In het debat over de sociale sector, dat naar aanleiding van de vermiste jongens uit Zeist oplaaide, valt een bepaalde trend te bespeuren. Op de eerste plaats laait het debat altijd op naar aanleiding van incidenten met een vaak tragische afloop. Iedereen herinnert zich uiteraard nog de dood van de peuter Savanna, in 2004. Daarnaast worden de pijlen steeds op de hulpverlening gericht, die te laat of niet ingegrepen zou hebben. En ten slotte is de berichtgeving hierbij vaak eenzijdig.
Wat meestal niet vermeld wordt is namelijk dat die kritiek die ontstond naar aanleiding van de dood van Savanna leidde tot een enorme groei aan onder toezicht geplaatste kinderen, waardoor er vervolgens een acuut tekort aan gezinsvoogden ontstond. Symboolbeleid dus.
Wat er ook niet instaat is dat er vier jaar later juist weer gepleit voor minder uithuisplaatsingen. Hulpverleners lijken het nooit goed te doen. En dit is nu juist de kern van de zaak.
Incidenten zijn inherent aan de hulpverlening
Uit mijn onderzoek blijkt namelijk dat dit soort incidenten, hoe tragisch ook, inherent zijn aan het vak van de hulpverleners. Tijdens het hulpverleningsproces wordt er een zekere mate van autonomie, van verantwoordelijkheid van de cliënt 'afgenomen'. Dit is precair: we doen dit omdat we als maatschappij vinden dat het 'moet' (in het belang van de cliënt en zijn/haar systeem). Tegelijkertijd realiseren we ons ook dat dit een inbreuk is op de leefwereld van de cliënt, en dat deze inbreuk zo kort en met zo weinig mogelijk impact plaats moet vinden en dat het van belang is dat de autonomie, de regie over het eigen leven zo spoedig mogelijk weer 'teruggegeven' wordt aan de cliënt.
We vragen daarbij van de professional wel dat hij in kan schatten wanneer er een stuk autonomie afgenomen moet worden en wanneer de cliënt zover is dat de verantwoordelijkheden (deels) teruggegeven kunnen worden. Het zijn namelijk de professionals die aangesproken worden wanneer dit te laat, of juist te vroeg gebeurt, en zij moeten dus kunnen verantwoorden waarom er voor welk moment gekozen wordt. In het eerste geval (wanneer dit teruggeven te laat plaatsvindt) zal men wellicht van mening zijn dat de zorg teveel geld kost, of dat de cliënt afhankelijk wordt gemaakt. Het tweede geval kan leiden tot de aantijging dat er slecht werk geleverd wordt, dat de hulpverlener zaken maar half afhandelt, of dat de ernst van een bepaalde situatie verkeerd wordt ingeschat. Het probleem is echter dat we nooit van tevoren zeker kunnen weten of er ingegrepen moet worden, of juist niet. Dit maakt het werk in hoge mate ambigue.
Professionals moeten ondernemend durven handelen
Men tracht vaak (niet zelden naar aanleiding van incidenten) om deze ambiguïteit in te dammen, door middel van regulering en protocollering. Dit kan er echter toe leiden dat de professionals op een gegeven moment méér bezig zijn met 'niet het verkeerde' te doen, dan met 'het goede' te doen. Met 'niet het verkeerde doen' bedoelen we dat professionals vooral druk bezig zijn met verantwoorden dat ze niet verzaken, dat ze geen ongefundeerde en slecht gedocumenteerde beslissingen nemen (symboolbeleid) en dat er niets wordt gedaan dat de veiligheid van de cliënt in gevaar brengt. En dat is wat anders dan 'het goede doen': de cliënt ondersteunen bij het zoeken naar een duurzame oplossing voor zijn probleem; bij het terugkrijgen van regie over zijn perspectief.
De complexe problematiek waar hulpverleners mee te maken krijgen vraagt echter juist om professionals die ondernemend durven te handelen, die beslissingen durven nemen. We willen zo min mogelijk ingrijpen in de leefwereld van anderen, maar daarmee lopen de professionals een risico dat het misgaat, dat ze de situatie verkeerd inschatten. Wanneer we als maatschappij een keuze maken voor professionals die de autonomie van de cliënt bevorderen, die kiezen voor het ondersteunen van de cliënt bij het verkrijgen van eigen regie op hun perspectief, die ernaar streven om het welzijn van de cliënt op de langere termijn te stimuleren, dan kiezen we er ook voor dat dit soms misgaat.
Incidentenbeleid helpt niet
Sociale professionals helpen cliënten met veel kennis, kunde en empathie vooruit met het (terug)krijgen van perspectief op de eigen regie. Het nemen van deze besluiten waarvan de consequenties vaak niet te overzien zijn, vraagt lef en een ondernemende houding van de professional. Om deze goed te laten functioneren, is het van belang dat er erkenning is dat deze besluiten risico's met zich mee brengen, met soms dus tragische gevolgen, en dat de professionals maximaal gesteund wordt de beslissingen die hij neemt. Incidentenbeleid helpt hier niet bij, en zou dus achterwege moeten blijven. De incidenten zijn ook zonder dit soort beleid al tragisch genoeg.
Martijn van Lanen is docent, onderzoeker en beleidsadviseur bij Fontys Hogeschool Sociale Studies. Hij promoveert vandaag met het proefschrift ‘Wat doen sociaal werkers wanneer ze sociaal werk doen?’.