Sociaal offensief tussen lockdowns door

De kans is groot dat het niet bij een eenmalige lockdown zal blijven. Dat vraagt om een ‘coronadans’: bij een versoepeling een sociaal offensief voeren om contacten te leggen, en om die virtueel voort te zetten wanneer het openbare sociale leven weer verstilt, betoogt Pieterjan van Delden.

In haar boek ‘A paradise built in hell’ beschrijft Rebecca Solnit hoe bij rampen als grote explosies, overstromingen en epidemieën mensen elkaar te hulp schieten in een direct opkomende gemeenschapszin. De autoriteiten vrezen chaos, plundering en geweld, maar de burgers slaan de handen in elkaar. Ook de gemarginaliseerde groepen krijgen een rol en organiseren zich. Na de aardbeving in Mexico-Stad in 1985 bloeide ook in de arme wijken een nieuwe civil society op.[1] Zou dat ook het bijeffect van een pandemie en een lockdown kunnen zijn?

Solnit laat ook zien dat gemeenschapsvorming bij onheil niet vanzelfsprekend is. Als de chaos te groot is en mensen elkaar niet kunnen vinden, blijkt het ‘ieder voor zich’. Ook moet er een praktische noodzaak zijn om elkaar te helpen, zoals het opvangen van ouderen of het samen regelen van voedsel en onderdak. Dat ligt dus anders bij de huidige coronacrisis. Hier wordt de samenleving juist ‘on hold’ gezet vanuit de virologische modellen en het bewaren van een fysieke afstand. En met de praktische noodzaak valt het wel mee, want de essentiële voorzieningen blijven functioneren.

Toch komen er in een recordtempo vele sociale initiatieven van de grond. Begrijpelijk, want de nood is nu minder praktisch en vooral emotioneel en existentieel. Bij de meer kwetsbare groepen, zoals ouderen, mensen met een beperking of met psychische problematiek is er vaak al sprake van een sociaal isolement. Dat kan nu verharden tot een blijvende maatschappelijke uitsluiting.

De coronadans kan maanden of jaren duren

Een eenmalige lockdown is wel te overzien, maar de kans is groot dat het niet bij deze ene keer zal blijven. Publicist en ondernemer Tomas Pueyo analyseert dat na de eerste, zware lockdown (een ‘hamer’) een periode komt waarin versoepelingen worden afgewisseld met nieuwe beperkingen, af en toe weer nodig om het terugkerende virus in te dammen (een ‘dans’).[2] Die coronadans is grimmig, want elke keer is er dreiging en worden mensen opnieuw in hun huis en hun bestaan afgezonderd. Dat kan maanden, misschien wel jaren duren. Voor kwetsbare mensen kan dit funest worden.

Kan de gemeenschapsvorming van Solnit hierbij toch een remedie zijn? Dat hangt af van de behoefte aan sociaal contact. Die behoefte is gelaagd.[3] In de eerste plaats gaat het om de persoonlijke relaties, de warmte van familie, vrienden en vertrouwde anderen, soms ook die van maatjes of hulpverleners. De meeste initiatieven richten zich op deze behoefte.

Er is echter ook een tweede behoefte: de wens om verbonden te zijn met wat iedereen overkomt, het delen van de onzekerheid en de zorgen over ons collectieve lot. Bij een externe dreiging zoeken mensen een ruimere saamhorigheid, een gemeenschap om de dramatische gebeurtenissen te delen en elkaar te steunen, zoals Solnit optekende.

Die tweede behoefte is geen luxe. Bij een lockdown legt de samenleving beperkingen op, mensen moeten zich daarmee verhouden en willen zich daarom verbonden voelen met die samenleving. Die verbondenheid manifesteert zich in de publieke ruimte, in contacten met anderen op straat, op het schoolplein, in de supermarkt en desnoods vanaf het balkon. Ook die vluchtige publieke contacten bieden het gevoel opgenomen te zijn in een groter geheel en de sensatie van greep op wat er zich allemaal om je heen voltrekt.

Als die publieke familiariteit[4] gestalte krijgt – hoe beperkt ook – helpt dat om je veiliger te voelen, indrukken te verwerken en een idee te krijgen waar het naar toe gaat. Wanneer de ‘coronadans’ inderdaad gedanst moet worden moeten we een vorm vinden om in de behoefte aan persoonlijke en publiek-familiaire relaties te voorzien, ook bij de kwetsbare groep.

Van persoonlijke contacten naar publieke familiariteit

Sociale professionals hebben hier een taak om deze behoefte waar te nemen. Maar om die behoeften te vervullen zijn vrijwilligers en burgerinitiatieven essentieel. Gelukkig zijn er in de laatste jaren de vormen ontstaan die hiervoor een basis hebben gelegd. Voorbeelden daarvan zijn de zorgcoöperaties in landelijke gebieden, de stadsdorpen in Amsterdam, straatnetwerken van Opzoomer Mee in Rotterdam en in veel steden herstelacademies voor mensen met een psychische kwetsbaarheid.

