INTERVIEW Bram Sizoo: ‘Aanpak radicalisering moet op de schop’

Psychiater Bram Sizoo bepleit een andere aanpak van radicalisering. Als bijzonder hoogleraar Klinische psychologie van radicalisering aan de Universiteit van Amsterdam doet hij de komende vijf jaar onderzoek om de risicofactoren beter in beeld te brengen en preventiebeleid te verbeteren.

Gelet op zijn carrière is Sizoo is een opmerkelijk man te noemen. Van 1979 tot 1989 voer hij op onderzeeboten om diep onder zee informatie in te winnen over de Sovjetoorlogsvloot. Daarna werkte hij als tropenarts in Malawi. Om, weer terug in Nederland, in de ggz te gaan werken en later ook bij een team van de landelijke eenheid van de politie. Een hybride eenheid van professionals uit psychiatrie en politie die zich verdiept in mensen die gefixeerd zijn op een grief en een beeld probeert te krijgen van wat hen beweegt. Het team zoekt naar aanknopingspunten om mensen toe te leiden naar zorg.

Bij radicalisering gaan de gedachten snel uit naar mensen met een brisante religieuze of politieke overtuiging.
‘Uit de literatuur weten we dat er meerdere redenen zijn waarom iemand radicaliseert. Religieuze en politieke opvattingen, maar ook psychische stoornissen kunnen daarbij een rol spelen. De kanttekening hier is dat van geen enkele factor is aangetoond dat die doorslaggevend is. We weten bijvoorbeeld niet waarom 0,01 procent van mensen met een psychiatrische stoornis wel radicaliseren en geweld gebruiken en de andere 99,9 procent niet.

‘We kunnen niet zeggen tot welke daden iemand in staat is’

Sommige mensen zijn, als ze zichzelf “klote voelen”, gevoelig voor een discours dat hen in simpele termen vertelt waarom het niet goed met ze gaat. Dat migranten of moslims de schuld van zijn malheur zouden zijn. En dat als die ophoepelen, alles weer in orde zou komen. Voor sommigen is de aantrekkingskracht van een dergelijke, simplistische verklaring zo sterk dat ze zich er nauwelijks los van kunnen maken.’

Overigens kunnen we volgens Sizoo op basis van een aantal risicofactoren hoogstens het vermoeden uitspreken dat iemand radicaliseert, maar meer niet. ‘We kunnen niet zeggen tot welke daden hij in staat is, laat staan dat we weten wat hem ten diepste drijft.’

De titel van uw leerstoel verklapt het al, u zoekt naar een psychologische verklaring van radicalisering. Verdwijnen daarmee de context en de omgeving uit het zicht?
’Nee, want ook dat zijn risicofactoren waarmee je rekening hebt te houden. Punt is echter dat al die factoren op zich niet zo veel zeggen. Wat je zou willen weten, is hoe en waarom mensen radicaliseren. Wat gaat daaraan vooraf, in de zin van betekenisverlening? Oftewel, hoe kunnen risicoactoren, zoals teleurstelling, werkloosheid of psychiatrische stoornis, een zodanige invloed op iemand hebben dat hij de wereld om zich heen begint te verafschuwen en radicaliseert?

‘Je moet onderscheid maken tussen activisme en extremisme. Activisme, zoals boerenprotest, is wezenlijk element van democratie’

Dat is tevens het uitgangspunt van mijn onderzoek binnen het kader van deze leerstoel. Mijn werkhypothese is dat radicalisering meer omvat dan terrorisme. Daarmee maak ik de onderzoekspopulatie dus breder dan hij nu gewoonlijk wordt gedefinieerd.’

Dus inclusief woedende boeren die over de schreef gaan?
‘Je moet onderscheid maken tussen activisme en extremisme. Activisme, zoals het protest van boeren, is een wezenlijk element van een democratie. Het is een vreedzaam middel om je stem te laten horen.

‘Je kunt je afvragen of je asbest storten op de snelweg activisme kan noemen’

Extremisme, zoals door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst omschreven, staat voor “het fenomeen waarbij personen of groepen bewust over de grenzen van de wet gaan en illegale acties plegen om hun doel te bereiken”. Duidelijk verschil, maar ik geef toe dat je je kunt afvragen of het nog wel activisme genoemd kan worden als je pak hem beet asbest op de snelweg stort of met je tractor de deur van een provinciehuis forceert.’

U wilt radicalisering anders onderzoeken dan tot nu toe is gebeurd. Waarin zit het grote verschil?
‘Ik begin mijn onderzoek in het heden en ga door in de tijd. Ik verzamel dus gaandeweg informatie. Daarmee sla ik een andere, prospectieve weg in dan de meeste onderzoekers van radicalisering. Die werken vooral retrospectief.

‘Ze kunnen niet aantonen of een bepaalde aanpak tegen radicalisering echt werkt’

Veel onderzoekers kijken vooral naar de factoren die een al bekende uitkomst mogelijk hebben beïnvloed. Ze kunnen echter niet aantonen of een bepaalde aanpak tegen radicalisering echt werkt.

Uiteindelijk willen we met zijn allen voorkomen dat mensen die uit gekwetstheid of verbittering strafbare feiten plegen en anderen naar het leven staan. Verbittering is een begrip dat centraal zal staan in mijn invulling van de leerstoel de komende vijf jaar. Ik wil laten zien dat sommige gekwetste en verbitterde mensen een algemeen traject doorlopen totdat de druk zo hoog oploopt dat ze vatbaar worden voor een radicaal narratief. Los van de richting van dat narratief, links of rechts, het gaat mij als onderzoeker eerder om de functie van het narratief dan om de inhoud.’

‘Hebben we te maken met een potentiële terrorist of een doorgesnoven gek?’

De leerstoel, gefinancierd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, is een baan voor twee dagen per week, de ene dag is gereserveerd voor onderzoek en college geven op de UvA. De andere dag is bestemd voor de verspreiding van kennis in het veiligheidsdomein. Sizoo richt zich bij dat laatste vooral op de informatiedeling binnen de bestaande overlegstructuren.

‘In de keten van het veiligheidsdomein wordt al snel beslist of iemand die een neiging tot radicaal gedrag vertoont een klant is voor de politie en de veiligheidsdiensten of voor de ggz. Of zoals enkele dagbladen het in 2019 na een aanslag in Utrecht enigszins verlekkerd formuleerden: hebben we te maken met een potentiële terrorist of een doorgesnoven gek?

Die vraag, hoe plat verder ook, heeft alles te maken met het hardnekkige onderscheid dat de samenleving maakt tussen mensen die misdrijven begaan omdat ze psychisch in de war zijn en mensen die doelbewust terroristische aanslagen plegen. Mijn punt is, en dat wil ik de komende tijd verder uitwerken, dat het veiligheidsdomein die opdeling in twee niet-overlappende typen niet te snel moet maken. Omdat je dan de kans loopt dat de verkeerde deskundigen worden ingeschakeld en woorden en signalen niet op de juiste manier worden geïnterpreteerd.

Als je te vroeg een knip maakt, dan zit een van de deskundige partijen niet meer aan tafel

Dat zie ik soms ook gebeuren bij de politie. Af en toe krijgen we een casus voorgelegd waarvan de ene collega zegt dat er niet zoveel aan de hand is, terwijl de haren van de collega van de andere discipline er recht van overeind gaan staan. Als je te vroeg een knip maakt, dan zit een van de deskundige partijen niet meer aan tafel. Dat kan grote gevolgen hebben.’

Dus wij mogen van u verwachten dat een integrale aanpak van radicalisering meer wordt dan een loos begrip?
‘Mag ik het iets anders formuleren? Ik wil er een bijdrage aan leveren dat we ons straks niet meer hoeven afvragen of het wel zo ver had moeten komen. Dat er ingegrepen wordt als iemand thuis de boel en de buurt terroriseert en gekke dingen roept. De uitdaging, voor mij, het veiligheidsdomein en de samenleving, is om het uitgangspunt van de strijd tegen radicalisering en terrorisme naar voren te schuiven.’

Ik kom u bij gelegenheid vragen of er al schot in de nieuwe aanpak zit.
‘Je bent van harte welkom.’

Jan van Dam is freelancejournalist. Voor dit artikel sprak hij met Bram Sizoo, sinds 1 december 2023 bijzonder hoogleraar Klinische Psychologie van Radicalisering, aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam