen land blijven.’

Je vergeleek je bevindingen in Almere met wat we weten van radicaliserende moslimjongeren. Je ziet bij beide geradicaliseerde groepen een goed vergelijkbaar proces van identiteitsvorming.

‘Ja. Ik stel identiteit centraal, dat is tot op heden heel weinig gebeurd, vooral niet bij rechts-radicalen. Volgens de psychologie en de sociologie is iemands identiteit geen vast gegeven, maar verandert die voortdurend. Bovendien hebben mensen meerdere identiteiten, omdat ze deel uitmaken van verschillende groepen: van een vriendengroep, een religieus netwerk, school, werk enzovoort. Die verschillende identiteiten worden gevormd in verschillende interpersoonlijke relaties, en de meeste mensen passen hun gedrag aan aan de rol of de identiteit waarin ze zich op dat moment bevinden. Geradicaliseerde jongeren doen dat niet, die zijn overal radicaal. Ze hebben zichzelf in een hokje gestopt na een schokkende gebeurtenis. Dat kan persoonlijk zijn. Een jongen van Voorpost in Almere zag hoe een oude mevrouw op straat werd beroofd door een groep Marokkaanse jongens. Het kan ook een grote gebeurtenis zijn, zoals 11 september of de moord op Van Gogh. Maar ze hebben dan al een omgeving van interpersoonlijke relaties die dat mogelijk maakt. Ouders, medeleerlingen of de school, waardoor ze al een beetje in de richting van dat hokje zijn geduwd.’

Eenmaal in dat hokje gaat het snel.

‘Ze gaan op zoek naar herkenning en erkenning, ze verdiepen zich, bezoeken websites, lezen boeken. Vervolgens vinden ze nog meer herkenning en erkenning in een groep van gelijkdenkenden. Zo ontstond die groep in Almere. Ik heb het ook zien gebeuren bij een groep meiden van de zuivere islam. Ze gaan naar lezingen, huiskamerbijeenkomsten. Ideeën veranderen en radicaliseren. De jongens in Almere waren eerst tegen geweld, want ze waren boos over de criminaliteit. En vervolgens worden ze in zo’n groepsproces zelf gewelddadig. Zowel rechtse als moslimradicalen spreken ook over “een warm bad”, over “thuiskomen”, als ze zich aansluiten bij  hun groep. En dan word je ook sterk gestimuleerd om die ideologie uit te dragen.’

Internet speelt een grote rol in radicalisering.

 ‘Ja, als je op zoek gaat naar je identiteit en je wilt meer weten over de islam, dan kom je op al snel op een orthodoxe site uit, want daar zijn er gewoon veel meer van. En als je je erg zorgen maakt over de Nederlandse maatschappij en je op zoek bent naar harde standpunten over allochtonen, dan kom je ook al vlug op sites als Stormfront en Holland Hardcore.’

Vervolgens helpt de buitenwereld niet echt om daar weer uit te komen. De school laat het afweten.

‘De school bij de Voorpost-jongens was heel laconiek en laks. Een jongen die in een spreekbeurt de holocaust ontkende, kreeg wel een gesprek met zijn mentor, maar verder gebeurde er niets. In een ander geval werd een jongen juist continu op het matje geroepen door de directeur. Die bood hem een “cursus hersenspoeling” aan, zoals hij het noemde. Hij voelde zich de pispaal van de school. In beide gevallen werd er niet adequaat gereageerd. En nu die jongens in Almere inmiddels uit de gevangenis zijn, zijn ze niet meer welkom op hun oude school. De school is bang voor nieuwe problemen. En de reclassering laat het ook afweten, die helpt niet met werk en school, er is een enorme wachtlijst, ze monitoren slechts – en zelfs dat doen ze op afstand.’

Wat kunnen scholen dan doen?

‘Minister Ter Horst stelde vorig jaar voor om leraren een cursus te laten volgen zodat ze radicalisme vroeg kunnen signaleren. In de media en door onderzoekers werd daar heel laconiek over gedaan, omdat was gebleken dat er maar twee of drie meldingen van radicalisme waren geweest. Maar ik vind dat uit de verhalen van de Voorpost-jongeren blijkt dat de ernst van radicalisering helemaal niet wordt herkend op school. Met zulke jongens moet je een goed inhoudelijk gesprek aangaan, en ook met hun ouders. Dat gebeurt nu niet, en dus is een cursus voor leraren geen overbodigheid. Ze missen de handvatten, ook om met radicale moslims om te gaan. Op een school in Almere wilden orthodoxe moslims een gebedsruimte. De school zei simpelweg “nee” en daarmee was het gesprek afgelopen.’

Wie vormen eigenlijk een groter probleem: rechts-radicale jongeren of radicale moslimjongeren?

