Wie beleidsnota’s van veel Nederlandse gemeenten erop naslaat, zou haast denken dat mensen in armoede tot een exotische diersoort behoren. Overal in het land is men naarstig op zoek naar ‘vindplaatsen’ waar ‘de doelgroep’ zich schuilhoudt en wordt in living labs geëxperimenteerd met hoe deze mensen in het maatschappelijk wenselijke gareel te krijgen.
Hét armoedereservaat van Nederland
In diezelfde trant zou je op basis van mediaberichtgeving over het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, waaraan wij meewerkten, kunnen stellen dat de Groninger en Drentse veenkoloniën hét armoedereservaat van Nederland vormen. In dit gebied is het ‘normaal’ voor families om arm te zijn. Bezoekers hoeven nog net geen toegang te betalen aan de discutabele grens. Deze en andere misverstanden staan het oplossen van armoede in de weg. Dit artikel ontkracht de hardnekkigste.
Misverstand 1: Arme mensen weten niet beter
Een vlugge blik op het indrukwekkende arsenaal aan armoede-interventies leert dat het gros hiervan inzet op gedragsverandering. Is iemand te dik? Dan is er een interventie om iemand gezond te leren eten. Heeft iemand schulden? Dan kan die persoon niet goed met geld omgaan, maar gelukkig kunnen we financiële vaardigheden trainen. Slechts zelden zetten deze interventies in op de omstandigheden waaronder mensen leven. Terwijl gedrag altijd voortkomt uit persoonlijke ervaringen en leefomstandigheden.
Eerst bestaanszekerheid, daarna toekomstperspectief. Dat is de volgorde
De wantrouwende houding van mensen in armoede tegenover hulpverlening is vaak geen simpele weigering van hulp; vaker heeft dit te maken met het aftasten van iemands bedoelingen. Wanneer je in het verleden al twintig keer je verhaal hebt gedaan zonder dat daar iets behulpzaams tegenover stond, is dat best begrijpelijk. En over die financiële vaardigheden: er is niemand met betere financiële vaardigheden dan de persoon die elke maand weet rond te komen van een bijstandsuitkering.
We moeten dus af van het misverstand dat arme mensen niet beter weten; de omstandigheden en de ervaringen die de oorzaak zijn van armoede hebben we juist aan te pakken.
Misverstand 2: Professionals weten niet wat helpt
De roep om maatwerk is zeker niet nieuw, maar wordt wel steeds urgenter. Een van de vragen die bestuurders ons stelden, was waarom professionals niet effectief zijn in het oplossen van het probleem. De spiegel die we het werkveld voorhielden, kaatste terug naar die bestuurders, naar structurele factoren én bestuurlijke keuzen die armoede niet tegengaan maar juist in stand houden.
De impliciete verwachting dat professionals maatwerk er even bij doen, is onrealistisch
Zo vertelden professionals dat zij zich aan handen en voeten gebonden voelen. Ten eerste vanwege het huidige bijstandsniveau. Grof gezegd, kunnen professionals mensen stimuleren en motiveren tot ze een ons wegen, maar wanneer de bestaanszekerheid van mensen zo onder druk staat, is er geen enkele ruimte om te werken aan (en te geloven in) een betere toekomst. Eerst bestaanszekerheid, daarna toekomstperspectief. Dat is de volgorde.
Daarnaast snappen verreweg de meeste professionals dondersgoed dat er maatwerk geboden moet worden. Dit kost tijd en ruimte en veel bestuurders moedigen professionals dan ook aan die tijd en ruimte te nemen. Maar hoe doe je dat wanneer je een caseload hebt van heb ik jou daar? De impliciete verwachting dat professionals maatwerk er even bij doen, is onrealistisch. Om professionals serieus te nemen, moeten bestuurders zorgen dat de randvoorwaarden voor het bieden van maatwerk expliciet worden gemaakt – van aanbesteding tot taakomschrijving.
Misverstand 3: We waarderen ervaringskennis
In steeds meer bestuurlijke overleggen schuiven ervaringsdeskundigen aan. Soms als volwaardig lid van de discussie, maar veel te vaak als symbool. Ervaringsdeskundigen mogen hun verhaal doen, waarop bestuurders dan kunnen uitdrukken hoezeer ze met hen meeleven. Sommigen wagen zich er zelfs aan om hun eigen jeugd te vergelijken met het levensverhaal van de ervaringsdeskundige: ‘Armoede was voor mij ook dichtbij.’
Het inkomen bepaalt voor het overgrote deel hoe we naar armoede kijken
Als we ervaringskennis écht serieus nemen, dan krijgen mensen met ervaringskennis een prominente (en betaalde) plaats in alle organisaties die iets doen met armoede. Niet alleen een symbolische plek en een VVV-bon.
Misverstand 4: In de veenkoloniën is alleen maar armoede
In Nederland zijn maar weinig plattelandsregio’s waar armoede zoveel voorkomt als in de veenkoloniën. En alles duidt erop dat in dit gebied bovengemiddeld veel families van generatie op generatie in armoede leven. Dat stigma van armoede komt dus niet zomaar uit de lucht vallen.
Het percentage huishoudens met een laag inkomen ligt in de veenkoloniën echter nog altijd een stuk lager dan in veel grote steden. Zo moet in de gemeente Groningen 11,8 procent van de huishoudens rondkomen van een laag inkomen en in Rotterdam zelfs 12,9 procent. Dan valt het in de veenkoloniën, waar gemiddeld 6,8 procent van de huishoudens een laag inkomen heeft, nog wel mee.
Daarnaast leeft het negatieve imago vooral onder mensen van buiten het gebied. Inwoners van de regio kijken voorbij het armoedige imago en waarderen het gebied juist om de ruimte en de schoonheid van het landschap.
Misverstand 5: Iedereen denkt dat armoede over een laag inkomen gaat
Tot slot het hardnekkigste misverstand rond armoede, namelijk dat armoede vooral draait om het lage inkomen. Armoede, zoals elk maatschappelijk vraagstuk, wordt altijd beschouwd vanuit een bepaald perspectief. En dat perspectief bepaalt voor een groot deel wat we zien als ‘het probleem’.
Hoewel het bij armoede nogal uitmaakt waar en hoe iemand woont en in wat voor situatie iemand zit, bepaalt het inkomen voor het overgrote deel hoe we naar armoede kijken. In elke gemeente zijn de criteria die bepalen of mensen minimahulp kunnen krijgen uitsluitend gebaseerd op inkomen en vermogen. Wat een huishouden uitgeeft per maand doet er niet toe. Je kunt dus maar beter geen hoge zorgkosten hebben of een auto nodig hebben om familie, vrienden of werk te bereiken.
Een effectieve aanpak van armoede wordt pas mogelijk wanneer dit soort misverstanden voor eens en voor altijd de wereld uit zijn.
Erik Meij is senior onderzoeker bij CMO STAMM en Sander van Lanen is universitair docent aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkten mee aan het vijfjarige onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen naar generatiearmoede in de Groningse en Drentse veenkoloniën.
Foto: Frans Peeters (Flickr Creative Commons)