Rond de eeuwwisseling vond in de volkshuisvesting een cultuuromslag plaats. Waar illustere voorgangers als Floor Wibaut en Jan Schaefer er nog eer aan behaalden om grote hoeveelheden sociale woningen te realiseren, werd er ineens heel schamper gedaan over ‘stenenstapelaars’. Zelfs een oerdegelijke woningcorporatie als Eigen Haard nam afscheid van haar huisspreuk ‘Gewoon goed in wonen’ en stortte zich in de sociale projectencarrousel, net als tientallen andere verhuurders.
De WRR was er zo enthousiast over dat de raad bij monde van Pieter Winsemius voorstelde om de corporaties voortaan de lead te geven in de wijkaanpak.
Nieuwe mode
De VROM-raad legde in 2006 de nieuwe mode vast in het veelgelezen advies Stad en stijging, waarbij twee idealen eruit sprongen: huurders moesten de kans krijgen om hun woning te kopen, en hun kinderen moesten voortaan opgroeien in gemengde wijken.
‘Er hoeft toch niemand onder een brug te slapen’
Met dat laatste werd niet de multiculturele smeltkroes bedoeld waarin veel naoorlogse wijken al veranderd waren. Het ideaal was om te komen tot een gezonde mix van sterke en minder sterke huishoudens; in de praktijk betekende het vooral dat er prijzige koopwoningen verrezen op de plek waar ooit huurders hadden gewoond.
Oplopende tekorten
Wat minder in de nieuwe modes paste, was het harde feit dat het tekort aan betaalbare woningen fors opliep. Niemand had antwoord op de vraag waar de mensen naartoe moesten die de aangeboden huurwoningen steeds weer níet kregen. Ten tijde van de Parlementaire enquête woningcorporaties 2012-2014 bedroeg de wachttijd in veel steden al meer dan tien jaar, maar in het heel lijvige rapport komen de woorden wachttijd of slaagkans niet eens voor. ‘Er hoeft toch niemand onder een brug te slapen’, verzekerde een bevriende bestuurder mij.
Uit onderzoek weten we dat er een tekort van honderdduizenden huurwoningen is. We snappen dat er in de praktijk evenzoveel mensen te duur, te klein of te slecht wonen, maar we hebben er geen gezichten bij. Platform31 deed in Het souterrain van het wonen (2019) een moedige poging om de cijfers en ervaringen over thuisloosheid in beeld te brengen. Maar Aedes, de koepel van woningcorporaties, negeerde het rapport.
Veerkracht
Omdat de Europese Commissie – volkomen terecht – vragen stelde bij de praktijk waarbij arme woningzoekenden links en rechts ingehaald werden door kansrijkere huurders, moesten corporaties voortaan ‘passend toewijzen’. De bijdrage van Marco de Wilde druipt tien jaar later nog van boosheid over deze ‘door de overheid opgelegde inkomensgrenzen’. Daardoor zou de sociale druk op wijken met veel corporatiewoningen enorm zijn toegenomen.
Arme bewoners zetten de leefbaarheid onder druk
Sinds 2018 probeert Aedes het begrip veerkracht in te zetten om onder de strengere regels uit te komen. Waar het onderliggende rapport van Rigo nog de nodige nuancering laat zien over de causale verbanden tussen lage inkomens, verstandelijke beperkingen, psychische problematiek en leefbaarheidsproblemen lijkt het voor de sociale verhuurders een uitgemaakte zaak: arme bewoners zetten de leefbaarheid onder druk. Daarom zou je ze niet meer moeten toelaten in de wijken waar al veel ‘kwetsbare’ bewoners wonen.
Dat de meeste corporaties zelf al twintig jaar hun bezit in de sterkere woonwijken verkopen, past natuurlijk niet in dit charme-offensief. Als er al redenen zijn voor een sloeberwal rond hun kwetsbare wijken, zou je mogen verwachten dat ze dat in de rest van de stad – en in de dorpen daarom heen – goed maken. Daar zouden dan veel meer sociale woonplekken gerealiseerd moeten worden dan de 30 procent die nu als maximum in alle plannen staat. Want met bouwen ‘voor de doorstroming’ gaan we het tekort niet oplossen: het aantal mensen dat met te veel geld in een goedkope woning woont (de ‘goedkope scheefwoner’) ligt veel lager dan het aantal mensen dat nu al veel te duur woont.
Ondermaats wonen
Gelukkig slapen er niet veel mensen onder een brug. Echte on-wonenden zijn er niet zoveel. Er is meestal wel een oplossing: inwonen, duur huren, noodkoop of illegaliteit. Langer blijven zitten op een plek die al lang niet meer voor jou bedoeld is, zoals een AZC of een jeugdzorginstelling, dat kan soms ook. Dan schuift het probleem door naar een ander.
Waar mensen als De Wilde totaal blind voor lijken te zijn, is dat er zoveel kwetsbare mensen niet in een sociale huurwoning kunnen wonen. Dat geldt inmiddels voor meer dan een derde van de mensen met een bijstandsuitkering. Ze wonen ergens, maar meestal te klein, te slecht en te duur. Ze wonen in buurten waar de instroom van nieuwe ‘armoedzaaiers’ veel hoger is dan in de wijken waar heel af en toe een sociale huurwoning vrijkomt. Ze wonen tussen mensen zonder perspectief, zonder geld, zonder hoop. Op plekken waar je geen gezin kan vormen. Waar nauwelijks ruimte is om je te ontwikkelen.
Het zou goed zijn als corporaties ook eens willen weten welke mensen er niet in één van hun huizen wonen
Juist daarom zou het uiterst scheef zijn als de huisbaas van de mensen die wel tot de gelukkigen behoren ook nog een dikke vinger in de pap van het welzijnsaanbod zou krijgen. Arme bewoners zonder sociale huurwoning grijpen dan twee keer mis. Welzijn is een overheidstaak, zeker als zoveel onderdanen niet worden gezien door de sector die tot taak had ze ten minste een dak boven het hoofd te geven.
Nog-niet-woonbond
Of een partij die de oorzaak van leefbaarheidsproblemen zo makkelijk in de schoenen van arme woningzoekenden schuift de beste papieren heeft om welzijnswerk aan te sturen, lijkt me de vraag. Op bepaalde onderdelen, zoals schuldsanering, kunnen corporaties zeker een belangrijke partij zijn. En als kenner van de leefwereld van hun huurders zijn ze een belangrijke gesprekspartner die de ontwikkeling van effectiever wijkgericht welzijnswerk een enorme impuls zou kunnen geven. Dat zou best eens nodig kunnen zijn!
Maar het zou goed zijn als corporaties ook eens willen weten welke mensen er niet in één van hun huizen wonen, terwijl die er wel het inkomen en de behoeften voor hebben. Het zou goed zijn als on-wonenden veel beter vertegenwoordigd zijn bij het vaststellen van prestatieafspraken. En laten we ook eens kijken wat wachtlijsten doen met de veerkracht van de kanslozen. Het wordt nu echt tijd voor een nog-niet-woonbond.
Natuurlijk mag een corporatie die alles op alles zet om het feitelijke tekort aan betaalbare woningen op te lossen best beweren dat ‘alleen bouwen niet genoeg is’. Maar dan wel in die volgorde. Want zoals Schaefer al zei, in gelul kan je niet wonen.
Klaas Mulder is zelfstandig onderzoeker
Foto: www.kansfonds.nl