COLUMN Kansenongelijkheid onderwijs: oude kwesties die niet voorbijgaan

Rineke van Daalen ziet dat kansenongelijkheid in het onderwijs al meer dan een halve eeuw als probleem wordt gezien, maar dat het denken daarover en het onderwijsbeleid nauwelijks voortgang hebben geboekt. De socioloog komt met een aanzet tot nieuwe denkrichtingen.

 Wie anno 2022 de media volgt, kan de indruk krijgen dat kansenongelijkheid in het onderwijs een nieuw probleem is. Dat is niet zo. Al meer dan een halve eeuw staat het op de politieke agenda, en het opsporen van verborgen talenten is sindsdien een kernpunt in het onderwijsbeleid geweest. En dat terwijl aan dat meritocratische ideaal zoveel haken en ogen zitten.

Zelfs als het je lukt om sommige begaafde en gemotiveerde kinderen klaar te stomen voor het voortgezet onderwijs, zelfs als het je lukt om al sleutelend een andere basis aan sociale ongelijkheid te geven – door succes afhankelijk te maken van talent in plaats van sociale herkomst - dan nog blijk je met de meritocratie een discutabel ideaal na te streven. Want zelfs als dat ideaal zou worden bereikt, dan zegt dat nog niets over de kwaliteit van de samenleving. Je kunt nog zoveel aan het onderwijs sleutelen, wanneer het blijft bij het verbeteren van individuele selectie draagt het beleid niet bij aan een rechtvaardiger samenleving.

Meritocratisering is discutabel

Michael Young is natuurlijk de eerste die in The Rise of Meritocracy (1958) voor de schaduwkanten van meritocratisering heeft gewaarschuwd. Young zag de opkomst van populistische bewegingen als een opstand van achterblijvers, van verliezers die niet mee kunnen komen in een samenleving waarin ze op eigen verdiensten worden beoordeeld. Zij ontwikkelen gevoelens van ressentiment en in die krenking komen meritocratisering en populisme samen.

Michael Sandel zegt iets vergelijkbaars. Geslaagde meritocratisering ziet hij als niet meer dan een eerste en noodzakelijke stap om onrechtvaardige verhoudingen recht te trekken. Over de selectie van slimme kinderen schrijft hij in The Tyranny of Merit. What’s Become of the Common Good? (2020): ‘[...] it is a remedial principle, not an adequate ideal for a good society.’ In een meritocratie dreigt ‘de goede samenleving’ te worden gereduceerd tot een samenleving die een selectie van individuele leerlingen goede kansen op sociale stijging biedt, maar waarin de anderen aan hun lot worden overgelaten. Een breder samenlevingsideaal ontbreekt.

 Weinig opgeschoten

In de afgelopen twee eeuwen heeft er een verdubbeling plaatsgevonden van het percentage leerlingen dat tussen hun derde en 25ste jaar onderwijs volgt. De leerplicht is zelfs verlengd tot 18 jaar. Kennis heeft een sleutelrol in de economie gekregen en het onderwijs moet daartoe de voorwaarden scheppen. De sociale herkomst van kinderen mag hun ontwikkeling niet in de weg zitten.

Vroege selectie en tweedeling in theoretisch en beroepsgericht onderwijs werken ongelijke kansen in de hand

Sociale herkomst blijft echter in die ontwikkeling doorklinken, en steeds opnieuw is daar verbazing en verontwaardiging over. Er zijn velerlei verklaringen aan te wijzen voor het verborgen blijven van de talenten van kinderen met lageropgeleide ouders. Het onderwerp is vanaf de jaren zestig van de 2oste eeuw intensief onderzocht en heeft als basis gediend voor het ontwerpen van compensatieprogramma en voorschoolse programma’s. Een reeks van beproefde recepten waarop steeds opnieuw wordt gevarieerd, en met beperkt succes.

Nederlandse kansenongelijkheid

Het Nederlandse onderwijsstelsel heeft twee specifieke kenmerken die ongelijkheid in de hand werken: een vroege selectie voor het voortgezet onderwijs, dat – en dat is het tweede kenmerk - een strikte tweedeling kent in theoretisch en beroepsgericht onderwijs. Kinderen worden met beide kenmerken aan het einde van het basisonderwijs geconfronteerd, en beide elementen zijn aanknopingspunten voor verandering.

Over de selectie zijn inmiddels alle betrokkenen binnen en buiten het onderwijs het eens: die komt te vroeg. Helaas is het tot nu toe bij die constatering gebleven. In Welkom in de rat race. De dwang van de Cito-toets liet Ali de Regt in 2004 al zien dat ouders, leerkrachten, directeuren van basis- en middelbare scholen, deskundigen en andere betrokkenen de Cito-toets ongeschikt vinden als doorslaggevend selectiemiddel. Toch heeft de Cito lange tijd alleen maar aan invloed gewonnen. ‘In de concurrentie om de hoogste opleidingen, de meeste en de beste leerlingen oefenen alle partijen zodanige dwang op elkaar uit dat de Cito-score uiteindelijk toch de beslissende factor wordt,’ zo concludeerde De Regt en haar conclusie blijft helaas van kracht.

