Maak rechtvaardigheid tot kloppend hart onderwijs aan sociaal professionals

Te lang zijn sociaal werkers opgeleid om zich te bekwamen in micro-interventies, zonder zich rekenschap te geven van de toenemende maatschappelijke ongelijkheid. Sjoukje Botman en Jeroen Gradener, zelf werkzaam in het hoger onderwijs, willen studenten graag toerusten met politiserende vaardigheden.

De door Van Pelt en Spierts aangejaagde discussie over de rol van de sociaal werker als hoeder van sociale rechtvaardigheid kon niet op een belangrijker moment komen. Het recente jaarboek  van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken De Verhuizing van de Verzorgingsstaat agendeert nadrukkelijk drie actuele tekorten in het sociaal domein na de verschillende decentralisaties.

Allereerst het democratisch tekort: er is gebrek aan publiek debat over onder meer de noodzaak van zelfredzaamheid en actief burgerschap. Een professioneel tekort blijkt uit de pijnlijke spagaat tussen wat in onder meer sociale wijkteams van sociaal professionals wordt gevraagd en wat ze kunnen, maar ook uit de willekeur in hun dagelijkse uitvoering. Een derde tekort, het solidariteitstekort, wijst op de groeiende kansenongelijkheid in de samenleving tussen burgers die wel en niet afhankelijk zijn van maatschappelijke ondersteuning.

Kortom, de urgentie voor een moedige en mondige sociale professie dient zich aan, een die zich opwerpt als borger van sociale en burgerlijke grondrechten. Grondrechten die na decennia – hier komt-ie - neoliberaal overheidsbeleid flink zijn uitgekleed voor de meest kwetsbaren. Van Pelt en Spierts bieden een wenkend perspectief door te verwijzen naar hoe Vlaamse sociaal werkers mensenrechten, sociale rechtvaardigheid en zeggenschap verankeren. Concreet zijn ze niet, maar dat hoeft ook niet in deze fase van een beginnend debat.

Hoe ervaren sociaal werkers hun tanden stukbijten

Als opleiders van sociaal werkers in de bachelor- en masterfase, storen we ons, samen met Klaas Mulder, ook al lang aan het dun gezaaide politieke en maatschappelijk besef in zowel opleiding als praktijk. In de Amsterdamse Masteropleiding Social Work horen we regelmatig hoe ervaren sociaal werkers hun tanden stukbijten op de genoemde drie tekorten, en zich zelf – ongewenst - medeplichtig voelen aan de toenemende maatschappelijke ongelijkheid. Hoe ze de macht van managers voeden, en afrekensystemen legitimeren ten koste van hun professionele oordeel.

Het maakt duidelijk dat het sociaal werkers in Nederland vaak aan theoretische, maar ook aan praktische toerusting ontbreekt hun vak als een mensenrechten- of sociaalrechtvaardigheidsberoep te poneren. Laat staan dat ze het waar maken, en zich zonder omwegen kunnen opwerpen als hoeders van het zwakste belang. Het ‘breed denken’, zoals Jan Willem Bruins bepleit in zijn reactie, is hard nodig in het sociale domein.

Laten we de hand in eigen boezem steken

Dat dat te weinig gebeurt, daarvoor moet vooral het onderwijs de hand in eigen boezem steken: te lang is het gericht geweest op sociaal werkers bekwamen in micro-interventies, en te weinig op het rekenschap geven van de bredere maatschappelijke kwesties die dit type interventies veroorzaakt. Mogelijk hebben we te veel onze oren laten hangen naar opiniemakers als voormalig lector Hans van Ewijk (2012) met zijn positionering van het sociaal werk als ondersteuning van het sociaal functioneren van mensen. Die benadering heeft weliswaar oog voor de complexiteit van de samenleving, maar zonder die omgeving te problematiseren (Van Ewijk, 2012).

Van Ewijk was niet de enige die op die lijn zat, het gold ook voor Marijke Vos, de recent afgezwaaide voorzitter van Sociaal Werk Nederland. Zij reflecteerde: ‘De welzijnssector is er om mensen sociaal zelfredzaam te maken. Niet om therapeutisch aan de slag te gaan, niet om mensen in achterstandssituaties te emanciperen.’ (2015, 1). Dat is een vorm van pragmatisch penny wise pound foolish-denken dat niet echt resoneert met hoe de International Federation of Social Work (IFSW) het sociaal werk positioneert, namelijk als een praktijk die juist wel die sociale verandering promoot. 2).

Het vraagt meer dan een spoedcursus actievoeren

Het bepleiten van sociaal werk zonder sociaal-politieke connotaties staat niet op zichzelf. Zo markeerden jaren eerder Hans Boutellier en Nanne Boonstra (2009) ook het opbouwwerk als een lokaal georiënteerde praktijk van burgerondersteuning, en niet zozeer als een praktijk die ook de plicht heeft individueel lijden in die lokale context te agenderen als manifestaties van maatschappelijke ongelijkheid.

