We moeten het weer over klasse hebben

Sociale stijger Lenette Schuijt ervoer de subtiele verschillen tussen het milieu van haar afkomst en de klasse waarin ze terechtkwam. Ze schreef er een boek over en pleit ervoor om sociale klasse weer op de agenda te zetten.

Sinds de verschuiving van de industriële economie naar de kenniseconomie beschouwen verschillende sociologen klasse als een achterhaald concept om de samenleving te begrijpen (onder anderen Beck 1986, Clark & Lipset 1991, Pakulski & Waters 1995). Ook Godfried Engbersen stelt dat het perspectief waarin het klassenbegrip is ontwikkeld, door individualisering en mondialisering onbruikbaar is geworden. (Engbersen, 2005).

Achterhaald concept

Volgens Engbersen en anderen heeft de toegenomen individualisering ertoe geleid dat mensen zich nauwelijks nog met een sociale groep identificeren. In het egalitaire Nederland bepaalt het middenklasse individu immers zelf zijn leven. Maar klopt dat beeld wel?

Mensen die met succes de sociale ladder beklimmen, ervaren enorme verschillen tussen hun milieu van afkomst en dat van het milieu waarin ze terechtkomen. Sterker nog, ze ondervinden dagelijks dat er wel degelijk sociale groepen zijn, die leven in afzonderlijke werelden en dat subtiele uitsluitingsmechanismen deze sociale stratificatie generatie op generatie reproduceren.

Gelukkig zijn er ook andere geluiden, zoals in de Franse sociologie die onverminderd grote aandacht heeft voor de reproductie van klassen (onder anderen Jacquet 2014, Peugny 2006, Pinçon 2021). Niet alleen sociologen, maar ook sociale stijgers houden zich bezig met het onderzoek hiernaar. Met hun levensverhaal laten zij zien hoe klasse hen heeft gevormd (Eribon 2009), welke transformatie ze moesten ondergaan om in de nieuwe klasse te integreren (Louis 2021) en de schaamte die ze daarbij moesten overwinnen. De winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur Annie Ernaux heeft die schaamte prachtig verwoord.

Andere criteria

Bij klasse gaat het niet meer alleen om de drie klassen die Karl Marx ooit onderscheidde noch uitsluitend om inkomen en opleiding. Met het onderscheid in diverse soorten kapitaal van de Franse socioloog Pierre Bourdieu kan een veel gedifferentieerder werkelijkheid worden beschreven. Zo kwam het Sociaal en Cultureel Planbureau, die de begrippen van Bourdieu overigens wel losjes hanteerde en er persoonskapitaal aan toevoegde, in 2023 tot een indeling in zeven klassen.

De brede middenklasse blijkt meer gefragmenteerd dan voorheen werd aangenomen en lijkt uiteen te splijten in een lagere middenklasse die het qua arbeidsomstandigheden en bestaanszekerheid nauwelijks beter heeft dan de lagere klasse, en een hogere middenklasse die via banen in de financiële sector (deels) bij de elite gaat horen (Ehrenreich 2020).

Toch houden sommige sociologen vast aan het idee dat je alleen van klasse kunt spreken wanneer het een vastomlijnde groep is, met een vergelijkbare economische positie, een besef van een gemeenschappelijk wij, en met dezelfde belangen, waardoor er onderlinge solidariteit ontstaat.

Dat klasse lastig te onderzoeken is, betekent niet dat het begrip overboord moet

In lijn hiermee vindt socioloog Dick Houtman in het NRC van 15 maart 2023 dat we het klassebegrip niet te veel moeten oprekken, omdat het onduidelijk is hoe de verschillende soorten kapitaal op elkaar inwerken en omdat subjectieve oordelen (zoals over aantrekkelijkheid) een rol gaan spelen. Gaat het om een cultureel verschil, een statusverschil of om economische ongelijkheid en uitsluiting?

Vasthouden aan klasse

Dat klasse lastig te onderzoeken is, dat sociale groepen minder eenduidig te onderscheiden zijn en dat je daardoor meerdere indelingen kunt maken op grond van uiteenlopende criteria, betekent niet dat het begrip overboord moet.

