Hoe opbouwwerkers vernuftig manoeuvreren tussen bewoners en de eigen professionele agenda

Waaraan ontleent een opbouwwerker zijn legitimiteit bij bewoners? Jeroen Gradener onderzocht dat in de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en de Amsterdamse Bos en Lommer. ‘Je moet bewoners leiden, maar geen beslissingen voor hen nemen.’

Een paar jaar terug was Claire, community organizer voor het Chelsea Collaborative, in alle staten toen een lokaal bedrijf een berg zout stortte aan de waterkant van Chelsea, een industriestad die uitkijkt op Boston. Hoe durven ze die ongezonde rommel die via de wind de stad wordt ingeblazen daar neer te leggen, dacht ze. Ze begon mensen op te trommelen om tegen dat bedrijf te protesteren. Ondanks de eerste lauwe reacties van de bewoners bleef ze doorgaan met mobiliseren, ze zette de vervuilers zelfs publiekelijk neer als boeven. Maar het protest kwam niet van de grond. Ze bleek een roepende in de woestijn, en nu, erop terugkijkend, geeft ze toe: ‘De beslissing om in actie te komen had bij de bewoners moeten liggen. De organizer moet luisteren naar de gemeenschap. De organizer moet handelen namens de gemeenschap. Ik heb dat niet gedaan.’

Deze anekdote is een van de vele die ik de afgelopen jaren heb opgetekend tijdens mijn promotieonderzoek naar de professionele legitimiteit en de legitimeringsstrategieën van opbouwwerkers. Ik voerde drie casestudies uit: bij de participatie- en activeringsmedewerkers in de Amsterdamse wijk Bos en Lommer, bij de community organizers in Chelsea (VS) en bij de area leaders (geschoolde vrijwillige wijkopbouwwerkers) in Doornkop, een deelgemeente van Soweto (Johannesburg, Zuid-Afrika).

In de zoektocht naar de professionele legitimiteit van opbouwwerkers in hun dagelijkse omgang met bewoners zit iets paradoxaals. Het is in het opbouwwerk niet bon ton om over je eigen agenda te praten, en vooral niet om openlijk toe te geven dat je een professioneel belang hebt. Opbouwwerkers stellen immers per definitie de leefwereld, de praktijken en de kennis van de mensen met wie ze werken centraal. En toch: wie goed kijkt, ziet wel degelijk dat ze op een weloverwogen manier inschatten wat hun draagvlak is, en hoe ze dat over langere termijn kunnen vasthouden. Bovendien blijkt het mogelijk in al die diverse opbouwwerkcontexten een aantal gemeenschappelijke bouwstenen en strategieën te onderscheiden.

Bouwsteen 1: Terloops maar weloverwogen aanwezig

Een van die bouwstenen is het vermogen van opbouwwerkers om terloops en tegelijk zichtbaar aanwezig te zijn in het lokale. Het gaat om plaatsen, zoals scholen en straathoeken, waar mensen op weg gaan van en naar hun werk, maar soms ook gewoon bij hen thuis. Het gaat ook om aanwezigheid in lokale praktijken en het actief benoemen van lokale bekommernissen. Zowel in de VS, in Zuid-Afrika als in Nederland onderkennen opbouwwerkers het belang daarvan, ook al lukt het niet altijd.

Neem Bos en Lommer. In 2013 verdween daar veel van de laagdrempelige inloop en dienstverlening bij kleinschalige buurtorganisaties. Dit was grotendeels het gevolg van bezuinigingen, gestut door de filosofie van zelfredzaamheid van bewoners. De vanzelfsprekende aanwezigheid van opbouwwerkers in de buurt stond op het spel. Het wegvallen van de kleine hand-en-spandiensten die opbouwwerkers soms verrichten als bewoners een buurtfeest wilden organiseren, verkleinde hun zichtbaarheid maar ook hun betekenis voor de buurt. Sterker nog, bewoners raakten geïrriteerd dat ze nu naar een grote welzijnsorganisatie moesten om budget aan te vragen en rekenden dat de opbouwwerkers aan. ‘Wat is mijn rol als professional nog?’ vroeg een van de tot participatie- en activeringsmedewerkers omgedoopte opbouwwerker zich toen ook hardop af.

