Zelfingenomen tamboereert Nederland erop dat zijn ggz in vergelijking met andere landen goed is: een ruim budget, grote toegankelijkheid en sterke kwaliteitsborging. Vergeten wordt dat dit jaar 1 op de 4 mensen psychisch lijdt, 1800 mensen jaarlijks zelfmoord plegen, dat er vaak dwang en drang is en dat elk jaar weer een veel te groot aantal mensen wordt opgenomen. Mensen die na hun opname vaak maar moeilijk aan het werk komen en niet vrij zijn om zelf relaties aan te gaan.
De financiële en maatschappelijke kosten van het huidige systeem zijn groot. Maar in plaats van de lat hoger te leggen, besluit Nederland de ggz af te bouwen, misschien niet intentioneel, maar wel in de praktijk.
Weinig politieke belangstelling
Na het verschijnen van de artikelen van Jim van Os, Mathieu Wagemans en Hans van Eeken kunnen we niet langer volhouden dat we onkundig zijn van de systematische afbraak van de geestelijke gezondheidszorg.
De sloop ligt niet alleen aan het gebrek aan investeringen – hoewel die jaarlijks steeds minder zijn - maar ook aan het geheugenverlies van de politiek. Daar is men kennelijk vergeten dat de ggz om het verminderen van lijden en het uitbreiden van inclusie en participatie zou moeten draaien.
Psychische gezondheid is nauwelijks een thema op de politieke agenda, met uitzondering van de absurde en misleidende discussie over verwarde personen op straat. Opmerkelijk want psychische gezondheid is, net als het klimaat, een speerpunt in de internationale ‘Sustainable Developmental Goals’ van de Verenigde Naties. Bovendien beschouwt de Conventie van de Rechten voor Personen met een Handicap maatschappelijke marginalisering als een mensenrechtenschending.
De geestelijke gezondheidszorg is zo ingericht dat hooggeschoolde professionals bij bosjes wegtrekken. In het kwaliteitsbeleid is hun marktwaarde en positie namelijk zodanig versterkt dat ze als autonome professionals, los van de regionale zorginfrastructuur aan de slag kunnen gaan. En dat doen ze ook en masse. Immers, als zelfstandige ervaren ze niet alleen minder stress, ze verdienen ook nog meer en worden geregeld bevestigd in hun professionele identiteit en eergevoel. Een van de gevolgen is dat de expertise met name wegstroomt uit de moeilijke en meer bewerkelijke psychiatrie. Waardoor de ggz nog meer ‘uitbehandelde’ diagnoses uitgeeft en mensen afschrijft. De uitverkoop en ontmanteling is nog steeds gaande.
Meer geld naar herstel en participatie
Is de afbraak deel van een masterplan om de ggz met de grond gelijk te maken? Voor sommige mensen is de ggz het niet waard om gered te worden. In zijn commentaar op het artikel van Jim van Os zegt Ed van Hoorn dat veel mensen getraumatiseerd zijn door de psychiatrie zelf. En dat het begrijpelijk is dat zij hopen dat de psychiatrie doorgaat met het graven van haar eigen graf. Het zou een hoop leed voorkomen.
Iets minder vergaand is Van Hoorns kritiek dat de psychiatrie te veel aandacht geeft aan het domein van symptoomreductie. Verminderen van symptomen doet er iets toe, maar in het totaal van optimale zorg is het zwaar overgewaardeerd. Als we meer aandacht zouden hebben voor wat er voor burgers met psychische kwetsbaarheden echt toe doet, zouden we de middelen evenredig verdelen over ggz, participatie en herstel.
Voor een deel is huidige, onevenwichtige verdeling van middelen – 90 procent naar ggz, 8 procent naar participatie en 2 procent naar persoonlijk herstel – te herleiden tot de lobby van instellingen en beroepsverenigingen die veel sterker is dan die van burgers of mensen die psychisch lijden.
Een andere reden is dat de politiek psychisch lijden ziet als subjectief – hoe iemand zich gedraagt of wat iemand voelt is een persoonlijke keuze – en dat we daarvoor we geen maatschappelijk geld moeten uitgeven. Oftewel: eigen schuld, dikke bult.
Naar een echt publieke geestelijke gezondheidszorg
Enkele decennia geleden werd de psychiatrie omgedoopt tot geestelijke gezondheidszorg. Het verschil blijkt vooral terminologisch, de naamsverandering heeft er niet voor gezorgd dat de ggz echt een publieke gezondheidssector is geworden. Was dat wel gebeurd, dan waren de publieke middelen minder voor de segregatie en meer voor integratie ingezet.
Het inrichten van een waarlijk publieke geestelijke gezondheidszorg is niet alleen de verantwoordelijkheid van de ggz. Ook burgers die herstellen van hun psychisch lijden, families, buurtbewoners, werkgevers, maatschappelijke organisaties hebben hierin een rol te vervullen. Omdat een publieke geestelijke gezondheidszorg ons aller verantwoordelijkheid is, verdient het onze gezamenlijke aandacht
In de ggz zorgen 100 duizend professionals jaarlijks voor 1 miljoen Nederlanders. Tevens voorziet de sector in de potentiële vraag van 4 miljoen burgers. De inrichting en de kosten van een dergelijk systeem moéten onderwerp zijn van een publiek debat, en niet zoals nu bedisseld worden in achterkameroverleggen van geïnstitutionaliseerde stakeholders - beroepsgroepen, instellingen, en patiënten- en familieorganisaties. Dat is fundamenteel ondemocratisch.
Voor een maatschappelijk gedragen ggz waar herstel ondersteund en geborgd wordt, moeten we de middelen zodanig verdelen dat het engagement van allen op juiste wijze wordt gewaardeerd.
Philippe Delespaul is hoogleraar Zorginnovaties in de ggz aan de Universiteit Maastricht en programmaleider Integrale Zorg bij Mondriaan.
Foto: Pixabay