Voor ons onderzoek bestudeerden wij – C4Youth, de Academische Werkplaats Jeugd Groningen – jeugdigen en hun ouders die instroomden in de jeugdhulp en vergeleken hen met jeugdigen die geen jeugdhulp ontvingen. We keken naar de psychosociale problemen waarmee jongeren en kinderen bij jeugdhulp binnenkomen, naar de verwachtingen die ze vooraf hadden en in hoeverre hun problematiek afneemt na drie en na één jaar.
Kinderen en ouders verwachten vooral problemen
Veel ouders en jongeren verwachten op voorhand dat de hen aangeboden jeugdhulp niet zal werken en dat de relatie met de hulpverlener niet goed zal zijn. Dit is een opmerkelijke bevinding, juist omdat we ook zien dat het met een substantieel deel van de kinderen, jongeren en gezinnen die zorg ontvangen in de loop van de tijd beter gaat. Daarnaast verwachten ouders en jongeren problemen die te maken hebben met de behandeling zoals kosten, duur en afstemming.
Er is een belangrijk verschil tussen mensen die nooit eerder met jeugdhulp in aanraking kwamen en mensen voor wie dit wél geldt. De eerste groep verwacht namelijk vaker dat de aangeboden hulp niet zal werken. De tweede groep ziet vooral praktische obstakels zoals rond vervoer of oppas.
Ouders schamen zich vaak
Uit eerder onderzoek van C4Youth blijkt dat ouders zich vaak behoorlijk schamen voor het feit dat hun kind een probleem heeft. Zij zijn bang dat het dan lijkt alsof de opvoeding niet goed is verlopen.
Bovendien speelt opleidingsniveau een rol. Ouders met een relatief laag opleidingsniveau schrijven problemen bij hun kind vaker toe aan toeval, en verwachten ook vaker dat deze problemen vanzelf wel over zullen gaan. Hoger opgeleide ouders wijden de problemen vaker aan hun eigen manier van opvoeden en hebben hierdoor ook sneller de neiging om professionele hulp te zoeken.
Ook financiën spelen een rol: bij één op de vijf ouders speelde de eventuele eigen bijdrage een rol bij de overweging om professionele hulp in te schakelen (Van Eijk et al., 2014).
Lage verwachtingen staan adequate behandeling in de weg
De lage verwachtingen van een aanzienlijk deel van de jongeren en ouders kunnen een adequate behandeling van de problemen in de weg staan. Allereerst melden mensen zich hierdoor mogelijk te laat bij hulpverleningsinstanties. Daarnaast kan het ook de effectiviteit van de hulpverlening in de weg staan. Wie te laat om hulp vraagt, heeft een grotere kans dat de problematiek inmiddels verergerd is. Daardoor is wellicht ‘zwaardere’ en duurdere zorg nodig. Zorg wordt dan dus nodeloos duurder.
Bovendien geldt dat wie weinig verwacht van de aangeboden zorg, er in het algemeen ook minder baat bij zal hebben. Immers, lage verwachtingen komen de therapietrouw niet ten goede. Ten slotte zijn lage verwachtingen ook weinig motiverend voor hulpverleners. En dat terwijl voor hen de werkdruk als gevolg van bezuinigingen en de transitie al zorgelijk is.
Verwachtingen bespreekbaar maken
Om te voorkomen dat negatieve verwachtingen adequate hulp belemmeren, is het belangrijk om ze bespreekbaar te maken. Bijvoorbeeld met behulp van een vragenlijst (Barriers to Treatment Participation Scale-expectancies) waarin praktische zaken die hulpverlening in de weg staan (oppas, vervoer, weinig tijd) aan de orde komen; én waarmee het ervaren belang van hulpverlening; de relatie met de hulpverlener en de eisen die hulpverlening stelt (duur, afstemming, kosten, inspraak) besproken kunnen worden.
Zo’n vragenlijst kan helpen om knelpunten op tafel te krijgen en hulpverleners kunnen dan samen met het gezin naar oplossingen zoeken. Op deze manier is er aandacht voor het beeld dat kinderen en ouders van de jeugdhulp hebben; wordt duidelijk wat de jeugdhulp voor hen kan betekenen; én kan de hulp beter afgestemd worden op de individuele situatie.
Betrek jongeren en ouders bij verbetering
Het oplossen van knelpunten kan in theorie de druk op de jeugdhulp doen toenemen, doordat meer gezinnen met problemen hun weg ernaartoe vinden. Daarom is het goed om bij de inrichting van de toegang tot hulp – door gemeenten, wijkteams, jeugdhulpaanbieders, huisartsen, jeugdgezondheidszorg, onderzoekers – te luisteren naar de ervaringen van kinderen, jongeren en ouders en naar waar zij mogelijkheden zien om dingen anders te doen.
Zij kunnen de jeugdhulp een spiegel voorhouden vanuit hun ervaringen, verwachtingen en wensen. En niet alleen de ogen openen voor dat wat beter kan, maar juist ook voor de dingen die al wel goed gaan. Hopelijk leidt dit ertoe dat uiteindelijk de verwachtingen bij het algemene publiek over de jeugdhulp in positieve zin worden bijgesteld.
Marieke Nanninga is zij projectleider participatie bij Zorgbelang Groningen en onderzoeker bij Toegepast GezondheidsOnderzoek (TGO) van het UMCG. Zij promoveerde op 12 september 2018 bij C4Youth. Lucienne van Eijk is algemeen coördinator van de Academische Werkplaats C4Youth en docent praktijkgericht onderzoek bij de Master Social Work van de Hanzehogeschool Groningen en de NHL Stenden Hogeschool.
Foto: Monkeywing (Flickr Creative Commons)