Kortom: die fragiele balans tussen onopvallende maar doelbewuste aanwezigheid is niet altijd vanzelfsprekend en moet soms dus ook hersteld worden.

Bouwsteen 2: Collectief verantwoordelijk, maar niet voor mensen beslissen

Het is dus belangrijk dat opbouwwerkers erin slagen herkenbaar te zijn, maar wel ingebed in het dagelijkse lokale leven, aansluitend bij de normen en praktijken van de bewoners. Vooral in het begin, bij de eerste contacten is dat essentieel, als de samenwerking nog vorm moet krijgen. Maar wat als het, zoals in het voorbeeld van de lokale organizers, lukt om huurders onderling in gesprek te brengen? Als het er om gaat om niet alleen om bij elkaar komen, maar dat het wordt ervaren als iets gezamenlijks, gericht op de ontwikkeling van het collectief?

Opbouwwerkers zeggen op zulke momenten te proberen mensen te leren met elkaars belangen en humeuren rekening te houden, en zich open te stellen voor meer mensen. Dat is een agenda van verdieping en verbreding van het bewonersengagement. Opbouwwerkers proberen hun professionele mandaat op dat moment veilig te stellen in de vorm van diligent response, het tactisch en consciëntieus inspelen op de behoeften van bewoners. June, een van de area leaders uit Doornkop, drukt die diligent response als volgt uit: ‘Je moet hen leiden, maar geen beslissingen voor hen nemen. Suggesties doen, hen erbij betrekken, maar niet voor hen besluiten.’

Bouwsteen 3: Inbedding in omgeving en toekomst - een stabiele rol

Een derde bouwsteen voor het professioneel opbouwwerkmandaat blijkt de duurzame inbedding van het lokale engagement. Dat is heel basaal een inbedding in bestaande sociale netwerken, en wat ongrijpbaarder het inbedden van de ambities van bewoners in een visie op de toekomst. Voor opbouwwerkers is het zaak stabiliteit en samenhang te scheppen tussen hun eigen professionele betrokkenheid, wat bewoners op dat moment doen, de lokale context en de toekomst. Marjon, een van de participatie- en activeringsmedewerkers in Bos en Lommer, herkent dat in de toenmalige hectiek van de ontwikkeling van sociale wijkteams: ‘Veel dingen zijn onhelder: de regels, de budgetten. Dus ik probeer een stabiele rol te spelen.’

Bouwsteen 4: Professioneel gezag en bronnen voor waardering

De vierde bouwsteen voor het professionele mandaat is professioneel gezag. Zowel de organizer in Chelsea, de participatie- en activeringsmedewerker in Bos en Lommer als de area leader in Doornkop geven aan dat ze een gevoel van erkenning nodig hebben voor hun professionele betrokkenheid. De bronnen voor die waardering zijn heel divers: hun expertise, hun sociale of culturele achtergrond, hun wereldvisie, wat ze tot stand weten te brengen of zelfs hun karakter.

Deze dagen gaat nogal wat aandacht van de effectiviteit van sociale interventies naar de ‘werkzame bestanddelen’ van de methode. Voor de opbouwwerkers in de drie casestudies blijkt een van die bestanddelen zonder twijfel het ontwikkelen en behoud van een betekenisvolle relatie met bewoners.

Jeroen Gradener is als docent en onderzoeker werkzaam bij de faculteit maatschappij en recht aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij promoveerde onlangs bij prof. dr. Trudie Knijn (UU) op een meervoudige, internationale casestudy naar de professionele legitimiteit en legitimeringsstrategieën van opbouwwerkers in Bos en Lommer, Chelsea (VS) en Doornkop (Zuid-Afrika).

Dit artikel is een sterk ingekorte en bewerkte versie van zijn bijdrage die deze week verschijnt in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

Foto: greensambaman (Flickr Creative Commons)