‘Er zijn veel meer gewelddadige incidenten met rechts-radicalen dan met radicale moslimjongeren. Volgens een enquête in opdracht van de VNG hadden vorig jaar zeker 27 van de 75 gemeenten last van gewelddadige rechts-radicale incidenten. Het is een groter probleem dan moslimradicalisering, en dat wordt te weinig erkend. Maar onder moslims is er wel een steeds grotere groep die wordt uitgesloten, of zich laat uitsluiten, bijvoorbeeld omdat ze niet willen werken omdat je dan in contact komt met mannen. Die groep radicaliseert sneller omdat ze geen binding heeft met de samenleving.’

In Slotervaart in Amsterdam onderzoek je nu het anti-radicaliseringsbeleid van het stadsdeel. Er zijn onder meer tweewekelijkse ‘interreligieuze dialogen’ gehouden tussen moslims en christenen over Bijbel- en Koranteksten. Helpt dat?

‘Dat is nou het ingewikkelde met preventie: hoe meet je dat iets is voorkomen? Het goede is wel dat er zogenaamde apolitieke salafi-jongeren aan meedoen, en die wil je in een gematigde moskee hebben, want zij hebben de potentie om radicaal te worden, bijvoorbeeld doordat ze worden getriggerd door de film van Wilders. In het begin van die dialogen waren die salafi-jongeren er heel erg op uit om de christenen te bekeren. Nu gaan ze de dialoog aan, zijn ze minder fel en betweterig. Ze gaan zelfs op bezoek in een kerk, met allemaal “afgodsbeelden”. Dat doorbreekt het wij/zij-denken. Maar of het werkt – dat weet je pas achteraf als er niemand radicaal is geworden.’

Je moet dus niet te scherp optreden tegen radicale uitingen. Een straatcoach die geen hand wil geven?

‘Tolerantie is inderdaad heel belangrijk. Die straatcoach wil zich wél inzetten voor de maatschappij. Wat in de media ook onderbelicht bleef, is dat hij altijd een diepe buiging maakt voor vrouwen. Dat vind ik nog veel respectvoller dan een hand geven. Maar de tegenstanders, zelfs drie PvdA-deelraadsleden in Slotervaart, vonden dat de straatcoach ontslagen moest worden.’

Wat is je advies aan Slotervaartstadsdeelvoorzitter Marcouch?

‘Het belangrijkste is dat je voorkomt dat die jongeren in een isolement raken, daar werken ze in Slotervaart ook aan. Een baan, school, het organiseren van contacten – daar gaat het om. Ik zie nu bij die moslima’s van de zuivere islam dat ze niet met Nederlanders omgaan, dat ze niet weten wat Nederlanders bezighoudt. Er is een heel kleine kring van zusters, moeders, medemoslima’s. Ze kunnen een duwtje van buiten goed gebruiken. Zoals bijvoorbeeld gebeurt met een andere activiteit in Slotervaart, de socratische gesprekken onder leiding van een imam. Daarin worden zelfkritiek en zelfstandig denken geoefend. Ook hier gaat het om het bieden van een laagdrempelig alternatief voor de orthodoxe Al Tawheedmoskee.’

Critici van zulk beleid vinden dat een overheid zich niet met religie moet bemoeien. Dat het dubieus is dat een overheid de sociaal-democratische islam van Aboutaleb en Marcouch propageert, en de radicale salafi’s probeert te  ontmoedigen.

‘Ik vind niet dat de overheid in Amsterdam of Slotervaart een bepaalde religie verspreidt. Het probleem is dat een marginale groep orthodoxen een enorm aanbod heeft op internet en in het lezingencircuit. Orthodoxen zetten zich nu eenmaal graag in voor hun religie en offeren er al hun vrije tijd voor op. De gematigden en liberalen doen dat minder, die hebben niet die drive, en dus is hun aanbod ook gering. En als je dan ziet dat zo veel jongeren bij de radicalen dreigen uit te komen, dan vraag ik me af: wat willen we nou? Moet je dan zó strikt vasthouden aan de scheiding tussen kerk en staat? Dan heb ik liever dat we de gematigden betalen, zodat het aanbod meer in evenwicht is; orthodoxen worden immers ook geholpen, door Saoedische geldstromen. En je ziet dat die socratische gesprekken nu stilliggen in Slotervaart omdat het stadsdeel nog geen beslissing heeft genomen om het vervolg te financieren.’

Marcel Ham is hoofdredacteur van TSS.

Amy-Jane Gielen werkt als onderzoeker en adviseur bij A.G. Advies. Zij promoveert aan de UvA op de effectiviteit van antiradicaliseringsbeleid. Deze maand verschijnt bij uitgeverij Aksant haar boek ‘Radicalisering en identiteit. Radicale rechtse en moslimjongeren vergeleken’. ISBN 978-90-5260-301-8.