Onze ervaring is juist dat studenten en ervaren sociaal werkers zich er doorgaans heel snel rekenschap van geven dat achter bijvoorbeeld een dreigende huisuitzetting soms generatiearmoede speelt, als gevolg van structurele ongelijkheid in maatschappelijke kansen. Alleen, het handelingsrepertoire van politiseren en democratiseren, om dit soort structurele oorzaken te kunnen adresseren, wacht in de coulissen van de sociale opleidingen op herwaardering. En dat vraagt inderdaad meer dan een spoedcursus actievoeren, zoals Mulder terecht opmerkt.

Manieren om studenten toe te rusten

Als docenten en onderwijsontwikkelaars Social Work aan de Hogeschool van Amsterdam zoeken wij daarom juist naar actuele manieren om studenten toe te rusten met politiserende en democratiseringsvaardigheden. Dat vraagt niet van de sociaal werker dat ie zich in een fluorgeel hesje hijst en barricades bouwt. Evenmin vraagt democratiseren om weekendlange sits-in met buurtbewoners.

Waar we op inzetten is studenten toerusten tot ‘democratiserende praktijkontwikkeling’. Hiermee willen we een tegenwicht bieden aan de tendens om de recente sociale innovaties te bezien als een technisch, organisatorisch, of methodologisch vraagstuk, als iets dat moet worden ‘uitgerold’, en waarin een sociaal werker die gezinnen ondersteunt ‘gezinsmanager’ is gaan heten.

Immers, op de achtergrond van die ontwikkelingen speelt altijd definitiemacht, expertisemacht, de macht van de meerderheid. En daarin zijn principes van sociale rechtvaardigheid niet vanzelfsprekend ingebouwd, zo leren ons de gesprekken met studenten. Hoe kan de sociaal werker daarbinnen als hoeder van het zwakste belang opereren?

We moeten studenten leren om macht te organiseren

Verbindend werken is het sleutelwoord, precies zoals Van Pelt en Spierts omschrijven. Bijna een derde van het Social Work curriculum in Amsterdam is hieraan gewijd, binnen wat wij noemen De Sociale Agenda. Hierin richten studenten zich op grote maatschappelijke uitdagingen. Terecht wijst Mulder erop dat het daarvoor ook nodig is dat niet alle kabinetsleden of wethouders als gesprekspartner afgewezen worden.

Wij willen studenten pogen te stimuleren daar te zijn waar ze wel invloed op beleid kunnen hebben. Naast durf en breed denken, moeten zij ook durven te twijfelen en nieuwsgierig te zijn naar het standpunt van de ander.

Naast perspectiefwisseling, mondigheid en twijfel, zetten we ook in op het toerusten van sociaal werkers om meer dan nu macht en tegenmacht te organiseren in het sociaal domein. Dit gaat verder dan de inmiddels steeds meer ingebouwde ervaringsdeskundigheid en formele bewonersinspraak.

Te vaak nog merken we de onmacht van studenten om gebruikers een stem te geven. Dan wordt participatief actieonderzoek naar de wensen en behoeften van bijvoorbeeld mensen in de crisisopvang toch al gauw een marktonderzoek, in plaats van een daadwerkelijke stap naar zelfbeheer van die voorziening. Het past dan niet binnen richtlijnen, protocollen, randvoorwaarden of beleid.

Echte ‘voice’ in het sociaal werk borgen betekent dus ook het kritisch onderzoeken van de agenda’s van professionals, beleidsmakers en managers. Welke verdedigingstactieken passen ze toe om hun positie veilig te stellen?

Het woord is nu aan de aanbieders van het sociaal werk

Het sociaal werk is als beroepspraktijk schatplichtig aan principes van sociale rechtvaardigheid en mensenrechten, en dan niet alleen als ethisch richtsnoer. Als het zich als vakgebied nog serieus wil nemen, dan moet het meer zijn dan sisyfusarbeid in het netjes afgebakende lokale sociale domein.

Dat is de opbrengst van het door Van Pelt en Spierts aangezwengelde debat tot nu toe. Het onderwijs aan sociaal professionals moet die handschoen oppakken en van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid het kloppend hart van het curriculum maken. Gevoed door een venster op sociale urgenties, politiserende analyse en handelingsmodellen.

Graag geven wij nu het woord aan de aanbieders van sociaal werk, hun ‘voice’ ontbreekt nog in het debat.

Sjoukje Botman en Jeroen Gradener zijn beiden hoofddocent Social Work aan de Hogeschool van Amsterdam.

 

Noten

Boutelier, H., & Boonstra, N. (2009). Van Presentie tot Correctie.Een nieuw perspectief op samenlevingsopbouw. Utrecht: Verwey-Jonker.

Van Ewijk, H. (2012). Sociaal Werkers moeten niet therapeutiseren. Sociale Vraagstukken, 13 mei 2012: https://www.socialevraagstukken.nl/toekomst-van-het-sociaal-werk/

(1) Vos, Marijke 2015). https://www.sociaalwerknederland.nl/thema/sociale-basis-preventie/blog/237-branche-voor-sociaal-functioneren

(2) https://www.ifsw.org/what-is-social-work/global-definition-of-social-work

 

Foto: Gonzale (Flickr Creative Commons)