Er zijn minstens drie redenen om het over klasse te blijven hebben:

  • Het gaat steeds om gescheiden leefwerelden, waarbij nauwelijks sprake is van onderling contact. Binnen de sociale groepen bestaat een zekere cohesie in opvattingen bijvoorbeeld ten aanzien van de overheid. Subtiele uitsluitingsmechanismen zorgen ervoor dat nieuwkomers niet echt worden opgenomen.
  • Ondanks alle overheidsmaatregelen om sociale mobiliteit te bevorderen, blijven klassen hardnekkig bestaan. De welgestelde elite zag de afgelopen decennia haar rijkdom fors toenemen en de onderlaag heeft weinig perspectief op een einde aan hun armoede. Ook al lijken de cijfers van het CBS optimistisch over sociale mobiliteit, van de armste 20 procent blijft nog altijd 40 procent in armoede leven, terwijl van de rijkste 20 procent inkomens 64 procent hun rijkdom gecontinueerd ziet. De reproductie van sociale ongelijkheid is dus hardnekkig Sociale mobiliteit neemt af en sociale daling is ingezet (Wolbers 2022).
  • Het gaat niet zomaar om culturele verschillen, er is sprake van een hiërarchie. Leefstijlen worden niet gelijk gewaardeerd. De meritocratische gedachte dat iemands maatschappelijke positie is gebaseerd op individuele verdienste en niet op afkomst, maakt blind voor die hiërarchie. Het suggereert dat het niet uitmaakt waar je wieg staat. Maar je postcode of je achternaam beïnvloeden wel degelijk je kansen in de maatschappij. Deze klassenblindheid zorgt ervoor dat de gevestigde bovenlaag, die in goede wijken woont, haar vermogen kan behouden en door kan geven aan haar kinderen. Doen alsof het gaat om culturele verschillen tussen mensen, zoals tussen stad en platteland, verhult de tegengestelde materiële belangen van sociale groepen.

Iedereen recht doen

Los van concepten en onderzoeken bestaan klassenverschillen in de dagelijkse ervaring van mensen, het vormt hen en bepaalt tot op zekere hoogte hun leven. Sociale stijgers zijn daarvan het beste voorbeeld. Maar doordat het klassebesef ondergesneeuwd is in de meritocratische mythe en het sprookje van een grote middenklasse, ervaren mensen uitsluiting als een persoonlijk falen.

Solidariteit met mensen die het minder hebben getroffen, ontbreekt. En sociale groepen weten elkaar niet meer te vinden om gezamenlijk een vuist te maken. Door het begrip klasse onder het stof vandaan te halen, kunnen we iedereen in de samenleving recht doen, ongeacht waar hun wieg staat.

Lenette Schuijt is andragoog en organisatiekundige en directeur van Crystal River Consultancy. Haar boek Transklasse. Leven in twee werelden verschijnt in mei 2023 bij uitgeverij Mediawerf.

 

Foto: Gerard Stolk (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 1126 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Bij het wetenschappelijk socialisme (Marxisme) is het criterium voor sociaal economische klasse de mogelijkheid je eigen ‘arbeidskracht’ te moeten verkopen aan de kapitalist (werkgevers) en hiervoor loon te ontvangen. De opbrengsten van de geproduceerde arbeid moet dan de kosten van de arbeid overtreffen (meerwaarde theorie). Het wezen van kapitalisme betreft dan ook deze uitbuiting van de arbeider, tegenwoordig werknemer genoemd.
    Het huidige begrip van ‘sociale klasse’ dat vaak door sociale wetenschappers wordt gehuldigd staat ver af van het oude socialistische en Marxistische idee van sociale klasse.
    Zij zien niet in dat het begrip ‘individualisering’ een truc is van de heersende neoliberale ideologie: n.l. dat je door eigen inspanning kunt ontsnappen uit je eigen sociaal milieu.
    Verticale sociale stijging en daling wordt dan begrepen als een individuele aangelegenheid waarvoor je zelf verantwoordelijk bent.
    Onbedoeld werken veel sociale wetenschappers mee aan het ontwikkelen van deze ideologie, hetgeen in termen van Karl Marx gaat over het ontwikkelen van een ‘vals klasse bewustzijn’.
    Thans is het onderscheid tussen (grote) bezitters en loon afhankelijken nog steeds relevant aangezien de praktijk van de neoliberale economie waarin wij thans leven dit onderscheid steeds meer versterkt. De middenklasse staat thans sociaal economisch onder druk aangezien ook zij steeds meer onderhevig zijn aan de wetten van de neoliberale economie hetgeen zich uit door kleinere bestaanszekerheid op het gebied van arbeidsverhoudingen en sociale zekerheid.
    Thans zijn er meer dan 1 miljoen ZZP-ers en de Coronacrises heeft laten zien dat zij economisch enorm kwetsbaar zijn. Echter zij hebben hiervoor nog geen sociaal klasse bewustzijn ontwikkeld en kunnen hun sociaal economische positie niet politiek vertalen. M.n. linkse politieke partijen en vakbeweging laten hier dan ook een enorme steek vallen.

  2. In de jaren 70 waren sociologen duidelijk in het onderscheiden van klassen, van upper-upper tot lower-lower. Wel overheerste het idee dat de achterstanden van de lage klassen geleidelijk zouden worden ingelopen. Leidende (functionalistische) sociologen spraken van de proletarische achterhoede. Een enkeling onderkende de diametraal afwijkende normen aan de onderkant van de sociale ladder, zoals bijvoorbeeld J.Havemans in zijn dissertatie ”de ongeschoolde arbeider” . Het merendeel vertrouwde op de egaliserende werking van de verzorgingsstaat.
    We weten nu veertig jaar later dat die werking grotendeels is uitgebleven en dat klassengrenzen, al zijn die minder eenduidig economisch, weerbarstig zijn
    In Frankrijk bestaat een sociologisch/literaire traditie onder schrijvers die hun zelf beleefde klassenmigratie analyseren. Die ontbreekt hier.
    Gelukkig is onlangs weer een werk van Eribon vertaald onder de titel ” het vonnis van de samenleving”.
    In ons land wordt nog veel en graag de leugen van de meritocratie gekoesterd, waardoor belangen van elitegroepen (klassen) worden veilig gesteld.
    Er groeit langzaam een hernieuwd klassenbewustzijn, maar tegenkrachten zijn taai. Die houden bijvoorbeeld elk debat over erfbelasting tegen Of blijven te vroege selectie in onderwijs (cito) en categorale gymnasia aanhangen.
    Als jongeren nog langer perspectief op wonen wordt onthouden, als voedselbanken onder hun taak gaan bezwijken dan misschien………..

  3. De linkse slapjanussen moeten dit weer op de agenda krijgen. Zeker omdat de hofleverancier van de PVV zo klein geworden is en hun traditionele achterban als racist uitmaakt, asociaal, gestigmatiseerd, en gewantrouwd wordt zonder het gesprek met deze mensen aan te gaan.

  4. A. Frumau
    ,
    Lenette, ik heb jouw verhaal in de Volkskrant gelezen, en gelijk heb je. Het werd tijd!

    Ik heb meegemaakt in de jaren ’80 dat, bijna van het ene op het andere jaar, de onderzoeken m.b.t. de opleidingskansen voor kinderen uit de arbeidersklasse, naar de achterstand van migrantenkinderen verschoven. Kleur of migrant werd voortaan het uitgangspunt om sociale achterstand en schoolkeuzen te onderzoeken.

    Ook ik ben, als 2x drs, bekend met alle hobbels en valkuilen die nooit helemaal overwonnen kunnen worden. De weg die ik heb afgelegd is zodanig, dat ze mij niet eens geloven zonder het bewijsmateriaal te overhandigen.

    Zonder kennis van de “spelletjes” bleek, ondanks voldoende geschiktheid, de belangrijkste hobbel om een taak bij de overheid/politiek naar voldoening uit te voeren. Zo goed als iedereen moet het “spel” meespelen. Integriteit is in dat geval je vijand.

    Ook dit heeft met je achtergrond te maken, waar eerlijkheid als een belangrijke deugd wordt gezien en “spelletjes” in veel mindere mate bij het normale gedag horen.

    Ook in de sociale wetenschap houdt men rekening met wat op dat moment het beste uitkomt en de aandacht trekt. Onderzoeken naar sociale klasse en schoolkeuzen in algemene zin, zijn niet populair, want minder belangstelling. Dat is jammer, omdat een eerlijke conclusie in algemene zin zo achterwege blijft.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *