Ook minder ‘avontuurlijke’ zelfstandigen sluiten zich nu aan bij een Broodfonds

Op zoek naar geschikte manieren om zich tegen arbeidsongeschiktheid te verzekeren, komen steeds meer zelfstandigen uit bij een Broodfonds. Door de toenemende populariteit lijkt de maatschappelijke erkenning van het Broodfonds als alternatieve verzekeringsvorm aanstaande.

De demografische ontwikkelingen, de crisis en (vooral) het overheidsbeleid hebben gezamenlijk bijgedragen aan de onstuimige groei van het aantal zelfstandigen in Nederland. In de afgelopen decennia -tussen 1987 en 2011- nam hun aantal toe van 600 duizend tot ruim 1 miljoen. De groei is vooral veroorzaakt door de sterke toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Fiscale voordelen -zelfstandigenaftrek, MKB-winstvrijstelling- hebben de drempel om als zelfstandige aan de slag te gaan verlaagd. Zelfstandig ondernemerschap brengt echter ook sociale risico’s met zich mee. Een zelfstandig ondernemer hoeft weliswaar geen pensioenpremie te betalen of een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) af te sluiten, maar kan daardoor ook niet terugvallen op een regeling voor de oude dag of een regeling voor arbeidsongeschiktheid. Het is overigens wel mogelijk om een AOV af te sluiten, maar dat is vaak zo duur dat minstens de helft van alle zzp’ers in Nederland ervan afziet.

Het Broodfonds als alternatief

Een recent alternatief voor het afsluiten van een AOV is het Broodfonds. In het algemeen bestaan Broodfondsgroepen uit 20 tot 50 deelnemende zelfstandigen die maandelijks een van tevoren afgesproken bedrag op een (Broodfonds-)rekening storten. Bij ziekte van één van de deelnemers schenken de overige deelnemers maximaal twee jaar lang elke maand een bedrag dat in overeenstemming is met de maandelijkse storting van de zieke deelnemer. Het geld dat een deelnemer op zijn of haar Broodfondsrekening heeft staan, blijft in eigen bezit; bij opzegging van het lidmaatschap wordt het geld dat op dat moment op de rekening staat meegenomen.

Naast wederkerigheid is de werking van een Broodfonds gebaseerd op vertrouwen: ziektemeldingen worden niet gecontroleerd en elke deelnemer bepaalt zelf hoeveel geld hij maandelijks op de eigen rekening stort. Leeftijd, ziekteverleden en beroepsachtergrond hebben geen invloed op de hoogte van de storting. Waar grote, onpersoonlijke verzekeringsmaatschappijen lijken uit te gaan van wantrouwen, zijn Broodfondsen gebaseerd op onderling vertrouwen. Maar is het Broodfonds een toegankelijk alternatief? In een dialoog met Jan Rotmans stelde René Cuperus in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken [1] dat het Broodfonds eerder voor hoogopgeleide zzp’ers is. ‘Weet je wat het Broodfonds van de onderklasse is? De hennepplantage op zolder. Dat is hun “groene” project.’

Profiel van deelnemers verandert

Uit recent onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat de achtergrond van Broodfondsleden het afgelopen jaar aanzienlijk gevarieerder is dan Cuperus suggereert. In maart 2014 werd door 827 van de (op dat moment) 2.422 Broodfondsdeelnemers een vragenlijst ingevuld waarin onder meer gevraagd werd naar hun achtergrond. Wanneer we de verzamelde persoonsgegevens van Broodfondsdeelnemers afzetten tegen die van alle zelfstandigen in Nederland treden er interessante verschillen op. Gemeten in 2013 bestond ruim 33 procent van alle Nederlandse zelfstandigen uit vrouwen, voor Broodfondsdeelnemers lag dat cijfer 13 procentpunten hoger. Ook de leeftijdsopbouw onder de deelnemers aan Broodfondsen wijkt af van de zelfstandigen als groep: ruim 8 procent van de Broodfondsdeelnemers is jonger dan 35 jaar, voor alle zelfstandigen is dat bijna 19 procent. De leeftijdsgroep van 45-55 jaar is onder de Broodfondsdeelnemer oververtegenwoordigd (ruim 45%), terwijl deze leeftijdsgroep ongeveer 32 procent van alle zelfstandigen in 2013 uitmaakt.

Het lijkt er verder op dat een aanzienlijk deel van de Broodfondsdeelnemers een lager persoonlijk inkomen heeft dan de gemiddelde zelfstandige: ongeveer 63 procent van de respondenten aan ons onderzoek gaf aan een inkomen te hebben dat modaal (€32.500 bruto) of onder modaal is. Het grootste deel hiervan, plus minus 42 procent, heeft een modaal inkomen, wat betekent dat ze niet ver onder het gemiddelde inkomen van zelfstandigen van €35.400 zitten. [2]Daarnaast is meer dan 86 procent van de Broodfondsdeelnemers hoger opgeleid, tegen bijna 39 procent van alle zelfstandigen.

Een ander interessant gegeven is dat in vergelijking met alle andere Nederlanders in 2010 Broodfondsdeelnemers bijzonder actief zijn als het op vrijwilligerswerk aankomt: 75 procent van de respondenten gaf aan op de één of andere manier betrokken te zijn bij vrijwilligerswerk of verenigingsleven buiten het Broodfonds om. Politiek zijn Broodfondsdeelnemers overwegend meer links georiënteerd dan andere zelfstandigen: waar ruim 56 procent van de respondenten zich links in het politieke spectrum plaatste, bleek uit een peiling van ZZP-Barometer in 2012 dat de meeste zelfstandige ondernemers eerder de VVD een warm hart toedragen.[3]

Populariteit van Broodfonds neemt snel toe

Zoals gezegd is het Broodfonds een vrij nieuw concept (in 2011 werd het concept voor het eerst naar buiten gebracht). Sindsdien wint het snel aan populariteit. Tijdens het uitzetten van onze enquête waren er 72 groepen, hun aantal was op 1 juli 2014 al gegroeid tot 103 actieve groepen in 59 plaatsen met in totaal 3.570 deelnemers. Met de snelle verspreiding van het concept, verandert tegelijkertijd het profiel van de deelnemers aan Broodfondsen. Vooral de verandering in politieke oriëntatie en opleidingsachtergrond is opvallend: het aantal deelnemers dat zichzelf links in het politieke spectrum plaatst, is in korte tijd afgenomen van 61 procent tot bijna 50% terwijl het aantal hoogopgeleiden is afgenomen van 92 procent tot ongeveer 82 procent.

Verder lijken ook de minder hoogopgeleide zzp-ers de weg naar het Broodfonds gevonden te hebben. Dat er nog steeds van enig ‘elitarisme’ sprake is, ligt niet per se aan de keuzes van Broodfondsen om zich te beperken tot een bepaalde groep. Het kan ook te maken hebben met belemmeringen op het vlak van regelgeving waar je je als ondernemer toch even doorheen moet worstelen.

De moraal van het verhaal is dat een nieuw concept als het Broodfonds voldoende tijd nodig heeft om een alternatief te kunnen bieden voor álle lagen van de bevolking, ook voor de minder avontuurlijk ingestelde zzp’ers, maar dat de verspreiding ervan best snel kan gaan. Nu zelfs Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in april 2014 zei dat er voldoende mogelijkheden voor zzp’ers zijn om een collectieve private verzekering aan te gaan, maar dat ‘daarnaast Broodfondsen een alternatieve collectieve voorziening voor zzp’ers (bieden), als zij geen reguliere AOV willen afsluiten’, lijkt de ‘broodnodige’ erkenning niet ver weg.

Jonathan Fink-Jensen is junior docent aan de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Tine de Moor is hoogleraar Instituties voor collectieve actie in historisch perspectief aan dezelfde faculteit.

Voor een uitgebreide rapportage van het onderzoek, zie hier.

 

Noten:

1. Jan Rotmans’ blijmoedigheid vs René Cuperus’ somberte’, Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken voorjaar 2014 1, 6
2. Linda Moonen, ‘Inkomen verklaard? ‘De toekomst-optimist en de toekomst-pessimist..Het inkomen van werknemers en zelfstandigen nader bekeken’, Sociaaleconomische trends 2e kwartaal 2012 (CBS), 20-24.
3. ‘Peiling ZZP Barometer: VVD en D66 grote winnaars, Rutte premier bij zzp-verkiezingen’, (5 september 2012), http://zzpbarometer.nl