Het tweede aanknopingspunt van verandering, de scheiding tussen algemeen vormend en beroepsgericht onderwijs, wordt minder vaak bekritiseerd. Deze scheiding sluit aan  bij de schoolse waarderingshiërarchie waarin cognitie en abstracte analyse het hoogste goed zijn. Die hiërarchie blokkeert veranderingen in het onderwijs en is niet meer van deze tijd. Een volwaardig functioneren in hedendaagse samenlevingen en beroepen vraagt om het combineren van meer en uiteenlopende kwaliteiten.

Om die reden is het noodzakelijk om de schijnbare scheiding tussen theorie en praktijk ter discussie te stellen en na te denken over de contouren van een rechtvaardiger toekomstgericht onderwijsstelsel, dat wél is afgestemd op de eisen van samenleving van de 21ste eeuw.

Aanknopingspunten voor verandering

Op dit moment concentreert de concurrentie tussen leerlingen, scholen en zelfs staten zich op de selectie van kinderen op cognitieve prestaties, op één specifiek moment, namelijk bij de overgang naar het voortgezet onderwijs. Het is de vraag hoe je die concurrentie beter kan spreiden?

Experimenten kunnen deel uitmaken van een systematische strategie en bijdragen aan het oplossen van hardnekkige problemen

Ik doe hieronder enkele suggesties, die bedoeld zijn als uitgangspunt voor discussie en experiment. Je zou kinderen bijvoorbeeld basisonderwijs kunnen geven dat langer duurt dan tot hun twaalfde jaar, maar dat hun naarmate ze ouder worden meer variatie en meer keuzemogelijkheden in het onderwijs biedt. Hun gemeenschappelijke algemene vorming duurt langer dan de huidige basisschool, en ze kunnen zich vroeger dan nu enigszins specialiseren – doorstomen in de wiskunde, een moderne taal, meer sport, meer muziek en techniek. De toetsmomenten worden gespreid, de selectie op kwaliteiten wordt gedifferentieerd, en een breder scala aan kwaliteiten telt mee. De scherpe selectie na de basisschool zou daarmee wegvallen.

Onderwijs bestaat uit een complex van instellingen waarin velerlei partijen figureren. Het laat zich niet in een handomdraai veranderen. Experimenten en kleine stappen zijn naar mijn idee de enige manier om decennia- of zelfs eeuwenoude instituties, tradities en verhoudingen een beetje te verschuiven.

Experimenten kunnen deel uitmaken van een systematische strategie en kunnen op die manier bijdragen aan het oplossen van hardnekkige problemen zoals vroege selectie en de scheiding tussen algemeen vormend en beroepsgericht onderwijs. Een spreiding over talenten en in de tijd zou de ratrace minder klemmend maken. Ongelijkheid in het onderwijs zou verminderen, meer ontspanning zou het gevolg zijn.

Rineke van Daalen is socioloog en werkte aan de Universiteit van Amsterdam.

 

Foto: Ben Mullins via Unsplash.com

Dit artikel is 3166 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. De blik richten op vroege selectie en op scheiding van algemene en beroepsvorming in het onderwijs is belangrijk maar lang niet afdoende. De socioloog Eribon liet al in zijn Retour a Reims zien dat als armere studenten er al in slagen in een universitaire graad te halen ze ontdekken dat de waarde daarvan blijkt te zijn gedevalueerd en dat je minstens twee studies moet hebben gedaan en wel aan (buitenlandse) prestigieuze universiteiten om hoger op te kunnen. Deze socioloog, zelf van arme afkomst, zag hoe de theorie van Bourdieu in de praktijk werkt. Maatschappelijk onderscheid verschuift en is hardnekkig. Op basis van diezelfde Bourdieu deden twee Engelse sociologen onderzoek naar de mechanismen op weg naar de top van bedrijven (The Class Ceiling, Sam Friedman en Daniel Laurison). De essentie: kans op sociale stijging hangt sterk af van je totale economische, sociale, culturele en symbilosche kapitaal (habitus).Die is grotendeels klassebepaald. En geeft meewind of tegenwind op je pad.Je kunt vooruit, maar langs een geitepaadje!
    Onderwijs is belangrijk, maar werkt als sorteermachine. Experimenten als door Rieneke genoemd kunnen misschien scherpe kantjes bijwerken, sociale ongelijkheid wordt door onderwijs de facto versterkt en gelegitimeerd ,
    Dagelijks op de radio:……alleen voor hoger opgeleiden. En: je wilt het beste voor je kind dus koos ik voor particulier onderwijs. Daar zit het probleem. Tussen de oren!

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *