Op basis van een inventarisatie van Amsterdamse buurtinitiatieven onderscheiden we drie verschillende typen:
1. Participatieprofessionals die in opdracht van of in nauwe samenwerking met de overheid bewoners aansporen tot buurtinitiatieven.
2. Participatieprofessionals die, gedreven door bezuinigingen, bewoners weten te bewegen mede-eigenaar van een buurtonderneming te worden;
3. Burgers die het heft in eigen hand nemen door op eigen initiatief nieuwe voorzieningen te creëren.
‘Het is nu menens’
Overheden in binnen- en buitenland dragen verantwoordelijkheden en macht over. Waar in de jaren tachtig en negentig de productie van publieke goederen en diensten werd uitbesteed aan marktpartijen, is nu de ambitie om burgers, gemeenschappen en hybride verbanden van ondernemers en bewoners de kans te geven zich te organiseren en te besturen. De omslag van een top-down geregisseerde naar een zich bottom-up ontwikkelende samenleving, wordt door betrokkenen betiteld als De Kanteling, met veelzeggende hoofdletters.
Om te bewerkstelligen dat burgers daadwerkelijk verantwoordelijkheid nemen, worden voorwaarden geschapen en waar nodig participatieprofessionals ingeschakeld om bewonersinitiatief te bespoedigen. Schinkel (2012: 12) spreekt over ‘van bovenaf ingegeven zelforganisatie’. De vraag die we ons stellen is:
Hoe vindt de overdracht en overname van eigenaarschap plaats? Hoe wordt eigenaarschap in de praktijk precies georganiseerd en gevoeld?
Onder eigenaarschap verstaan we in dit kader naast de formele verantwoordelijkheid voor het creëren van bepaalde maatschappelijke voorzieningen ook het informele gevoel van betrokkenheid hierbij en navenant handelen.
Type 1 van eigenaarschap: door professionals geïnitieerd
Allereerst zijn er door overheid of participatieprofessionals geïnitieerde buurtinitiatieven: Academie van de Stad, Broedstraten, Noorderparkkamer en Gouden Handen. Die initiatieven bereiken vaak veel bewoners, maar het lukt niet of slechts incidenteel om burgers eigenaarschap op zich te laten nemen. Eén van de redenen daarvoor is dat deze projecten niet voortvloeien uit de behoeften van deze burgers. Hierom blijven zij veelal doelgroep en consument van door professionals georganiseerde activiteiten.
Type 2: professionals bewegen bewoners tot initiatief
Bij het tweede type, participatieprofessionals die door bezuinigingen bewoners weten te bewegen tot initiatief - voornamelijk buurthuizen - zien we dat de overheid probeert eigenaarschap van overheidsvoorzieningen over te dragen op burgers. De rol van de overheid beperkt zich dan tot de inzet van welzijnswerkers en participatieondernemers die burgers helpen bij de transformatie van overheidsvoorziening naar burgerinitiatief. Het lukt soms om burgers ook echt de positie van eigenaar te geven, bijvoorbeeld wanneer zij zelf volledige verantwoordelijkheid krijgen voor het beheer en programma van een buurtcentrum dat eerst werd gerund door professionals van een welzijnsinstelling.
Veel vaker komt het echter voor dat door de overheid betaalde professionals verantwoordelijkheid houden en dat burgers ingezet worden voor het beheer of het programma. Buurtvoorzieningen krijgen minder subsidie maar er worden meer eisen aan gesteld. Huizen van de Wijk worden bijvoorbeeld geacht zich open te stellen voor daklozen en buurtbewoners met psychische klachten. Het opdringen van taken aan vrijwilligers roept weerstand op en is destructief voor gevoelens van eigenaarschap. ‘Als die lui hier komen dan komen de andere bewoners niet meer. We hebben een hele leuke lunch gehad op vrijdag. Die liep in het begin heel goed. Op een gegeven moment twintig mensen aan tafel. Het kostte ook maar twee euro. En op een gegeven moment ontdekt een aantal dak- en thuislozen dat en die komen erbij zitten en pfffft… We zijn drie weken geleden gestopt. Er zaten alleen nog maar een paar van die gekkies en de rest van de bewoners was allemaal weg…’
Type 3: burgers doen het zelf
Als laatste type zien we burgers die daadwerkelijk vanuit eigen motivatie en behoeften projecten initiëren en draaiende houden. Zij stichten Stadsdorpen, richten energiecollectieven op en nemen het beheer van speeltuinen over. Als deze initiatieven een vaste vorm aannemen maken ze veelal gebruik van de infrastructuur van de overheid en worden zo ingepast in beleidsprogramma’s.
