Politiseren gaat verder dan waarborgen van rechten

Willen sociaal werkers strijden tegen sociaal onrecht, dan moeten zij de perverse kanten van regelgeving signaleren, en wijzen op onrechtvaardige machtsrelaties. Maar minstens zo belangrijk: zij moeten ook machtsmechanismen in werkwijzen – zoals het positieve denken – aanvechten, betoogt Richard de Brabander.

Van een organisatie kreeg een student de opdracht te onderzoeken waarom mensen in de bijstand in de weerstand zitten om bij wijze van tegenprestatie iets terug te doen voor de samenleving. De student werd gevraagd te onderzoeken waarom mensen niet openstaan voor de tegenprestatie en welke methodes en werkwijzen effectief kunnen worden ingezet om de weerstand te verminderen en betere resultaten te bereiken. De richting voor een oplossing werd ook al gegeven: ‘Positieve begeleiding verminderd de weerstand en biedt meer kans op resultaat’.

In al zijn eenvoud illustreert dit voorbeeld hoe positieve begeleiding een subtiele vorm van ‘psychopolitiek’ (1) uitoefent. Die politiek beantwoordt aan het regime van het positieve denken. Dit denken staat model voor zowel de neoliberale moraal die afhankelijkheid schuwt, als voor het ideaaltype van de burger die de eigen regie over zijn leven voert, in zijn kracht staat en zelfredzaam is.

Stimuleren, activeren, motiveren zijn technieken die worden gebruikt om iedere weerstand te verminderen, kritiek te marginaliseren en iedere frictie glad te strijken. Niets staat ons in de weg het leven naar onze hand te zetten, behalve dan onze eigen negatieve gedachten die de weerstand voeden.

Het positieve denken psychologiseert zo iedere kritiek tot weerstand en ‘niet kunnen’ tot ‘niet willen’. Daarmee leidt het niet alleen af van sociaaleconomische ongelijkheid die groepen mensen naar de onderkant van de samenleving drukt, het maakt hen ook verantwoordelijk voor hun falen en de kwetsbare positie waarin zij zitten.

Een bedrieglijk optimisme ligt aan de basis van eigen kracht

Het positieve denken is meer dan een techniek. Het cultiveert een leugenachtige blijmoedigheid die ieder probleem tot een uitdaging maakt om jezelf te overwinnen. We leren ons leven zien en vormgeven alsof het het resultaat is van individuele keuzes. Op die manier worden  structurele oorzaken van sociale ongelijkheid, sociaal onrecht en ongelijke machtsrelaties aan het oog onttrokken.

Dat bedrieglijke optimisme ligt ook aan de basis van kernwaarden als eigen regie, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid, waarden die door het sociaal werk zijn omarmd. Daarom ben ik minder optimistisch dan Marcel Spierts en Mariël van Pelt, die in hun bijdrage aan het debat stellen dat in het nieuwe landelijk opleidingsprofiel en de Beroepscode voor de sociaal werker mensenrechten en sociale rechtvaardigheid een belangrijke plaats innemen.

Beide richtinggevende documenten baseren zich op de internationale definitie van het sociaal werk en daarin staat dat sociaal werkers ‘alert zijn op signalen als beleid en uitvoeringsregels’ die belemmeren dat kinderen, jongeren en volwassenen zich naar eigen aard, behoeften en opvattingen kunnen ontplooien.

Inderdaad, als geen ander kennen sociaal werkers de perverse kanten van regelingen, procedures en voorzieningen en de manier waarop rechten van hun cliënten met voeten worden getreden. Daarom zouden sociaal werkers een cruciale rol moeten spelen in het tegengaan van onrecht dat mensen met hulpvragen wordt aangedaan.

Politisering is zeer welkom

Maar over de rol die het sociaal werkers kunnen hebben in het bestrijden van onrecht, sociale ongelijkheid en ongelijke machtsrelaties en het bevorderen van mensenrechten wordt in de praktijk van het sociaal werk als ook in het landelijk opleidingsprofiel en de beroepscode nauwelijks gerept; van het bevorderen van sociaal functioneren, eigen kracht, eigen regie, eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid des te meer. Vergelijk dat eens met de Ethical Principles van de International Federation of Social Workers [2].

