Zelfs bij bedrijven die nu al met arbeidsgehandicapten werken als ook bij dienstverleners bestaan ernstige twijfels over de dwangregeling. Begrijpelijk, sociaaleconomische theorieën en de harde praktijk leren ons dat rigide dwang tot gesjoemel leidt en dat het ten koste gaat van intrinsieke motivatie. Onder dwang en met minder middelen eigen initiatief stimuleren – dat is een wet gedoemd te falen.
Quotum is rigide dwang
De quotumregeling om tenminste 5 procent gehandicapt personeel in dienst te nemen geldt voor bedrijven of overheidsinstanties met tenminste 25 werknemers en moet vanaf 1 januari 2015 in zes jaar stapsgewijs worden ingevoerd. Wanneer een bedrijf niet aan het quotum voldoet volgt een boete van 5.000 euro per werkplaats voor een arbeidsgehandicapte.
Een dergelijk quotum is dwang, rigide dwang. Uit economisch onderzoek weten we dat dwang, bijvoorbeeld in de vorm van starre targets, juist leidt tot mindere prestaties. Een voorbeeld van een bedrijf dat al lang overtuigd is van het belang om gehandicapten een kans te geven en daar ook maatregelen voor heeft getroffen, maar nu dreigt af te haken, is het bedrijf IIC uit Delfgauw. Als innovatief bedrijf voor huishoudelijke apparaten heeft het een speciale hal ingericht waar 160 mensen van de sociale werkplaats werken. Directeur Patrick Schneider ervaart de nieuwe wet als een rigide en in zijn geval niet haalbare prikkel. Als hij deze zeer gemotiveerde mensen, die nu spontaan al om 07.15 uur in plaats van half 9 (wanneer de kantoormedewerkers verschijnen) al op de stoep staan, straks op de loonlijst moet zetten, dan moet hij hen per uur betalen in plaats van per stuk. Dat maakt het bedrijf minder flexibel en de kosten zullen toenemen. Het plezier voor zowel IIC als voor de vroege vogels is er dan snel vanaf. Mensen dwingen tot het nemen van eigen initiatief is doorgaans een kansloze paradox. Het is als het aanwijzen van een vrijwilliger: hoe gemotiveerd zal die vrijwilliger dan zijn?
Dwang leidt ook tot gesjoemel, of erger. Bijvoorbeeld, bij organisaties die van oudsher niet gewend zijn met arbeidsgehandicapten te werken is de kans groot dat zij, om aan het quotum te komen, intern gaan kijken 'wie al een Wajonger is'. Bedrijven die niet gemotiveerd zijn zullen geneigd zijn de randen van de wet opzoeken. Zij zullen mensen met een minimale handicap ergens een plekje geven. Zo mist de wet zijn doel, de meer ernstig gehandicapten, voor wie de wet vooral bedoeld is, blijven nog steeds aan de kant staan. Soms zullen die gehandicapten bovendien eindigen op een afgelegen, geïsoleerd plekje in het bedrijf, waardoor de beoogde integratie bij voorbaat gedoemd is te mislukken.
Slechts 5 procent van de bedrijven in Nederland heeft een Wajonger in dienst. Dat is veel te weinig. Daarom kan enige dwang noodzakelijk zijn om werkgevers over de drempel te helpen en enthousiast te maken. Maar goede begeleiding is daarvoor cruciaal. Astrid Haccou, werkzaam bij re-integratiebedrijf Middin, zegt dat ‘de praktijk heeft uitgewezen dat een quotumregeling alleen, niet werkt. In combinatie met voldoende ondersteuning is er best bereidheid om mensen met een beperking aan te nemen’.