Vaak sluiten initiatieven aan bij de laatste beleidstrends
Waar buurtinitiatief onder meer gepropageerd wordt als een democratiseringsbeweging van onderaf is slechts een deel van de door ons bestudeerde initiatieven door burgers ingegeven. Vaak komen initiatieven uit de koker van professionals en sluiten deze aan op de laatste beleidstrends, waar overheden en woningcorporaties fondsen voor beschikbaar hebben. Omdat bewoners bij deze projecten als doelgroep worden aangesproken, is de stap naar eigenaarschap groot. Op basis van deze constateringen zou men kunnen concluderen dat autonomie en duurzaam eigenaarschap van bewoners een idée fixe is.
Veel initiatieven volgen de grillen van sponsoren
Nu zou tegengeworpen kunnen worden dat we aan het begin staan van een ontwikkeling. Dat lijkt de communis opinio onder veel professionals en bestuurders. Niet iedereen is actief maar met verwijzing naar een aantal ‘kwartiermakers’ en ‘pioniers’ (vrijwel zonder uitzondering betaalde professionals) wordt het idee gecreëerd dat we ons in het prille stadium van een grootse beweging bevinden. De professionals die initiatieven aanjagen - veelal zelfstandig ondernemers – zeggen vaak dat ze slechts aan het begin staan en dat burgers op termijn wel het heft in handen zullen nemen. We hoorden ook veel dat burgers in Nederland passief zijn geworden en zich graag de inspanningen van anderen laten aanleunen, maar dat deze houding wel zal moeten veranderen. Ons onderzoek laat echter zien dat er structurele beperkingen zijn, omdat veel initiatieven afhankelijk zijn van ondersteuning. Deze initiatieven volgen dan ook de grillen van hun sponsoren: ze stoppen als het geld op is, zoals bijvoorbeeld in het geval van Springlevend Columbus en de Kleurenstraat, of stranden in de planfase, zoals Werkplaats Noord.
Steeds hogere eisen aan actieve burgers
Waar vrijwilligers wel eigenaarschap hebben, worden er steeds hogere eisen aan hen gesteld. Ze worden behandeld als marktpartij wanneer ze hun activiteiten aankondigen of drank verkopen om kosten van activiteiten te dekken en ze worden behandeld als overheidspartij wanneer ze korting krijgen op de huur of subsidie ontvangen. Door die regels is het niet bepaald aantrekkelijk om eigenaarschap op te eisen en dat wordt er ook niet aantrekkelijker op. Als de overheid steeds minder ondersteunt en steeds meer eist, ligt het voor de hand dat burgers zich liever toeleggen op hun eigen sores en interesses dan dat ze zich inspannen voor de gemeenschap.
Emiel Rijshouwer is socioloog, verbonden aan de Erasmus Universiteit. Hij doet onderzoek naar online en offline vormen van zelforganisatie.
Justus Uitermark is bijzonder hoogleraar Samenlevingsopbouw aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en universitair hoofddocent sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Justus Uitermark is spreker op het Nationaal Laboratorium ‘Burgers, beleidsmakers en buitenlui’ op 6 november.
Bronnen
Schinkel, W. (2012). Van bestuur naar zelfbestuur. Overheid, burger en zelforganisatie. In: Essays Toekomst van de stad. Den Haag: Raad voor de leefomgeving (RLi).
Foto: Dean (Flickr Creative Commons)