Sociaal werk is altijd politiserend

In het debat over de politisering van sociaal werk dat op dit podium wordt gevoerd ontbreekt een kritisch perspectief op het proces van depolitiseren dat zich in de afgelopen tientallen jaren heeft voorgedaan. Dat inzicht is belangrijk, want als sociaal werkers kleur moeten gaan bekennen, dan zullen ze eerst kleuren moeten herkennen.

Kleur herkennen betekent in dit geval inzicht in (de macht van) het depolitiserende vertoog, dat een enorme invloed heeft op manieren waarop politici, burgers en sociaal werkers tegen politieke standpunten en sociale interventies aankijken. Zicht op de dwingende kracht van dat vertoog is noodzakelijk om zicht te hebben op de politieke aspecten van sociaal werk.

Depolitisering begon, paradoxaal genoeg, in de politieke arena. Een van de vroegste en helderste voorbeelden van die trend kwam van Iron Lady Margaret Thatcher (1925-2013), aan het begin van de jaren tachtig. En in 2003 herhaalde haar partijgenoot David Cameron haar woorden: ‘There is no alternative’.

Daarmee gaven ze hun beleid een aura van vanzelfsprekendheid, en verborgen ze hun politieke ideaal over het verdelen van rechten en plichten (en lasten en lusten) onder burgers. Maar aan de basis van hun beleid stonden de sociaaleconomische, neoliberale perspectieven van Milton Friedman en zijn Chicago Boys, die vrije marktwerking als oplossing zagen voor maatschappelijke problemen.

De logica van de markt(werking) moest leidend worden in alle maatschappelijke contexten. Overheden moest zich daarom terugtrekken, staatsbedrijven moest worden geprivatiseerd, er moest worden bezuinigd en gedereguleerd, verzorgingsstaten afgebroken, en burgers moesten zich op die marktplaats gaan redden als vrije en zelfverantwoordelijke individuen.

Big Society: ontstellend ongelijk verdeelde samenleving

Cameron’s Big Society, de Britse variant van de participatiesamenleving, leverde een ontstellend ongelijk verdeelde samenleving op, bleek laatst maar al te helder uit een VN-rapport over sociale ongelijkheid in het Verenigd Koninkrijk: in de vijfde economie van de wereld leeft inmiddels een op de vijf mensen in armoede.

Het is niet toevallig dat met de invoering van neoliberale principes de zelfhulpindustrie booming business werd: de Wahlverwantschaften (Max Weber) tussen de optimistische focus op eigen kracht en verantwoordelijkheid en de zelfhulpboeken en -workshops (Selfhelp Inc.) zijn duidelijk.  In zijn bijdrage aan het debat over politisering nam Richard de Brabander dit positieve denken op de korrel.

Depolitisering door politici

In Nederland depolitiseerde Wim Kok nadrukkelijk (1938-2018), toen hij de zogeheten ‘ideologische veren’ van de PvdA afschudde. Zoals zijn geestverwanten als Bill Clinton in de VS en Tony Blair in het VK presenteerde Wim Kok zijn neoliberale bezuinigingsbeleid als neutraal en niet-ideologisch. Een soortgelijk depolitiseren was terug te vinden in Italië in 2011, toen premier Monti zijn zogeheten ‘zakenkabinet’ vulde met technocraten (governo tecnico) om de haperende Italiaanse economie te redden.

Politici zijn natuurlijk geen technici. Het zijn beleidsmakers die vanuit een bepaalde visie op de verdeling van rechten en plichten (en lasten en lusten) de samenleving structureren. Ze kunnen niet anders dan een politiek gemotiveerde positie innemen ten opzichte van andere politici met andere idealen. Het probleem van gedepolitiseerde politici is dat ze hun eigen standpunt als niet-politiek misrepresenteren.

Misrecognition, noemde de Franse socioloog Pierre Bourdieu (1930-2002) dat. Volgens hem is de prijs van de neoliberal newspeak van politici hoog; ze stabiliseren het systeem van de vrije markt zonder die ter discussie te stellen, zonder hinderlijke tussenkomst van democratische besluitvorming

Depolitisering wordt niet herkend

En nu komen we aan bij sociaal werk, want ook daar is de invloed van depolitisering zichtbaar. Om een voorbeeld te geven: op een themabijeenkomst van het Lectoraat Rehabilitatie van de Hanzehogeschool over inclusief burgerschap van mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) vertelden enkele mensen over hun ervaringen met stigmatisering en buitengesloten worden.

Wat moeten we hiermee, was de vraag, hoe kunnen we inclusie bevorderen? Een lokale politicus verklaarde, voor een zaal vol docenten, studenten en sociaal werkers: ‘we [politici] kunnen niet gaan verplichten… het moet van burgers komen, en van bedrijven’. Geen van de aanwezigen vroeg hem waarom hij niet kon verplichten. Het leek hem zelf ook te ontgaan dat hij niet wilde verplichten, en dat hij zijn standpunt niet herkent als politiek.

Depolitiseren is inmiddels zo vertrouwd, zo gebruikelijk, dat het niet wordt herkend. Integendeel, depolitiseren van bezuinigingen en een achteroverleunende overheid is, in termen van Bourdieu, onderdeel van de doxa geworden: een onuitgesproken, vanzelfsprekende aanname die zich voordoet als common sense.

Sociaal werkers zijn geen technocraten

En zo zie ik studenten social work schrijven, in hun analyse van de ontwikkelingen van het sociaal werk: ‘er moest bezuinigd worden’. Net zo vanzelfsprekend is het voor hen dat ze zich richten op eigen kracht, empowerment, participatie en zelfredzaamheid. Alsof dat neutrale standpunten zijn. Dat ze uitgaan van een politieke geïnspireerd perspectief op de sociaaleconomische ordening van de samenleving, ontgaat studenten nogal eens. Dat kun je hen niet kwalijk nemen: het is geen ideologisch standpunt, er is sprake van misrecognition.

Sociaal werkers zijn geen technocraten. Hun maatschappelijke rol en functie is onlosmakelijk verbonden aan keuzes die genomen worden in de politieke arena. Net als politici maken sociaal werkers voortdurend beslissingen over rechten en plichten van kwetsbare mensen. Allicht dat er hier en daar bezuinigd kan, mag en moet worden, maar keuzes over verdeling van lasten en lusten zijn altijd politieke keuzes.

Er zijn geen neutrale keuzes

Politiseren van het sociaal werk begint bij inzicht dat er geen neutrale keuzes zijn. Om tegenmacht te kunnen organiseren, is inzicht in de macht van de vanzelfsprekendheid (en de depolitisering) van groot belang. Zoals in een eerdere bijdrage aan dit debat terecht werd opgemerkt, moeten studenten worden toegerust om te politiseren.

Maar voordat studenten daarmee aan de slag kunnen, zullen docenten en sociale professionals de professionele kar uit het gedepolitiseerde landschap moeten trekken. Laten we hopen dat dit debat daaraan bijdraagt.

Jeroen Boekhoven is docent-onderzoeker aan de Academie voor Sociale Studies van de Hanzehogeschool Groningen, waar hij verbonden is aan het Lectoraat Verslavingskunde.

Foto: fotdmike (Flickr Creative Commons)