Uitstroom sociaal werkers: stil verzet, maar oorverdovend hard

De uitstroom van sociaal werkers is heel hoog. Onderzoeker Marc Hoijtink vreest dat het sociaal domein voor te veel sociaal werkers op te veel plekken een giftige, demotiverende cocktail is die zij niet meer lusten.

We horen de oproep steeds vaker: sociaal werkers moeten hun stem meer laten horen in sociaal beleid en het publieke debat. Alle discussie daargelaten over welke activiteiten dan precies wel en niet onder politiseren vallen, of dat woord misschien niet al te losjes gebruikt wordt, of hierin een taak ligt voor elke sociaal werker of niet: de aandacht ervoor lijkt mij hoe dan ook winst. De urgentie ervan is de laatste jaren alleen maar meer zichtbaar geworden, met de toeslagenaffaire ongetwijfeld als het meest in het oog springende voorbeeld ervan.

Maar als we het hebben over de stem van de sociaal werker, dan moeten we het echt ook over de roze olifant in de kamer hebben. Want wie goed luistert, kan de stem van veel sociaal werkers in sociaal beleid al langer horen. En die stemt tot nadenken.

Verweven met verzorgingsstaat

Ik doe dat met behulp van het beroemde werk van de econoom Albert Hirschman Exit, Voice en Loyalty: Responses to Decline of Firms, Organization and States.

Voor een goed begrip daarvan moeten we ons wel eerst realiseren dat sociaal werk in Nederland sterk verweven is met de verzorgingsstaat. Sociaal werkers vinden niet alleen iets van sociaal beleid: zij zijn voor bewoners ook het gezicht ervan, sinds de decentralisering zelfs nadrukkelijker dan ooit. Of ze nu meer direct werken onder gemeentelijke programma’s of vanuit door de lokale overheid gecontracteerde organisaties, en of ze zich hier nu mee identificeren of niet.

40 procent van de sociaal werkers overweegt een vertrek bij hun werkgevers

De vraag is of sociaal werkers dat nog wel willen zijn? Of preciezer gezegd: hoeveel sociaal werkers dat onder de huidige condities nog willen zijn?

Werkdruk, bureaucratie, wachtlijsten…

Hirschman laat namelijk zien dat er drie manieren zijn waarop mensen kunnen reageren als zij achteruitgang ervaren: voice, exit en silence (loyalty). Voice is wel bekend, want publiekelijk zichtbaar. Het is je stem verheffen via overleg of bijvoorbeeld door te protesteren zoals jeugdzorgwerkers dat onlangs deden op het Malieveld in Den Haag. Zij protesteerden onder meer tegen de lange wachtlijsten, tijdrovende bureaucratie, te hoge werkdruk en marktwerking in de vorm van aanbestedingen.

Exit uit de sector

Aan exit daarentegen komt geen megafoon of overleg te pas. Exit is stemmen met de voeten ofwel vertrekken, ontslag nemen. Sonja Liefhebber constateerde eerder al dat in geen enkele andere sector in zorg en welzijn de uitstroom zo hoog is als in het sociaal werk.

Er is bovendien een grote groep van sociaal werkers die erover fantaseert hun huidige werkgever de rug toe te keren, maar dat nog niet gedaan heeft. Op deze groep wil ik verder inzoomen. 40 procent van de sociaal werkers overweegt een vertrek bij hun werkgevers. Eerder arbeidsmarktonderzoek gaf aan dat 44 procent van de mensen werkzaam in het primair proces binnen vijf jaar de sector daadwerkelijk wil verlaten.

Stil verzet

Fantaseren over een vertrek analyseerde ik eerder in De Verhuizing van de verzorgingsstaat in het veld van sociale wijkteams als cognitieve vlucht, een variant van stil verzet die dicht tegen coping aanzit. Cognitieve vlucht is een vorm van silence, de derde manier die Hirschman onderscheidt waarop mensen kunnen reageren als zij achteruitgang ervaren, namelijk in stilte de situatie verdragen en er het beste van maken.

Sociaal werkers haken niet zomaar af. Zij voelen zich loyaal aan hun beroepsidealen

Stil verzet is onderdeel van wat ook wel de onderstroom van organisaties heet: dat deel waarover het minst openlijk gesproken wordt en daarom vaak uit zicht blijft van beleidsmakers en wetenschappers die menen dat ‘echt’ verzet georganiseerd, collectief en publiekelijk zichtbaar is. Stil verzet is inmiddels in Nederland door meer wetenschappers in het sociaal domein als vruchtbaar concept ingezet om prakijken van sociaal werkers in beeld te krijgen die anders vaak onder de radar blijven. Stil verzet is pragmatisch, impliciet, ongeorganiseerd, gefragmenteerd, en vaak individueel.

