Toegang tot zorg en ondersteuning soms lastig te vinden

De toegang tot zorg en maatschappelijke ondersteuning is voor sommige zorgvragers, mantelzorgers en professionals lastig te vinden. Dit is een van de uitkomsten van de landelijke evaluatie van de Hervorming Langdurige Zorg (HLZ) die het Sociaal en Cultureel Planbureau in juni publiceerde.

De gegevens stammen uit 2015- 2017. In mei 2018 liet de Nationale ombudsman zien dat het probleem nog altijd speelt.

Bijna een op de tien zelfstandig wonende mensen met een matige of ernstige lichamelijke beperking gaf in 2015 aan dat zij zorg of ondersteuning nodig hadden maar deze niet kregen. Bekende redenen om geen ondersteuning aan te vragen zijn de weg niet kunnen vinden, niet in aanmerking denken te komen, de eigen bijdragen als hoog inschatten en de aanvraagprocedure te lang vinden duren.

Het kan ook zijn dat mensen de voorkeur geven aan informele of particuliere hulp of dat hun aanvraag voor professionele hulp is afgewezen. Mensen met dementie, een verstandelijke beperking of ernstige psychische problemen hebben vaak minder inzicht in hun ziekte, wat het lastig maakt om een hulpvraag te formuleren.

Bekendheid Wmo 2015, Wlz en wijkverpleging

Mensen met een chronische ziekte of beperking zijn lang niet altijd voldoende bekend met de mogelijke zorg en ondersteuning. Wijkverpleging is bij hen het beste bekend. Ook kent de meerderheid van de mensen met een lichamelijke beperking het Wmo-loket of het sociaal wijkteam.

In hoeverre mensen met een langdurige intensieve zorgvraag op de hoogte zijn van de Wet langdurige zorg (Wlz) is niet precies bekend. Ongeveer een derde van de onderzochte aanvragers van Wlz-zorg beoordeelde de duidelijkheid, vindbaarheid en volledigheid van de beschikbare informatie in 2016 positief, een groot deel was neutraal en een vierde tot een vijfde deel vond de informatie moeilijk te vinden, onduidelijk en/of onvolledig.

Circa kwart van de Wmo-melders vindt toegangsprocedure moeilijk

Van de mensen die zich bij de gemeente hebben gemeld voor ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, rapporteerde begin 2016 een kwart dat ze hiermee veel moeite hadden. Niet alleen cliënten vinden het lastig om de juiste routes naar ondersteuning en zorg te vinden, ook professionals vinden dat. Zo zeggen huisartsen, praktijkondersteuners van huisartsen en onafhankelijk cliëntondersteuners dat het hun vaak veel tijd kost om de juiste instanties en de juiste personen te vinden.

Cliënten van wijkverpleging nemen vaak zelf contact op

Volgens cliënten nemen zij in de meeste gevallen zelf contact op met de wijkverpleging of doet een familielid dit. Ook zorgprofessionals brengen dit contact vaak tot stand. Over de toegang zeggen de wijkverpleegkundigen zelf eind 2016/begin 2017 dat deze over het algemeen goed is. Toch zijn er ook kwetsbare groepen die volgens hen niet goed in beeld komen, namelijk mensen met psychische problematiek en mensen een migratieachtergrond.

Toegang tot de Wet langdurige zorg (Wlz) is complex

Medewerkers van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) constateerden in 2016 dat de toegang tot de langdurige intensieve zorg complex is, niet alleen voor potentiële gebruikers, maar ook voor andere stakeholders zoals gemeenten en zorgverzekeraars. Aanvragers misten onder meer informatie over de toelatingscriteria, de hoogte van de eigen bijdrage en hoe zorg aan te vragen. De meesten gaven aan dat zij de informatie van hun zorgverlener, partner of familie gekregen hadden.

Veel informatie alleen digitaal beschikbaar

Veel informatie is alleen online beschikbaar en daardoor voor sommige groepen, die geen of weinig toegang tot internet hebben (zoals ouderen en mensen met een al dan niet licht verstandelijke beperking) moeilijk of niet te vinden. Instanties en gemeenten zijn bezig hun dienstverlening (verder) te digitaliseren. Slechts een klein deel van de Wmo-melders doet zijn melding digitaal, hetgeen erop kan duiden dat digitaal contact niet goed aansluit bij de Wmo-doelgroep. Melders maken voor het eerste contact vooral gebruik van de telefoon.

Cliënten zijn meestal tevreden over toegangsgesprekken

De meeste zorgvragers (zowel Wmo-melders als cliënten van wijkverpleging als Wlz-aanvragers) zijn tevreden over het gesprek dat met hen werd gevoerd om te kijken of zij in aanmerking kwamen voor zorg. Wel is ongeveer een kwart van de Wmo-melders ontevreden over de deskundigheid van degenen met wie het gesprek plaatsvond. Van de Wmo-gespreksvoerders zegt ongeveer een kwart dat hun kennis van melders met een psychische aandoening, met psychogeriatrische problemen (waaronder dementie) en met multiprobleemsituaties, zoals daklozen en ernstig verslaafden, onvoldoende is.

Onafhankelijke cliëntondersteuning weinig bekend en weinig gebruikt

Gemeenten zijn verplicht om mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben kosteloos onafhankelijke cliëntondersteuning te bieden. Zo’n onafhankelijke cliëntondersteuner kan hen helpen om de weg te vinden in het zorglandschap of bij het voeren van gesprekken met de gemeente of het zorgkantoor.

Echter, veel mensen (acht op de tien Wmo-melders) waren in 2016 niet op de hoogte van deze mogelijkheid. Van de Wmo-melders die niet op de hoogte waren, had bijna een vijfde hiervan gebruik willen maken als ze ervan hadden geweten. Deze cliëntondersteuners kunnen ook helpen bij het verduidelijken van de ondersteunings- en zorgvraag en bij het doorlopen van de soms als complex ervaren toegangsprocedure tot de Wlz.

Wat te doen?

Het onderzoek maakt duidelijk dat het nieuwe stelsel van zorg en ondersteuning complex is en dat mensen het lastig vinden hun weg erin te vinden. De informatievoorziening moet dus beter, ook voor professionals.

Verder zou volgens ons moeten worden nagedacht over manieren om meer integrale toegang en zorgverlening te organiseren. Nu is nog altijd sprake van grotendeels gescheiden routes naar hulp vanuit de Wmo 2015 (via gemeentelijk loket of sociaal wijkteam), zorg vanuit de Wlz (via het CIZ) en wijkverpleging (toegang vaak rechtstreeks of via de huisarts).

Op ons HLZ-symposium van 27 juni jl. is de discussie geopend of de onafhankelijke cliëntondersteuner, de wijkverpleegkundige, of wellicht een andere reeds bestaande professional, zoals de huisarts, een coördinerende rol zou kunnen spelen. Wij hopen dat deze discussie wordt voortgezet, bijvoorbeeld op de conferentie ‘Hulp dichterbij?’ van de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit voor Humanistiek, het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken en het SCP, op 13 september 2018 in Utrecht.

Mirjam de Klerk, Mariska Kromhout en Nora Kornalijnslijper zijn werkzaam (geweest) bij het SCP. Dit artikel is voor een belangrijk deel gebaseerd op het SCP-rapport Veranderde zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking (www.scp.nl/hlz) en de bronnen die daarin genoemd worden.

Foto: Picklefish (Flickr Creative Commons)