Begeleiding neemt af
Dat is het tweede probleem van de nieuwe wet: de dwang wordt ook nog eens slecht gefaciliteerd. De noodzakelijke begeleiding van gehandicapten neemt namelijk verder af. Een begeleider, ook al is het op afstand, is cruciaal voor succesvolle arbeidsparticipatie van gehandicapten. Mensen met een verstandelijke beperking bijvoorbeeld zijn erg structuurgevoelig en kunnen al bij de minste verandering van slag raken. Dit tijdig signaleren, goed uitleggen en opnieuw aanleren, voorkomt dat iemand door een kleine verandering uit balans raakt en niet meer kan functioneren. Een werkgever heeft daar vaak niet de tijd voor en moet snel iemand kunnen inschakelen om de benodigde ondersteuning te bieden. Vroeger kende dergelijke begeleiding bij betaalde banen geen einddatum, dat wordt nu teruggebracht tot maximaal drie jaar. Ook het aantal uren ondersteuning is door het UWV verminderd. Voorheen was dat maximaal 15 procent van het aantal contracturen. Binnen drie jaar moet dit nu terug naar 3 procent. Daarna moeten de gehandicapten en hun werkgevers zichzelf redden. Deze beperkingen in begeleiding staan haaks op het streven om meer arbeidsgehandicapten duurzaam aan een baan te helpen.
Soep in de Tweede Kamer
Iedere donderdag staat Serginio (29 jaar) achter het buffet van het bedrijfsrestaurant van de Tweede Kamer. Hij serveert dan de soep en vertelt welke ingrediënten er in zitten. Hij maakt graag een praatje met zijn gasten en kent velen van hen bij naam. De chef logistiek is zijn leermeester: ‘In het begin koste het natuurlijk tijd, maar nu heb ik amper omkijken naar hem. Je doet iets goeds voor de samenleving en ondertussen werkt Serginio gewoon mee, net als iedereen.’ De aanwezigheid van mensen als Serginio leidt tot meer vrolijkheid en de sfeer is aanmerkelijk relaxter als hij er is, aldus zijn leermeester.
Niet alleen goed begeleiden, maar op de eerste plaats werkgevers over de drempel helpen en laten beleven hoe het kan werken, is de noodzakelijke eerste stap. Onbekend maakt immers onbemind. Het idee voor de werkplek voor Serginio ontstond in 2009, toen de Tweede Kamer voor het eerst meedeed met de zogenaamde Prokkelstagedag. Prokkel staat voor prikkelende ontmoetingen tussen mensen met en zonder een verstandelijke beperking. Het is een landelijke dag in juni waaraan in 2012 maar liefst 400 organisaties deelnamen. Doordat het maar om één dag gaat, zijn bedrijven gemakkelijk over de streep te trekken om te participeren. Initiatiefnemer in de Tweede Kamer was Ruud Haarms, hoofd bedrijfsrestaurant. Hij wilde al langer mensen met een handicap op de werkvloer, maar kreeg zijn collega's niet mee. Sinds de Prokkelstagedag is iedereen enthousiast, werken er nu structureel drie arbeidsbeperkte medewerkers binnen zijn afdeling en zijn er plannen dit aantal verder uit te breiden. Haarms heeft goed contact met re-integratiemedewerkers en er is permanent een begeleider in het gebouw aanwezig.
Uitbreiding op het Binnenhof
Als mensen over hun eerste vooroordelen en onbekendheid heen zijn, blijkt het werken met arbeidsgehandicapten vaak goed inpasbaar. Mits de begeleiding goed is georganiseerd en er enkele enthousiastelingen rondlopen, liefst ook op directieniveau. In het gebouw van de Tweede Kamer werken 630 ambtenaren, verdeeld over 18 afdelingen. Volgens de Participatiewet zouden hier in de toekomst minimaal 31 mensen met een beperking een baan moeten vinden. De afdeling P&O van de Tweede Kamer heeft in samenwerking met een re-integratiebureau de eerste stappen op dat pad gezet. Gangmaker Haarms houdt vast aan de eigen aanpak: je moet een voorloper durven zijn en niet wachten tot je aan de beurt bent.’ Onder dwang en zonder adequate begeleiding zullen zijn 17 collega’s de 28 toekomstige arbeidsgehandicapten niet omarmen. Met een quotumregeling die hen over de drempel helpt, inspeelt op hun specifieke omstandigheden én die tegelijk adequate begeleiding biedt, zijn de collega’s van Ruud Haarms waarschijnlijk wel enthousiast te krijgen. Emile Durkheim parafraserend: als de motivatie toereikend is, zijn wetten overbodig, als motivatie en middelen ontbreken zijn wetten onuitvoerbaar.