Recentelijk zwellen geluiden aan tegen overmatige psychologisering van het sociale domein. Dit vindt plaats vanuit zowel wetenschappelijke hoek (Van Ostaijen, 2018) als in discussies over politisering van het sociaal werk. Als cultureel antropoloog en socioloog verwonderen ook wij ons over de schijnbaar routinematige psychologisering van het sociale in onze beroepsmatige omgeving. Concepten uit de psychologie, zoals gedragsverandering, gepland gedrag, autonomie en motiveren, lijken steeds meer als kernconcepten voor professioneel handelen in het sociale domein te worden gezien.
Enkel gericht op verandering van het individu
Steeds meer interventies richten zich enkel op verandering van het individu en zijn of haar gedrag in plaats van de situatie waarin hij of zij verkeert. We zien dit bijvoorbeeld terug in discussies over het bevorderen van arbeidsparticipatie waarbij gedrag van werklozen (en soms ook van werkgevers) als hét centrale probleem wordt gezien.
Ook in de discussies over het begeleiden van mensen met psychische kwetsbaarheid staan ontwikkelingspsychologische benaderingen en analyses van bindingsproblematiek centraal. In het hoger sociaal-agogisch onderwijs zien we veelvuldig gebruik van psychologische theorie voor de duiding van sociale problematiek.
Tot slot horen we regelmatig beleidsadviseurs en onderzoekers de oneliners ‘alles is gedrag’ en ‘gedrag is te veranderen’ bezigen. Is er sinds 1991 weinig veranderd (Spierings, 1991) of is er sprake van een golfbeweging?
Wat is er nodig om psychologische basisbehoeften te bevorderen?
Want hoe succesvol kan professioneel handelen in het sociale domein zijn dat veronderstelt dat een louter op het individu gerichte benadering de beste oplossing voor sociale problematiek is? Welke rol spelen culturele oriëntaties, sociale netwerken en historisch gegroeide machtsstructuren en instituties, die het individu overstijgen om kansen en mogelijkheden op participatie in de samenleving te beïnvloeden?
Om deze vraag te verkennen biedt het veelgebruikte psychologische (!) handboek voor de ‘Self Determination Theory’ (SDT) van Ryan en Deci (2017) een interessant startpunt. Ryan en Deci hebben een indrukwekkend theoretisch raamwerk opgebouwd, gefundeerd in meer dan honderd jaar empirisch onderzoek en theorieontwikkeling. De SDT is een vaak aangehaalde theoretische legitimatie voor de psychologisering van het sociale domein.
Een ons inziens relevante kernvraag voor professioneel handelen in het sociale domein vanuit dit raamwerk, is wat er nodig is om te bevorderen dat mensen zich competent, autonoom en verbonden voelen, volgens de SDT drie universele psychologische basisbehoeften die sterk gerelateerd zijn met individueel welzijn.
Professioneel handelen dat de omgeving veronachtzaamt, is bijziend
Het belang van deze basisbehoeften is helder. Maar interessant is ook, dat Ryan en Deci zelf op bijna elke pagina benadrukken dat onderzoek laat zien dat de sociale omgeving in grote mate bepalend is voor het kunnen vervullen van deze ‘basisbehoeften’. De sociale verbondenheid is een cruciaal onderdeel van hun theorie.
Onze conclusie daaruit is dat deze psychologische theorie evengoed gebruikt kan worden als legitimatie voor professioneel handelen gericht op ‘het sociale’ als voor op het individu gerichte aanpakken. Immers, het kunnen vervullen van deze basisbehoeften veronderstelt een ondersteunende, faciliterende en ‘niet onderdrukkende’ omgeving.
Professioneel handelen dat deze omgeving veronachtzaamt, is bijziend. Maar dan is wel theorie nodig die zich richt op het sociale en het sociale niet naar de rand van verklarende modellen verplaatst of over die rand heen laat vallen.
Aandacht voor het sociale van de periferie naar de kern
In onze optiek biedt over-benadrukking van psychologische theorie daarom een onvoldoende brede basis voor professioneel handelen in het sociale domein. Aandacht voor het sociale vereist dat de sociale omgeving (weer) verhuist van de periferie naar de kern van ‘interventiemodellen’.
Naast of in plaats van coachen en motiveren gericht op gedragsverandering, zijn vanuit een sociaal perspectief bijvoorbeeld belangenbehartiging, talentontwikkeling, signalering, samenwerken en netwerken belangrijke onderdelen van professioneel handelen.
Dit is geen nieuw inzicht, maar het mag wel weer eens worden afgestoft. Dat kan door in onderwijs en in de praktijk weer meer aandacht te geven aan (de onderbouwing van) al bestaande aanpakken waarin expliciet wordt afgewogen of een ‘interventie’ zich gaat richten op de omgeving, het individu of op beide. Op sociale aanpassing of op sociale verandering.
Kijken naar werkzoekende en werkomgeving
In de wereld van arbeidsre-integratie betreft dit bijvoorbeeld supported employment en verwante aanpakken die nadrukkelijk de wisselwerking tussen individu en arbeidsomgeving als onderwerp van professionele begeleiding maken.
Hierbij richt de professional zich deels op het helder krijgen van motieven en mogelijkheden van de individuele werkzoekende. Daarnaast kijkt hij of zij naar het aanpassen van de werkomgeving in plaats van het veranderen van het individu. Ook de werkgever en diens bedrijf vormen dus een aangrijpingspunt.
Werken aan kind met hechtingsproblemen en aan het gezin
Een heel ander voorbeeld betreft een kind dat hechtingsproblemen heeft bij het opgroeien in een gezin. In de ene situatie is werken aan de emotionele en gedragsproblemen van het kind de aangewezen weg. Maar in de andere situatie zul je moeten werken aan de kwaliteit van de interactie tussen kind en omgeving.
Soms tracht je als sociaal werker kinderen te ondersteunen door gedrag te oefenen. Maar af en toe moet je je ook richten op de tekorten in de emotionele sociale ondersteuning binnen het gezin en werken aan de kwaliteit van sociale relaties. Als je louter werkt aan de ontwikkeling van het kind, terwijl het kernprobleem de zwakke relaties in het gezin zijn, loop je het risico een averechts effect te bereiken waarbij je het zelfbeeld van het kind nadelig beïnvloedt.
Vertrouwen op rijke analyses van het leven van burgers in hun context
Onderbouwing van dergelijke professionele afwegingen vereist een pluriforme theoretische basis, waarin naast de psychologie ook inzichten uit sociologie, antropologie, politicologie, filosofie en bestuurskunde weer een grotere plek verdienen in het denken over versterking van professioneel handelen in het sociale domein (Payne, 2014).
Wij doen daarom een oproep aan sociaal werkers, opleiders, beleidsmakers en praktijkgerichte onderzoekers om bij de analyse van maatschappelijke problemen weer meer te vertrouwen op rijke analyses van het leven van burgers in hun context en hierbij gebruik te maken van multidisciplinaire theorie.
Paul van der Aa is lector Inclusieve arbeid, kwetsbare burgers bij Kenniscentrum Talentontwikkeling van Hogeschool Rotterdam. Frans Spierings is lector Opgroeien in de stad bij en directeur van Kenniscentrum Talentontwikkeling van Hogeschool Rotterdam.
Referenties:
Ostaijen, M. v. (2018). Wij zijn ons. Een kleine sociologie van grote denkers. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt.
Payne, M. (2014, 4e druk). Modern social work theory. Palgrave: Macmillan.
Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2017). Self-determination theory: Basic psychological needs in motivation, development, and wellness. New York: Guilford Publications.
Spierings, F. (1991). ‘Relationele onbekwaamheid van thuislozen?’. In: Sociologische Gids 91/6 (jg XXXVIII) p.414-423.
Foto: Communications UQTR (Flickr Creative Commons)