De hernieuwde aandacht voor politisering van het sociaal werk en het belang van de mensenrechten lijkt mij dan ook meer dan welkom. Bemoedigend is dat niemand minder dan Tjeenk Willink zijn zorgen uitspreekt over en zich ergert aan de uitholling van de democratische rechtsorde. Om met Hannah Arendt te spreken, ‘het recht om rechten te hebben’ en deel uit maken van politieke orde waarin iedereen zinvol kan spreken en handelen wordt hoe langer hoe meer aangetast. Minister Sander Dekkers recente voorstellen voor de herziening van de rechtsbijstand lijken dit andermaal te bevestigen. Zoals Jan Willem Bruins terecht opmerkt staan de countervailling powers onder druk. Maar daarbij moet worden opgemerkt dat niet ieders kritiek als countervailling power wordt (h)erkend.

In het positieve denken schuilt een fundamenteel onrecht

Opmerkelijk in het voorbeeld hierboven is dat de weigering open te staan voor de tegenprestatie op geen enkele manier wordt (h)erkend als een mogelijke vorm van maatschappijkritiek of als een politiek verzet tegen de manier waarop mensen die langdurig werkloos zijn voortdurend worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht. Of tegen de manier waarop zij telkens weer gestimuleerd en gemotiveerd worden in hun eigen kracht te gaan staan, zonder dat werkelijk naar hun noden wordt geluisterd. Met het psychologiseren van de kritiek tot weerstand wordt zij tegelijkertijd gedepolitiseerd.

In het positieve denken schuilt een fundamenteel onrecht, dat volgens de Franse filosoof Jacques Rancière onze politieke orde bepaalt: het onderscheid tussen wie wel en wie niet in alle redelijkheid kan spreken. Of beter: wie wel en wie niet beschikt over oordeelsvermogen, inlevingsvermogen, onderscheidingsvermogen en zelfreflectie.

Wie in alle redelijkheid spreekt wordt politiek serieus genomen en als politieke actor (h)erkend. Wie, figuurlijk gesproken, een andere taal spreekt of zich anders uit wordt niet begrepen en niet erkend als iemand die deelneemt en mede vormgeeft aan de samenleving.

Het onbegrip markeert een onenigheid over welke uitingen wel of niet als politiek worden erkend. Door hun weigering als weerstand te psychologiseren, worden hun waarnemingen, ervaringen van onrecht en blijken van ongenoegen als onredelijk en politiek irrelevant afgedaan. Daardoor raken groepen in onze samenleving buitengesloten; ze nemen deel zonder er werkelijk aan deel te nemen, zonder werkelijk mee te tellen.

Wees alert op gewiekste machtsmechanismen

Hoe kunnen we het recht op het hebben van recht waarborgen wanneer bepaalde uitingen van ervaren onrecht niet als redelijk worden (h)erkend en worden buitengesloten? Het recht op recht wordt dan alleen gegeven aan hen die in alle redelijkheid spreken. Toen ik, jaren geleden alweer, een bewoonster sprak over de herstructurering van Crooswijk en vroeg naar de mogelijkheden van inspraak, sprak zij de onvergetelijke woorden: ‘Hoezo inspraak?! Ze vinden overal een vergadering voor uit’. De vergadering maakt hun het spreken onmogelijk en is duidelijk niet de vorm waarin zij zich gehoord voelden. Wat deze in uitroep vooral doorklinkt is de eis dat iedereen in alle redelijkheid kan spreken.

Willen sociaal werkers strijden tegen sociaal onrecht, dan is het zeker van belang dat zij de perverse kanten van regelgeving signaleren, wijzen op maatschappelijke oorzaken en onrechtvaardige machtsrelaties. Maar minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker is dat zij alert zijn op de gewiekste machtsmechanismen waardoor ervaringen van onrecht en het uiten daarvan ongehoord, dat wil zeggen onbegrepen blijven omdat ze niet passen in de orde van waarneembare vanzelfsprekendheden.

Politiserend werken is dan niet enkel en alleen gericht op het waarborgen van sociale rechten, maar op het doorbreken van deze orde, om zo ruimte te geven aan degenen die niet gehoord worden. Het gaat er niet om dat sociaal werkers zich als woordvoeders van onrecht opstellen, wel dat zij uitingen van ongenoegen van mensen (leren) erkennen als rechtvaardige eisen en als politiek zinvol in plaats van te zien als weerstand of blijk van onwil dat verminderd moet worden.

Richard de Brabander is hoofddocent en doceert filosofie aan Bacheloropleiding Sociaal Werk van de Hogeschool Inholland.

Foto: Olivier Zito (Flickr Creative Commons)

Noten

[1] Byung-Chui Han (2014) Psychopolitiek. Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken. Amsterdam. Van Gennep.

[2] IFSW 2018) Global Social Work Statement of Ethical Principles.