Net zoals bijvoorbeeld het gebruik van humor is cognitieve vlucht voor sociaal werkers een manier om te dealen met frustraties, stress en gevoelens van machteloosheid die zij in hun dagelijkse werk oplopen. Het stelt hen in staat om even afstand te nemen, om dan toch weer verder te kunnen gaan.

Stil verzet is, net als voice, loyaal verzet.

Pragmatisch idealisme

Sociaal werkers haken namelijk niet zomaar af. Zij voelen zich loyaal aan hun beroepsidealen die vaak sterk verweven zijn met persoonlijke idealen, die weer verbonden zijn aan een bepaalde doelgroep of specifieke problematiek.

Voor de een zijn dat bijvoorbeeld mensen en gezinnen met een verstandelijke beperking, voor de andere ouderen, huiselijk geweld of jongeren. Hun professionaliteit is zo bezien een vorm van pragmatisch idealisme en een bron voor persoonlijke zingeving.

Als blijkt dat bijna de helft van de sociaal werkers op het punt staat om met deze loyaliteit te breken, dan stemt dat tot nadenken. Ik ken werkelijk geen sociaal werker die deze lichtzinnig aan de kant zet.

Politiek probleem

De dreigende uitstroom is ook in democratisch opzicht problematisch. De negatieve effecten ervan voor de continuïteit en kwaliteit van hulp voor mensen zijn evident, alleen al omdat het eerste voorwaarde is voor het laatste. Er bestaat bovendien een sterke relatie tussen de kwaliteit van de beleidsuitvoering en het vertrouwen van burgers in het functioneren van de democratische rechtstaat.

Een leegloop of toestand van chronisch wisselend personeel ondermijnt het geloof van mensen in de democratische rechtstaat wiens vertrouwen daarin soms al behoorlijk broos is vanwege eerdere negatieve ervaringen met formele uitvoerende instituties, of dat nu terecht is of niet. De dreigende uitstroom is dus een politiek probleem dat ver voorbijgaat aan motieven en belangen van de individuele professional.

Hoe kunnen we het tij keren? En toch ook de vraag: hoe heeft het zover kunnen komen?

Eenvoudige oplossingen zijn er niet. Bovendien versterkt uitstroom van personeel zichzelf vaak: minder mensen betekent een hogere werkdruk voor diegenen die blijven, dat betekent weer meer uitstroom, dat betekent meer werkdruk and so on.

Als aanzet tot verdere reflecties en acties beperk ik mij tot een drietal punten.

Meer onderzoek naar exit

Allereerst is er systematischer onderzoek nodig naar de beweegredenen van sociaal werkers om te vetrekken bij hun werkgevers en wat sociaal werkers juist doet blijven. Motieven van sociaal werkers variëren. De ene werkplek is de andere niet. Tegelijk weten we ook al het een en ander over motieven waarom sociaal werkers afhaken.

Waar geprotesteerd wordt, bestaat hoop op verandering

Exit kent zelden één oorzaak. Het is vaak het gevolg van onvoldoende zeggenschap over werkcondities, het gevoel onvoldoende toegerust te zijn, onduidelijke en voortdurend veranderende kaders en verantwoordelijkheden, het oplopen tegen bureaucratische muren, in combinatie met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, een opeenstapeling van onzekerheden, hoge werkdruk, overspannen beleidsidealen, onvoldoende mandaat en een verschraling van de verzorgingsstaat die vaak hard toeslaat bij de mensen die zij ondersteunen.

Het goede nieuws? Aanbestedingen, zinloze bureaucratie, permanent veranderend beleid, wantrouwen, een gebrek aan mandaat of tekortschietend management en schaarste: het zijn geen natuurverschijnselen. We kunnen er wat aan doen, maar sociaal werkers kunnen dat niet alleen.

Het tij keren

Het is belangrijk dat professionals zich uitspreken. En we zien ook tekenen van meer publiek protest, zoals bijvoorbeeld recentelijk van de jeugdzorgwerkers. Waar geprotesteerd wordt, bestaat hoop op verandering.