De kracht van deze initiatieven is dat daarbij persoonlijke contacten overvloeien in een meer omvattende saamhorigheid, de publieke familiariteit. In een zorgcoöperatie geven mensen elkaar steun omdat ze elkaar persoonlijk kennen en vertrouwen, maar ook omdat ze deelnemers zijn van een georganiseerd verband, vaak aangesloten op de gemeente of een zorginstelling. Daarmee zijn de initiatieven een brug tussen het persoonlijke bestaan en de grotere samenleving – juist wat nodig is in tijden van coronacrisis.

Als de coronadans doorzet wordt die brugfunctie cruciaal. De burgerinitiatieven krijgen dan de functie van ‘social holding’: een voorziening in de wijk, een buffer, waar mensen met hun vragen terecht kunnen en waar ze met elkaar kunnen verkeren. Social holding is een concept uit de geestelijke gezondheidszorg, dat een nabije plek omschrijft waar mensen met een psychisch probleem (soms ook een crisis) op rust, veiligheid en hulp kunnen rekenen.

Een plek voor gezamenlijke sense making

Social holding komt uit de sociale psychiatrie, waarin de inbedding van cliënten in steunende relaties als minstens even belangrijk naar voren komt als behandeling en begeleiding.[5] Deze benadering kan worden toegepast op een situatie van een terugkerende lockdown, een sociale crisis. Er moet dan een plek of groep zijn waarin kwetsbare mensen kunnen doen aan gezamenlijke ‘sense making’[6] doordat ze hun persoonlijke ervaringen verbinden aan de grotere samenleving, door gesprekken, onderlinge hulp en informatie.

Een coronadans is een golfbeweging, waarin we soms weer fysiek contact hebben en dan weer van elkaar zijn afgezonderd. Het directe fysieke contact blijft onvervangbaar door de lichaamstaal, de finesses van gebaren, natuurlijke pauzes in het gesprek en vooral ook het elkaar aanraken. Bij een lockdown vallen we terug op de virtuele omgang.

Dat hoeft niet erg te zijn, als er maar maximaal profijt wordt getrokken van de perioden dat wel fysieke nabijheid mogelijk is. Wanneer mensen elkaar al kennen op de ‘gewone’ manier loopt de digitale communicatie daarna meestal soepel, omdat we de persoon aan de andere kant van de lijn eerder als reëel en nabij ervaren. Digitaal contact bouwt daarop voort, zoals inmiddels vrijwel overal de ervaring is in families en hulpverleningscontacten. Social holding is er dan nog steeds.

We moeten de coronadans leren

We moeten alleen de dans wel leren. Dat is de uitdaging voor de sociale professionals en de burgerinitiatieven, die een onmisbare rol kunnen vervullen. Wijkverenigingen, zorgcoöperaties en herstelacademies kunnen in de periodes tussen de lockdowns vol inzetten op een outreach naar de meer kwetsbare mensen. Het moet mogelijk zijn om dan samen met welzijnsorganisaties en vrijwilligerscentrales contact te leggen met kwetsbare bewoners en te proberen die nauwer te verbinden met burgerinitiatieven.

Veel daarvan vindt nu al plaats, maar de kunst is nu om in tijden van openheid, van een niet-lockdown, een sociaal offensief te organiseren om de gemarginaliseerde groep zo sterk aan burgerinitiatieven te verbinden dat ze tijdens een lockdown daar nog profijt van hebben. De coronadans wordt dus uitgevoerd door bij een versoepeling in offensief te gaan en contacten te leggen om die virtueel te kunnen voortzetten wanneer het openbare sociale leven weer verstilt. Dat vraagt om nieuwe vormen van sociaal ondernemerschap, dat we meer dan ooit nu nodig hebben.

Gelukkig liggen daarvoor de bouwstenen klaar.

Pieterjan van Delden is als programmaleider actief in het sociaal domein en is verbonden aan Andersson Elffers Felix in Utrecht en aan TIAS, de business school van Tilburg University. De inhoud van dit artikel is mede ontleend aan zijn boek ‘Marginalisatie, meedoen in een complexe samenleving’, dat in november 2019 is verschenen bij Uitgeverij Van Gennep.

 

Noten:

[1] Solnit, R. (2009), A Paradise Built in Hell, The extraordinary communities that arise in disasters, Pinguin Books USA

[2] Pueyo, T. (2020), Coronavirus: The Hammer and The Dance

[3] Delden, P.J. van (2009), Marginalisatie, meedoen in een complexe samenleving, Uitgeverij Van Gennep, p. 49-56

[4] Blokland, T. (2009), Het belang van publieke familiariteit in de openbare ruimte, in: Beleid en Maatschappij. Afl. 3-2009

[5] https://www.socialevraagstukken.nl/als-de-ggz-zichzelf-niet-opnieuw-uitvindt-zet-de-patient-haar-aan-de-kant/

[6] Sense making is het proces waarbij mensen betekenis geven aan hun collectieve ervaringen. Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Sensemaking#Reference-Weick,_K._1979.

 

Foto: Manu Dreuil (Flickr Creative Commons)