Als het aan minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge ligt, worden er in amper tien jaar 900 duizend huizen bij gebouwd. Dit om de wooncrisis te bezweren. In de plannen van de in ieder geval verbaal voortvarende CDA-minister worden de woningcorporaties voor een derde van de gewenste nieuwbouw aangeslagen. Niet onlogisch lijkt het, omdat steeds meer mensen zijn aangewezen op een sociale huurwoning.
Opeenhoping problemen
Wie, zoals de minister lijkt te doen, al zijn hoop vestigt op huizen bouwen, komt nu maar zeker straks voor een onprettige verrassing te staan. Want hoeveel huizen er de komende jaren ook worden gebouwd, het zal de wooncrisis niet oplossen. We hebben namelijk niet alleen te maken met een schrijnend tekort aan woningen, maar ook met een slechte verdeling van welvaart en welzijn.
In de 193 zwakke stadswijken in ons land wonen vooral mensen met een laag inkomen en een lage opleiding. Had in 2000 ruim 40 procent van alle huurders van een corporatiewoning nog een middeninkomen, nu is hun aantal meer dan gehalveerd. Een rechtstreeks gevolg van de door de overheid opgelegde inkomensgrenzen bij de verhuur van sociale woningen.
Zwakke wijken dreigen langzaam door hun hoeven te zakken
Door het beleid van de afgelopen decennia is het welzijn van sociale huurders sterk afgenomen. We hebben het dan over een substantiële groep mensen die vaak in armoede leeft, minder meedoet, ongezonder is en eerder doodgaat. Daar komt nog bij dat de overheid de idealen van de inclusieve samenleving juist aan deze groep mensen opdringt. Vooral in hun wijken huisvest zij statushouders, ex-daklozen en mensen met een psychiatrische achtergrond.
Door het liberale overheidsbeleid, maar ook door keuzes van de volkshuisvesters en de maatschappelijke ontwikkelingen, zien we een ruimtelijke concentratie van armoede en ongezondheid in wijken met veel corporatiewoningen. Zwakke wijken die langzaam maar zeker door hun hoeven dreigen te zakken.
Mens of steen?
Kunnen woningcorporaties dat rampscenario helpen voorkomen? Op initiatief van een Amsterdamse dominee en rijke bankiers werd in 1852 de eerste corporatie in ons land opgericht, de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse. Niet de overheid, maar een geestelijke en diens filantropische vrienden formuleerden een antwoord op de plaag van sloppenwijken. Plaatsen waar armoede, kindersterfte en cholera tierig weelden en waar velen, vooral mannen, troost zochten in de drank.
Het doel van de initiatiefnemers indertijd was niet alleen om mensen te huisvesten, dat was slechts het middel, maar vooral om het algemeen welzijn van het arme deel der bevolking te bevorderen.
Ruim 170 jaar later is de maatschappelijke tweedeling terug van weggeweest. De cijfers spreken voor zich: mensen met een laag inkomen leven ongezonder en korter, hun kinderen hebben minder kansen, en ze keren zich steeds vaker af van politiek en samenleving. Ook de ruimtelijke uitsortering van armoede en ongezondheid is weer terug. Wat hebben de woningcorporaties, 381 in getal, al die tijd gedaan dat het weer zover is gekomen?
Los nog van de dwingende hand van de overheid, tot uiting komend in bijvoorbeeld de Verhuurdersheffing, worstelen corporaties met het hardnekkige dilemma of ze ‘van de stenen of de mensen zijn.’ Hoewel het correcte antwoord, mede gelet op hun ontstaansgeschiedenis, mensen zou moeten zijn, gaat al jarenlang verreweg het meeste geld en energie naar stenen. Zelfs als corporaties het over mensen hebben, dan gaat het vooral om de vraag hoe ze die het beste kunnen begeleiden in renovatieprojecten.
Lonkend perspectief
Als corporaties weer datgene gaan doen waarvoor ze ooit zijn opgericht, moeten ze hun koers verleggen. Oftewel, ze moeten ervoor zorgen dat mensen met hogere en lagere inkomens weer meer door elkaar wonen. Verder moeten ze zich niet alleen met stenen bezighouden, maar ook samen met politie, welzijn, scholen, huisartsen, aandacht hebben voor de meervoudige problematiek van de wijkbewoners. De oplossing van schulden, eenzaamheid en slechte gezondheid vergt een gezamenlijke inzet die niet door overbodige privacyregels en procedures wordt gehinderd.
Corporaties moeten niet alleen huizen bouwen, maar ook wijken
Ja, corporaties moeten huizen bouwen, maar wel op de goede plek. Ze moeten dus niet alleen huizen bouwen, maar ook wijken. Gedifferentieerde wijken, zowel bestaande als nieuwe, waarin mensen met verschillende opleidingsniveaus en inkomens wonen, elkaar ontmoeten en ondersteunen. Wijken die de veerkracht van mensen herstellen.
Terugkerend naar het eerder geformuleerde dilemma, mens of steen, de vraag is niet of we welzijn in het hart van onze missie moeten plaatsen, maar hoe. We kunnen sturen op instroom, investeren achter de voordeur en beter voor onze huizen zorgen (schimmel uitbannen).
Nog mooier is het als we doelen durven te stellen die alleen samen met onze maatschappelijke partners zijn te realiseren: betere schoolprestaties, minder medicijngebruik, meer participatie en hogere verkiezingsopkomst.
Het is een lonkend perspectief, bepleit in het manifest Stenen én mensen, om de komende jaren huizen te bouwen en tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan meer welzijn van de huurders van corporatiewoningen. Daarvoor is het nodig dat corporaties zichzelf opnieuw uitvinden. Ze moeten als bondgenoot van huurders en maatschappelijke organisaties weer bouwen aan bestaanszekerheid, leefbaarheid én welzijn. Om samen de sociale kwestie van nu op te pakken.
Marco de Wilde is directeur-bestuurder bij de corporatie Woonstede in Ede
Foto: Ministerie van Buitenlandse Zaken (Aad Meijer) (Flickr Creative Commons)