Maar als we de dreigende uitstroom begrijpen als stil verzet, dan wijst dit ook op het bestaan van een krachtige onderstroom die andersom werkzaam is in het sociaal domein: verzet dat steeds stiller wordt totdat het bijna uitdooft en we uiteindelijk verwonderd staren naar statistieken over uitstroomcijfers.

Een diepe bron van frustratie bij veel sociaal werkers die ik spreek en dreigen af te haken of al gestopt zijn, is het gebrek aan respons op hun signalen die zij inbrengen binnen hun eigen organisaties, hun eigen werkgevers. Voice kost tijd, moeite en energie. Als mensen keer op keer ervaren dat dit niets oplevert, dan stopt de bereidheid om hierin te investeren vanzelf wel.

Willen we het tij keren, dan is het cruciaal voor organisaties en werkgevers om voice daadwerkelijk te versterken. Als dat alleen voor de bühne is, dan zullen sociaal werkers, als we de redenering doortrekken, stemmen met de voeten, zo wijst ook onderzoek uit Zweden uit.

Bezinning over positie en versterking voice

Tenslotte: als sociaal werkers zo massaal op het punt staan om hun loyaliteit op te zeggen, dan zullen we onze analyse ook moeten verplaatsen van individu naar het collectieve niveau van het beroep. We moeten er niet voor terugdeinzen om het kikkerperspectief, de subjectieve belevingen, en de individuele beslissingen, te verbinden met een vogelperspectief: met de grote patronen die zich het afgelopen decennium in en rond het werk van veel sociaal werkers voltrokken hebben.

Als bijna de helft van de werkers in het primaire proces overweegt weg te gaan, wat zegt dit dan over de huidige staat van het sociaal domein? En wat zegt dit eigenlijk over de huidige positie van sociaal werkers in de samenleving?

Veel sociaal werkers die dreigen af te haken of hun werk al de rug toegekeerd hebben, kampen met gevoelens van verlies van professionele autonomie, inhoudelijke onteigening en verwaarlozing.

Laat er geen misverstand over bestaan. De golven van veranderingen die het vorige decennium over hen heen gespoeld zijn, hebben zij niet op gang gebracht. Zelfsturende teams voelen lang niet altijd als een bevrijding. Meer ruimte kan ook betekenen: meer in je uppie rondzwemmen. Het is ook niet hun idee om van de een op andere dag generalist te worden. Net zomin als het hun idee is, dat het beter is om vrijwilligers in buurthuizen groepen te laten begeleiden, dan zijzelf.

Bewoners scoren op zelfredzaamheidsmatrixen? Ook niet hun idee. En het was al helemaal niet hun idee om de toegang tot voorzieningen en zaken als rechtsbijstand verder te beperken voor groepen die dat het hardst nodig hebben. Minder is meer? Ik heb het sociaal werkers niet horen zeggen. Niet in de aanloop naar de decentralisering en nog steeds niet.

Morele stress

Toch zijn zij het die burgers het beleid mogen uitleggen. Zij zijn het die de administratieve lasten dragen van geïnstitutionaliseerd wantrouwen. Zij zijn het die worstelen met de grenzen en grenzeloosheid van generalistisch werken. Zij zijn het die in hun gezicht worden gespuugd als mensen geen toegang meer hebben tot voorzieningen. En zij zijn het die in een out of opties modus raken als de gedroomde sociale netwerken er niet blijken te zijn, en er geen plek is in de noodopvang, hoe hard ze ook omdenken.

Wat te doen met mensen in acute nood? Mee naar huis nemen, afzetten bij de politie in de hoop dat die opvang kan forceren? Toch maar motiveren om een nachtje bij een gewelddadige ex te gaan slapen? Of kiezen om een gezin voor een nachtje op het kantoor van de instelling te laten overnachten, want alles beter dan op straat? Zulke beslissingen maken het werk van professionals soms zwaar.

Je zou verwachten dat sociaal werkers zich gesteund voelen vanuit hun organisaties, werkgevers en gemeenten

De morele stress die hiermee gepaard gaat, kunnen sociaal werkers bovendien internaliseren als individuele ‘professionele’ tekorten (‘ik ben niet geschikt voor dit werk’). En bijvoorbeeld niet als gevolg van politieke keuzes (beperktere toegang collectieve voorzieningen) die hun professionele (on)mogelijkheden medebepalen. Het is daarom van belang om sociaal werkers toe te rusten met kennis en vaardigheden om hun eigen professionele positie te doordenken en deze waar nodig te politiseren.

Sociaal werkers opereren in een wereld van toenemende schaarste, net als de mensen die zij helpen en steunen. Een wereld waarin het al een hele opgave kan zijn om hun stem en kennis bij het management en in beleid van hun eigen organisaties gehoord en erkend te krijgen.

Gehavend gezicht, bebloed hart

Sociaal werkers maken dagelijks verschil in reële levens van talloze mensen: achter de voordeur, op straat, op kantoor, in buurthuizen en zijn ook in economische zin van waarde voor de samenleving.

Ze zijn getuige van verschillende van de meest nijpende problemen in de samenleving en navigeren in een mijnenveld vol tegenstrijdige verwachtingen en conflicterende belangen, wetende dat deze nooit allemaal tegelijk ingelost kunnen worden. Een samenleving die soms behoorlijk intimiderend, vijandig en zelfs gewelddadig voor ze kan zijn.

Je zou verwachten dat zij zich daarom gesteund voelen vanuit hun organisaties, werkgevers en gemeenten, zeker nu zij sinds de decentralisering nadrukkelijk dan ooit het gezicht zijn geworden van een nabije lokale overheid. Een bij tijd en wijle gehavend gezicht en met een bebloed hart, zoals antropoloog Anouk de Koning het eerder beeldend heeft uitgedrukt.

Stem van sociaal werkers versterken

Het sociaal domein is in Nederland, vrees ik, momenteel voor te veel sociaal werkers op te veel plekken als een giftige, demotiverende cocktail die zij niet meer lusten. Als we de dreigende uitstroom begrijpen als stil verzet, dan zeggen zij in feite: nee, dit willen we zo niet langer. In elk geval niet meer onder deze condities.

Er is flink veel werk te verzetten door verschillende partijen om de dreigende uitstroom te keren en de positie en stem van sociaal werkers te versterken. Om te beginnen binnen hun eigen organisaties die hun loyaliteit en signalen kunnen koesteren of negeren.

Hopelijk draagt het bij om sociaal werkers weg te trekken bij de dunne scheidslijn tussen fantaseren over een vertrek en daadwerkelijk ontslag nemen. Want als we de tamelijk massaal dreigende uitstroom van sociaal werkers interpreteren als stil verzet, dan is hun schreeuw inmiddels toch oorverdovend hard.

Marc Hoijtink is senior onderzoeker lectoraat Stedelijk Sociaal Werk aan de Hogeschool van Amsterdam en hoofdredacteur van Vakblad Sociaal Werk. Dit artikel is een korte versie van Hoijtinks essay: Op het punt van breken? Verzet, loyaliteit en de stille vlucht van sociaal werkers.

 

Foto: ricardo / zone41.net (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 8460 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Ik herken het niet. Welke sociaal werkers met wat voor soort opdrachten? In de sociale teams en welzijnswerk in vijfheerenlanden/MEE- VIVENZ zijn de sociaal werkers juist heel stabiel in tegenstelling tot het grote verloop van beleidsmensen, wmo-indicatiestellers en jeugd-en gezinsprofessionals. Ze maken het verschil in allerlei situaties; kunnen uithuiszettingen voorkomen; schulden kanaliseren, samen optrekken met jeugd-en gezinsprofessionals.

  2. Heel herkenbaar. Ik ben zelf net gestopt met werken in de Jeugdzorg na dertien jaar door veel van de bovengenoemde redenen. Hopelijk is deze tendens nog te stoppen voor de werkers die nu nog elke dag met hart en ziel inzetten en het verschil proberen te maken.

  3. Beste –

    De allang geleidelijke aftakeling van de Neder l a n d s e samen-leving – tellende nu al 53% chronisch zieken waaronder ietsje meer dan 800.000 chronisch slapeloze cliënten – de oprukkende groei van ggz-cliënten tijdens Covid-19 etc.- Tevens de stijgende cijfers van ziekenhuis opnames (somatisch) en de zorgwekkende vergrijzing van de Nederlandse samen – leving – Dit alles
    bekeken binnen het kader van een roerige scenario van nieuwe sociale – en economische aanpassingen en maatregelen te wijten aan de mars van de zelfs gecreëerde epidemieën van Corona en de rest vereist een diepe analyse – ten eerst van onszelf als individu of participant in de samenleving – ten tweede de positieve en negatieve effecten van ons individuele (intern & extern) gedrag te willen nabeschouwen en herbezinnen zodat er een nieuw ge-zonde evenwicht kan ontstaan tussen jezelf – de Ander & onze omringende sociaal & natuurlijk milieu’ s – h z z!

    7761/1 S O W s v m

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.