Pleidooi voor integrale benadering van preventie

Voorkomen is beter dan genezen. Uit onderzoek blijkt dat investeren in preventie loont. Toch ligt de nadruk nog steeds op het oplossen van problemen nadat die al ontstaan zijn. Een integrale benadering van preventie is nodig. Bestaanszekerheid vormt de kern ervan.

Veel preventiebeleid heeft een vrijblijvend en incidenteel karakter. Als het gaat om zaken waarvan het overduidelijk is dat het in ieders belang is, dan moet de overheid niet aarzelen om die maatregelen ook te treffen. Neem het tegengaan van de dramatische afname van biodiversiteit, de te hoge concentraties stik- en fijnstof in de lucht, of te veel zout en suiker in onze voeding. Als mensen zijn we onderdeel van een ecosysteem, waarvan alle onderdelen op elkaar inwerken. Een integrale preventie-aanpak houdt daarom in dat op meerdere fronten tegelijk acties ingezet moeten worden.

Werken aan bestaanszekerheid

In de kern heeft preventie te maken met werken aan bestaanszekerheid. Het gaat om het garanderen van de vereiste condities opdat mensen kunnen floreren, zoals de capabilitybenadering benadrukt. Belangrijk aspect daarbij is het tegengaan van sociale ongelijkheid. Ongelijkheid die kan ontstaan als mensen geen gelegenheid krijgen om goed onderwijs te volgen, hun talenten te ontplooien en mee te doen in de samenleving. En versterkt wordt als problemen op school, in het gezin, met werk niet snel gesignaleerd en aangepakt worden.

Een belangrijke vorm van preventie is voorkomen van materiële bestaansonzekerheid. In dat kader hielden wethouders van Amsterdam en Dordrecht onlangs een pleidooi om bijstandsuitkeringen structureel met minimaal 200 euro te verhogen. Ook een goed dak boven het hoofd werkt voorkomt stress en mentale problemen.

Een ander voorbeeld van integrale preventie is gekoppeld aan de levensloop. Al vanaf de geboorte - en zelfs al daarvoor - kan gewerkt worden aan het voorkomen van problemen. Door ieder kind een kansrijke start te geven, bijvoorbeeld door voorlichting en begeleiding voor en na de geboorte, en het structureel aanbieden van opvoedingsondersteuning en ‘community support.’ Cruciaal voor een gezonde ontwikkeling is een veilig pedagogisch klimaat in gezin, op school en op straat.

Materiële, psychische en pedagogische zekerheid hangen nauw samen met sociale zekerheid. Oftewel, de zekerheid om als autonoom individu te kunnen functioneren en deel uit te maken van een sociaal netwerk. Preventie richt zich gedurende de hele levensloop op het voorkomen van sociaal isolement door sociale contacten in stand te houden en waar mogelijk de kwaliteit te versterken. Dit geldt extra voor mensen met bepaalde beperkingen of op oudere leeftijd.

Een grote preventieve werking gaat uit van een stevige sociale basis. Het is daarom belangrijk te investeren in het werken aan de sociale kwaliteit van samenlevingsverbanden: de wijk, buurt of het verenigingsleven. Mensen kijken meer naar elkaar om als de buurt veilig is en er natuurlijke ontmoetingsmogelijkheden zijn, zoals parken, speeltuinen en moestuinen, zeker als ze zich daar mede verantwoordelijk voor voelen.

Fysieke preventie gaat over het verzekeren van kwaliteitsvoedsel. Het gebruik van gezonde voeding kan gestimuleerd worden door de voedingsindustrie (sneller) te verplichten zout- en suikergehalte te minimaliseren of door een laag btw-tarief op biologische producten. Ziektes kunnen voorkomen worden door goede lucht-, water- en bodemkwaliteit, in het bijzonder door het terugdringen van fijnstof, stikstof en CO2-gehaltes.

Een laatste voorbeeld is vrijwaring van bureaucratie. Veel sociale en rechtsonzekerheid kan voorkomen worden door systemen dienend te maken aan wat mensen helpt, door de overheid betrouwbaar te laten zijn en te voorkomen dat er opnieuw affaires ontstaan, zoals met de kinderopvangtoeslagen en de toepassing van bijstandsregels.

Preventieve effecten gaan ook uit van het snel ingrijpen als dat nodig is, zoals bij huiselijk geweld, psychische ontregeling of schuldenproblematiek. Zo blijkt uit onderzoek dat snelle schuldsanering veel winst oplevert in termen van gezondheid, welzijn en participatie.

Preventie in het sociaal domein

Sociale vraagstukken zijn niet los te zien van andere vraagstukken, zoals het functioneren van de economie en het bedrijfsleven, de publieke sector en de overheid, en de toestand van het klimaat. In de ecologie gaan we uit van systemen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Als je werkeloos bent, of een flexwerker of zzp’er met onzekere inkomsten, kan dit leiden tot armoede. Armoede geeft stress en kan daarmee lichamelijke klachten veroorzaken. Andersom werkt het ook: luchtvervuiling kan leiden tot ademhalingsproblemen, waardoor iemand bijvoorbeeld niet in staat is te werken, met als gevolg dat inkomen en welzijn onder druk kunnen komen te staan.

Zoals uit de voorbeelden blijkt, staat het sociaal domein voor tal van preventieve opgaven, variërend van vroegsignalering en opvoedingsondersteuning, tot arbeidstoeleiding en buurtwerk om sociale banden te versterken. Als we sociale kwaliteit voorop stellen, is het belangrijk om fors te gaan investeren in brede sociale en maatschappelijke preventie. Dan hebben we het dus over programma’s en professionals die mensen helpen gezonder te leven, om uit de schulden te komen en te participeren op terreinen als opleiding, werk, sport en bewegen.

Als we miljarden euro’s kunnen besteden aan vaccins en teststraten, dan moet het ook mogelijk zijn om flink te investeren in preventie ‘aan de voorkant’. Deze investeringen betalen zich dubbel en dwars terug, want leiden tot een gezondere, gelukkiger en productievere bevolking.

Jean Pierre Wilken is lector bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht. Dit artikel is een ingekorte versie van zijn bijdrage aan het Herfstnummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken dat eind deze week verschijnt.

 

Foto: GVB-INTERNE beeldbank (Flickr Creative Commons)