Integratienota Donner opent weg naar willekeur

De integratienota van Donner is vatbaar voor verschillende interpretaties. Dat maakt de gevolgen ervan onvoorspelbaar. Het Nederlandse integratiebeleid treedt mogelijk een tijdperk in van volstrekte willekeur.

De eerste reacties op de integratienota vanuit de wetenschap, politiek en media weerspiegelen de gepolariseerde verhoudingen in het integratiedebat. Aan de ene kant staan de ‘integratiepessimisten’ die in de nota de definitieve politieke afrekening zien van de – in hun ogen - jarenlange volgehouden notie dat culturele waarden inwisselbaar zijn. Aan de andere kant staan de multiculturele zedenmeesters, die het document opvatten als een morele diskwalificatie van allochtonen. Tot die laatste categorie hoort de bijdrage van Gowricharn op deze site. Wie deze reacties – en ook de verschillende reacties op internetfora – in ogenschouw neemt, valt echter op dat in de discussie verschillende onderwerpen door elkaar heenlopen.

Ten eerste gaat het in de discussie om integratie in algemene zin, waarbij ik doel op de maatschappelijke positie die nieuwkomers zich in Nederland kunnen verwerven en de noodzaak tot ‘aanpassing’ aan heersende normen en waarden die daarvoor wordt verondersteld. Ten tweede trechtert de discussie zich naar specifieke sociale problemen die versterkt voorkomen onder bepaalde etnische minderheidsgroepen. Ten derde moeten we het vermeende diskwalificerende politieke discours over etnische minderheden onderscheiden. Een nadere analyse van Donners nota aan de hand van deze thema’s kan ons vertellen in welke richting het integratiebeleid zich de komende jaren ontwikkelt.

De nota bevat stevige contradicties over integratie
Als het gaat om integratie in algemene zin, bevat de nota stevige contradicties. Op pagina 5 valt te lezen dat ‘de Nederlandse samenleving’ als uitgangspunt geldt voor integratie. Die samenleving berust op ‘een fundamentele continuïteit van waarden, opvattingen, instituties en gewoonten’ die de ‘leidende cultuur vormen’ en waar diegenen die zich in Nederland vestigen‘zich in moeten voegen’. Assimilatie of uniforme identiteit is het ‘doel van integratie’. Voorts wordt in dit verband gesteld dat de Nederlandse samenleving ‘geen willekeurige verzameling mensen is die hier woont’, maar ‘een gemeenschap van burgers met een gedeelde taal, waarden en opvattingen’ (p.8).

Even later (p. 12) maakt de tekst echter een draai van 180 graden als er staat dat Nederland ‘een pluriforme samenleving’ is waarin sprake is van ‘grote verschillen in levenswijzen en opvattingen’ en dat beleid gericht op het bevorderen van betrokkenheid ‘rekening dient te houden met deze verschillen’ en om een grondhouding van burgerschap vraagt die ‘verschillen in afkomst, denkwijzen en religie erkent en respecteert’.

Het beleid voor bepaalde minderheidsgroepen is multi-interpretabel
De nota is al even ambivalent wanneer het problemen behandelt die versterkt voorkomen onder bepaalde etnische minderheidsgroepen. Het beleid dat men hiervoor schetst is multi-interpretabel. Paragraaf 2 (‘Weerbarstige werkelijkheid’) bespreekt eerst de oververtegenwoordiging van migranten op de terreinen van criminaliteit, schooluitval en werkloosheid. Daarbij passeren de geijkte rijtjes en cijfers met oververtegenwoordiging van verschillende groepen. Maar de specifieke maatregelen die die problemen moeten aanpakken worden de komende jaren ‘ingebed in regulier beleid’.Hier gaat het dus om het veelbesproken zogenaamde afscheid van het doelgroepenbeleid.

Echter, nog geen tien regels verder staat dat de ‘effectieve werking’ van datzelfde reguliere beleid ‘gedegen kennis’ vergt over ‘specifieke problemen van verschillende groepen en de achtergronden daarvan’ en over ‘succesvolle interventies’ op dit terrein [mijn cursief]. Zo moet ‘opgedane kennis en ervaringen in de aanpak van Marokkaanse en Antilliaanse jongeren worden benut’ om ‘in het reguliere beleid de specifieke problematiek van sommige migranten aan te pakken’ [mijn cursief]. Wordt het  doelgroepenbeleid daarmee nu wel of niet afgeschaft? Velen dachten misschien van wel, maar het lijkt erop dat de nota ruimte laat om bepaalde etnische minderheden via de achterdeur toch weer groepsgewijs aan te pakken.

