In de maatschappelijke discussie overheerst echter het productie- en inkomensaspect van werk. Dat hangt samen met het feit dat resultaatgerichtheid en doelethiek in onze tijd voorop staan: het gaat om het resultaat van ons handelen, vaak ongeacht de morele aard ervan. Het accent op resultaatgerichtheid, in samenhang met de ‘economisering’ van resultaten, maakt dat veel zaken uitsluitend worden gewaardeerd naar hun financiële opbrengst en kosteneffectiviteit. Dit leidt in toenemende mate tot maatschappelijk onbehagen en een verschil in waardering tussen ‘beleidsmakers’ en burgers. Voorbeeld is de financiële sector. Ook de ontwikkelingen binnen de Universiteit van Amsterdam worden door studenten en docenten gelieerd aan rendementsdenken.
Het speelt in ons werk, omdat de meesten van ons werken in organisaties waarin de output richtinggevend is, ook als dit in strijd is met onze kernwaarden. Dit is de reden waarom professionals in de zorg gedemotiveerd raken en soms zelfs het beroep verlaten of een burnout krijgen. (Zie ook De Volkskrant van 13-2-2015, M.Effting: Het Kwik-fitmodel: tjak, tjak, tjak, volgende patiënt). Ze zijn gedreven door het ideaal om goede zorg te leveren, ingebed in een goede professionele relatie, maar ze worden gecontroleerd door een voornamelijk productie- en resultaatgedreven systeem.
Bedreigingen van de waarde
Juist het productieve aspect van werk wordt echter bedreigd. Thomas Piketty laat zien dat het belang van werk en inkomen ten opzichte van kapitaal sterk vermindert en verder zal afnemen en dat kapitaal bovendien steeds meer concentreert in de handen van een kleine elite. Oxfam-Novib voorspelt dat in 2016 het kapitaal van de rijkste 1 procent van de wereldbevolking groter is dan van de rest. Over enkele decennia zal de economische waarde van werk zijn gereduceerd tot een te verwaarlozen dimensie. Dit wordt versterkt door de voortschrijdende mechanisatie, robotisering en automatisering, die de productieve waarde van menselijke arbeid verder zullen marginaliseren.
De gevolgen voor de economische waarde van werk zullen enorm zijn, maar ook de morele en ethische toekenning van waarde aan werk zal sterk veranderen. Recent voorbeeld hiervan is dat de eigenaar van de beleggingsmaatschappij die V&D bezit een villa voor 20 miljoen euro kocht in dezelfde week dat V&D-medewerkers werd gevraagd 6 procent van hun loon in te leveren.
Uitdagingen en oplossingen
Als werk niet meer de gangbare weg is voor het verkrijgen van inkomen, en we niet accepteren dat de overgrote meerderheid van de mensen in een situatie van extreme armoede of afhankelijkheid komt, dan moet het bestaansminimum op andere manieren worden verzekerd. Een forse politieke en economische uitdaging. Daarnaast speelt de uitdaging hoe werk als gewaardeerd onderdeel van het leven voor de toekomst kan worden veiliggesteld. Tot nu toe gaan veel ‘automatismen’ de verkeerde kant op: op crises wordt gereageerd door het productieve aspect te versterken.
Onze kijk op werk zal radicaal moeten veranderen. We moeten werk als consumptiegoed gaan beschouwen en niet als productiefactor. Dit is precies de manier waarop de oude Grieken werk waardeerden. De toekomst kan hier misschien leren van het verleden. Maar er zijn al moderne voorbeelden, zoals Buurtzorg Nederland en het Rijksmuseum, waarin mensen centraal worden gesteld en zodoende hun werk als nuttig, waardevol en zingevend ervaren. Bovendien zijn er mogelijkheden om de intrinsieke waarde van werk in kaart te brengen en vorm te geven, zoals Amartya Sen's' capability benadering, die zoekt naar wat waardevol is voor mensen en daarmee recht doet aan werk gewaardeerd als consumptiegoed.
Prof.dr. Jac van der Klink is hoogleraar Psychische gezondheid en duurzame inzetbaarheid in arbeid bij Tranzo, het onderzoeksinstituut op het gebied van zorg en welzijn aan Tilburg University. Van der Klink hield er op 17 april zijn oratie.