INTERVIEW Socioloog en geograaf Justus Uitermark: ‘Corona is een les in wederzijdse afhankelijkheid’

Een enorm opgewekte solidariteit, ervaart socioloog Justus Uitermark in de eerste periode van corona. En nieuwe vormen van interactie. Maar hij vreest ook gruwelijke gevolgen.

Justus Uitermark beleeft fascinerende coronatijden: ‘Die stilte, het is net alsof je in het volle daglicht ’s nachts over straat loopt. Ik heb dat in mijn leven nog niet meegemaakt.’ Maar hij maakt zich ook zorgen. ‘In delen van landen als Ghana of India is social distancing volstrekt onmogelijk. Het angstbeeld is dat de longen van mensen het begeven maar dat er geen beademingsapparatuur voor handen is. Mensen die naar adem liggen te happen zonder dat er iets aan gedaan kan worden; het is een gruwelijk vooruitzicht.’

Nadat hij in het verleden als hoogleraar samenlevingsopbouw onder veel meer publiceerde over zelforganisatie, kijkt hij sinds kort als hoogleraar stadsgeografie hoe mensen in verschillende steden tot collectieve actie komen. In de Ghanese hoofdstad Accra bijvoorbeeld, waarop hij vanuit Amsterdam een bijzonder zicht heeft door de buurtapp waar hij in zit. ‘Daar wordt voortdurend informatie gedeeld over handen wassen en social distancing. Mensen hebben daar dezelfde zorgen, volgen soortgelijke richtlijnen als hier. Het is een mondiale synchronisatie die ik niet voor mogelijk had gehouden, de hele wereld is ervan doordrongen.’

Toch pakt de crisis heel ongelijk uit.

‘Er rijdt in Amsterdam een bus rond met een speaker waaruit in verschillende talen schalt: corona discrimineert niet, iedereen kan het krijgen. Dat klopt tot op zekere hoogte. Wat opviel aan de eerste verspreiding is de schijnbare willekeurigheid: je zou op voorhand niet verwachten dat na China landen als Iran en Italië zich als brandhaarden zouden ontwikkelen. Besmettingen blijven niet beperkt tot een groep of plaats. Maar met het verstrijken van de tijd lijkt het virus zich te voegen naar bestaande patronen van ongelijkheid.’

‘Ik vrees dat het virus zich veel meer zal gaan verspreiden naar de minder geprivilegieerden, omdat zij zich social distancing en een doktersbezoek minder kunnen veroorloven. In New York zijn besmettingen in kaart gebracht en die concentreren zich in de arme en zwakke wijken. In Istanbul is gekeken waar mensen social distancing in acht nemen en dat gebeurt, begrijpelijkerwijs, vooral in de rijkere gebieden. Ook in Fortaleza in Brazilië zien onderzoekers dat het virus zich eerst concentreerde in elitebuurten maar nu vooral volkswijken bedreigt. Het is alsof het virus onbevangen ter wereld kwam maar in rap tempo leert waar de zwakste groepen te vinden zijn.’

In Nederland lijken we behoorlijk zelforganiserende burgers die geen lockdown nodig hebben.

‘We weten nog niet of een lockdown groot verschil maakt voor de gezondheid. Het wordt interessant als we straks rekkelijke landen als Nederland en Zweden kunnen vergelijken met striktere landen als België en Frankrijk.’

‘Opvallend is dat burgers in Nederland doorgaans verder gaan dan wat wordt gevraagd. We conformeren ons graag aan de regels. Je ziet dat er enorm veel ergernis is over de mensen die zich er niet aan houden, zelfs over mensen die in een natuurgebied of op een strand gaan wandelen, en keurig anderhalve meter afstand bewaren. Conformisme en de afschuw van overtreders zijn een bron van saamhorigheid.’

Wat betekent de afwezigheid van fysiek samenzijn voor ons samenleven en werken?

‘Met socioloog Randall Collins denk ik dat fysiek samenzijn noodzakelijk is voor het opwekken van emotionele energie. En die emotionele energie is waar alle betekenisvolle sociale relaties op zijn gestoeld. Op veel plekken lukt het nu nog wel om het gebrek aan fysiek contact te ondervangen, maar dat kun je denk ik niet eindeloos volhouden. Familie, vrienden, een bedrijf of instituut – het draait uiteindelijke allemaal om fysieke interactie, om emotionele energie.’

‘Dat is ook waarom je scholing niet alleen online kunt organiseren. Het gaat niet alleen om kennisoverdracht. Heel belangrijk is aanwezig zijn, onderdeel uitmaken van een collectief, een bepaalde betrokkenheid. Je tot anderen verhouden, elkaar in de ogen kijken. Het wordt moeilijker om de motivatie erin te houden als je langer alleen bent.’

Zou in plaats daarvan die bevlogenheid via Zoom kunnen komen? Jij had gisteren nog een Zoom-party.

‘Dat Zoomfeestje was heel interessant. Vrienden van ver buiten Amsterdam zijn er normaal niet bij maar nu waren ze er. Misschien krijgen lange-afstandsrelaties nu meer betekenis. Het bleek ook mogelijk om met elkaar hard te lachen en lang te discussiëren; iets wat ik eerder niet via videobellen deed. Maar een deel van de charme van het Zoom-feestje waren de nieuwigheid en gedeelde corona-ervaringen. Ik zag ook al de beperkingen. Je kunt je niet afscheiden en met iemand op de bank gaan zitten, of in de keuken. Nu zie je op je scherm dat mensen afhaken, iets anders gaan doen.’

‘We zijn nog volop aan het experimenteren met nieuwe vormen van sociaal contact, waarbij we fysiek contact wordt geminimaliseerd en sociaal contact gemaximaliseerd. En voor een deel vallen we terug op een oud repertoire. Bellen! Niemand belde toch meer? Dat deed je in sommige gevallen nog met familie, maar nu bel ik zelfs weer met collega’s.’

Hoe gaat het met de verbondenheid als je om je heen kijkt?

‘De verbondenheid is groot. We kijken ook wereldwijd allemaal naar hetzelfde nieuws, moeten allemaal binnen blijven, stellen ons dezelfde vragen. Het is synchronisatie die nog veel verder gaat dan na de aanslagen van 11 september, omdat we dit ook allemaal voortdurend aan den lijve ervaren én real-time die ervaringen kunnen delen via whatsapp of signal, videoconferencing of sociale media. De mensheid is hechter en directer verbonden dan ooit te voren. Het is fascinerend om er deelgenoot van te zijn.’

‘De socioloog Bram de Swaan liet zien hoe cholera in de negentiende eeuw diende als aanjager van sociale veranderingen. Door cholera realiseerde de elite zich dat ze zich niet kon afsluiten van de misère aan de onderkant van de samenleving, met als gevolg een ongekende inspanning om de gezondheid en het welbevinden van de gehele bevolking te vergroten, onder meer door moderne waterleidingen. Het corona-virus doordringt ons ook van die wederzijdse afhankelijkheidsrelaties oftewel interdependenties.’

‘We zijn ons nu nog meer bewust van die interdependenties omdat we allen ons individuele gedrag aanpassen om gezamenlijk verspreiding af te remmen. Dat we niet zeker weten of we het virus dragen of doorgeven versterkt dat nog: we moeten ons constant bedenken hoe de meest triviale handelingen – het vasthouden van een winkelmandje of een deurklink – verregaande gevolgen kan hebben. Het virus leert ons hoezeer we van elkaar afhankelijk zijn.’

Wat valt je het meest op als je naar Nederland kijkt?

‘De solidariteit is voor mij het belangrijkste verhaal. Er is een heel sterk gevoel van “dit treft ons allen en hier moeten we allemaal een bijdrage aan leveren”. De bandbreedte waarover we van mening verschillen is enorm smal, het gaat om een complete lockdown of een vrijwel complete lockdown. In één dag was er een noodpakket van miljarden samengesteld waar alle partijen in de Tweede Kamer mee instemden.’

‘Heel bijzonder vind ik ook de boodschap die de overheid nu uitzendt. Het verhaal was voorheen altijd dat van wantrouwen, vanuit het idee dat mensen die hun hand ophielden niet te veel moesten krijgen en dat daar strenge eisen aan gesteld moesten worden. En nu lijkt dat vergeten, het geld wordt in vertrouwen gegeven. De boodschap is ongeclausuleerd: u kunt rekenen op ons, wij staan achter u. Dat heb ik mijn hele leven nog niet gehoord!’

SCP-directeur Kim Putters voorziet een herwaardering van de publieke voorzieningen.

‘Dat zie ik ook wel. Iemand op Twitter zei: print de lijst van vitale beroepen uit en hang die aan de muur bij de kabinetsvergaderingen. Een rake opmerking. We zijn ons meer bewust van wat en wie de samenleving draaiende houdt. Hopelijk zal dat besef beklijven. Een monument op het Binnenhof zou ook een goed idee zijn.’

Anderen verwachten het einde van het neoliberalisme.

‘Dat is te vroeg. Maar het type maatregelen is heel anders dan na de crisis in 2008. Toen zag je al snel een intensificatie van het neoliberalisme, nu is alles heel sterk gericht op het beschermen van mensen en hun banen. Het neoliberalisme lijkt tijdelijk opgeschort. Er is in ieder geval de mogelijkheid tot bezinning. Ik zou het teleurstellend vinden als ons idee over de toekomst beperkt blijft tot het herstellen van wat er was. Nu onze wederzijdse afhankelijkheden zo zichtbaar en voelbaar zijn geworden moeten we op basis daarvan weer gaan opbouwen.’

Terug naar de voordeur, je had het in een lezing onlangs over het gezin als nucleaire eenheid.

‘Met de terugloop van het kinderaantal, de groei van verhuismobiliteit en de emancipatie van het individu heeft de familie – in het Engels, the extended family – aan belang ingeboet. Die lange-termijnontwikkeling krijgt nu nog een stoot. Mijn wereld is enorm gekrompen, mijn relaties beperken zich tot mijn vrouw en zoon. In het algemeen beperken de relaties van de meeste mensen zich nu tot een paar gezinsleden, er zijn geen ontmoetingen meer met opa’s en oma’s. We hebben ons teruggetrokken in sociaal-virologische verbanden: de verbanden waarin we het risico van besmetting voor lief nemen. Die verbanden zijn nog kleiner en selectiever dan we gewend waren. Kwetsbare, eenzame ouderen hingen al met een draadje aan de samenleving, broze relaties die nu nog meer onder druk komen.’

‘Maar ook hier zie ik toch, ik kan het niet helpen, een positieve ontwikkeling: juist doordat we ons bewust zijn van de repercussies van het virus en de maatregelen kunnen we er wat aan doen. Ik bel nu elke dag met mijn moeder. Maar natuurlijk realiseer ik me dat voor veel mensen er niet zo’n silver lining is. Ze zijn nu alleen en worden voortdurend geconfronteerd met hun kwetsbaarheid.’

Het gebrek aan fysiek contact maakt het werk van sociaal werkers moeilijker.

‘Dat is heel zorgelijk. Die huisbezoeken en keukentafelgesprekken kwamen natuurlijk wel ergens vandaan. Namelijk dat voor sommige mensen de bureaucratie weinig begaanbaar is. Die nabijheid krijgt nu een enorme klap. Maar misschien is er ook een andere kant. Elke sociale professional moet nu een manier vinden om betekenisvol contact te organiseren. Zelfs als straks alles weer normaal is, is het nu belangrijk om mensen op te zoeken, desnoods door op het raam te kloppen.’

‘Opvallend is overigens dat de buurt aan belang wint als plek waar solidariteit wordt georganiseerd. Digitale buurt- en lokale vrijwilligersplatforms kenden een enorme toeloop van mensen die hulp wilden aanbieden. De vraag is wel of het aanbod en de vraag op elkaar aansluiten. Ik begeleid het promotieonderzoek van Eva Mos en uit haar resultaten blijkt dat aanbieders van coronahulp vaak incidentele en vrijblijvende hulp willen geven terwijl vragers naar mijn indruk vooral behoefte hebben aan duurzame hulp en een netwerk waarop ze kunnen terugvallen. Zo’n mismatch betekent dat vraag en aanbod niet automatisch in elkaar vallen zoals bijvoorbeeld bij Uber wel het geval is. Daarin schuilt een uitdaging voor sociaal werkers die, in dit geval, ook platformbeheerders kunnen zijn.’

Wat ziet de stadsgeograaf op straat?

‘Wat steden voorheen kenmerkte is er opeens niet meer. De grote dichtheden, de verbindingen: ze zijn tijdelijk verdwenen. Het openbare leven in steden is veel meer gaan lijken op het leven daarbuiten. Hartstikke interessant.’

‘Ik verwacht dat ons gevoel voor de gepaste afstand ook na het overwaaien van het virus veranderd zal zijn. Ik was vorig jaar kort in Ghana en daar is het ongepast om je linkerhand te gebruiken om bijvoorbeeld te zwaaien of te wijzen. Na meer dan een jaar ben ik me er nog steeds bewust van als ik dat toch doe. Op dezelfde manier zullen we omgangsvormen van de coronatijd met ons meedragen zelfs nadat de crisis voorbij is. Een handdruk, een knuffel: ze zullen terugkomen maar houden nog lange tijd een andere lading.’

Wel een beetje armoedig.

‘Nee, echt niet. Ik zie bijvoorbeeld nieuwe vormen van straatballet: mensen die omzichtig om elkaar heen manoeuvreren, verontschuldigend lachend. Het creëert een nieuw soort verbondenheid. Dat is niet armoedig, of saai, het is ook rijk. Het leven is minder gejaagd, meer overwogen. Elke beweging, elk contact wordt bewust beleefd. We moeten ons voortdurend afvragen wat essentieel is. Het is wel inmiddels eentonig. Elke dag lijkt op elkaar.’

Justus Uitermark is als geograaf en socioloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is hoogleraar stadsgeografie en was eerder bijzonder hoogleraar samenlevingsopbouw aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Marcel Ham is hoofdredacteur van socialevraagstukken.nl.

 

Foto copyright: Dirk Gillissen