Donner is niet laatdunkend over allochtonen
Tot slot de wijze waarop in het politieke discours wordt gesproken over etnische minderheden. Laat de nota zich laatdunkend uit over allochtonen? Nee. De tekst bevat zorgvuldige beschrijvingen, en belicht ook succesvolle integratieontwikkelingen. Het woord ‘allochtoon’ – wat volgens velen op zichzelf een negatieve connotatie heeft gekregen - komt in de gehele tekst slechts vier keer voor. Men kan hoogstens stellen dat de nota op voorhand uitgaat van nogal rigide tegenstellingen in normen en waardenpatronen tussen autochtonen en nieuwkomers (incompatibiliteit van ‘culturen’). Maar dat is niets nieuws, en zoals gezegd bevat het op dit punt ook dubbele boodschappen. Van een overheidsvisie die allochtonen als ‘wandelende sociale problemen’ neerzet, zoals Ruben Gowricharn stelt, is geen sprake. Sterker, men zou kunnen stellen dat de nota juist afscheid neemt van de vertrouwde ‘slachtofferismen’ over minderheden. Het credo is immers dat migranten, nieuwkomers of allochtonen
(maak uw keuze) worden aangesproken op hun kracht en niet als zielige beleidscategorie worden gezien die voortdurend aan het overheidshandje moet worden gehouden.

Integratienota opent de weg naar willekeur
De integratienota van Donner is natuurlijk niet echt Donners nota maar een geschrift van ambtenaren die het kabinetsbeleid op dit dossier weergeeft (Dit verklaart waarschijnlijk ook de betrekkelijk goede leesbaarheid van het document). Het probleem van het stuk zit hem niet zozeer in zijn vermeende, moreel verwerpelijke taalgebruik, en zelfs niet zijn vermeende boodschap van ‘aanpassen of wegwezen’, maar in zijn vaagheid en contradicties. Nu kan men de tekstuele verwarring afdoen als logisch gevolg van een overheid die greep probeert te krijgen op een thema waar geen greep op ís te krijgen omdat het te complex is. Maar dat is maar een deel van de verklaring. Bepalend voor dit integratiebeleid is dat het een compromis is tussen de partijpolitieke visies van de coalitiepartners VVD, CDA en PVV, waarbij de SGP over de schouder meekijkt. In dat politieke compromis over integratie schuilen echter risico’s.

Met deze tegenstrijdigheden in de hand kan namelijk met twee maten gemeten worden. Bijvoorbeeld: ongelijkheid tussen man en vrouw zijn wel een probleem in multi-etnische achterstandswijken, niet in de bible belt. Dat mag de achterban van CDA en SGP welkom zijn, het staat wel haaks op de ‘kernwaarden van de Nederlandse rechtsstaat’, waar het rapport ook aan refereert.

Die rechtsstaat is ook in het geding bij de blijkbare trade off over wel of geen doelgroepenbeleid. Daarmee is de VVD dan verlost van subsidietrekkende ‘sociale projectjes’ voor allochtone moeders, en de PVV kan onder het mom van dezelfde passages nog steeds straatterroristjes van niet-Nederlandse komaf extra op de huid zitten. Of 'succesvolle interventies’ ontwikkelen voor Marokkaanse en Antilliaanse risicojongeren. Een griezelig scenario, getuige ook recente cijfers over onrechtmatige ethnic profiling van migrantenjongeren door politie in landen als Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland.

Natuurlijk, het is al vaker gezegd, het fundament onder de Nederlandse rechtsstaat is sterk. En met een wat sterker accent op de eigen verantwoordelijkheid van nieuwkomers is niets mis. Maar het ambivalente karakter van de integratienota in combinatie met termen als ‘behoefte aan wettelijke voorschriften’ (zie bijvoorbeeld p.13) moet toch tot zorg stemmen. Denk in dit verband ook aan de doelstelling in het regeerakkoord om allochtone criminelen te denaturaliseren. Onduidelijke formulering van beleid zet de deur open voor willekeur in de uitvoering.

Vasco Lub is socioloog en zelfstandig onderzoeker (Bureau voor Sociale Argumentatie).

Foto: Bas Bogers