Maatschappelijk onbehagen is ook een sociaal fenomeen

Maatschappelijk onbehagen gaat vaak over verhulde persoonlijke zorgen, was eerder hier te lezen. Onderzoeker Frank Gootjes meent op basis van zijn promotieonderzoek dat er meer aan de hand is.

Onlangs zetten Will Tiemeijer en Anne-Greet Keizer op deze site uiteen hoe een gebrek aan controle over het eigen leven maatschappelijk onbehagen in de hand werkt. Vanuit mijn promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen wil ik daar graag wat aan toevoegen.

De gevleugelde uitspraak van Paul Schnabel over de kloof tussen wat men van het eigen leven vindt en wat men vindt van de maatschappij is terug te zien in het werk van Anne Marthe van der Bles. Zij vond in veel landen over de hele wereld dat mensen gemiddeld een negatiever oordeel hebben over de maatschappij dan over het eigen leven. Bovendien geldt dat mensen die last hebben van maatschappelijke problemen in hun eigen leven vaak meer problemen zien in de maatschappij (net als Tiemeijer en Keizer vond ik een correlatie van 0.3).

De BBB tapt uit een groter vat van onbehagen over de maatschappij

Van der Bles laat zien dat deze twee meningen uit elkaar te trekken zijn. Alleen de negatieve mening over de maatschappij voorspelt stemmen voor populistischere partijen – politiek gedrag dat vaak terugkomt in onderzoek naar onbehagen. De negatieve mening over het eigen leven speelt in haar werk geen rol bij het verklaren van het verband tussen maatschappelijk onbehagen en politiek gedrag.

Toch niet alleen persoonlijke zorgen

Tiemeijer en Keizer stellen dat maatschappelijk onbehagen vaak over verhulde persoonlijke zorgen gaat. Ik vind die stelling wat beperkt. Ontevredenheid over de maatschappij wordt zeker niet alleen door mensen met enkel persoonlijke zorgen gevoeld.

Integendeel, mensen voelen ook ontevredenheid vanwege het leed van anderen, bijvoorbeeld over de toeslagenaffaire. Het succes van de BBB in de provinciale verkiezingen kan niet alleen verklaard worden door het stemgedrag van de boeren – degenen met de persoonlijke zorgen. De BBB tapt uit een groter vat van onbehagen over de maatschappij waardoor de partij bijval vindt van veel meer stemmers. Deze mensen vinden dat het slecht gaat met de maatschappij, niet enkel met henzelf.

Zo is het migratiedebat een context waarin onbehagen een belangrijke rol speelt

In mijn onderzoek vond ik dat onbehagen ook gerelateerd is aan intenties voor gedrag die gaan over de samenleving. Zo is er een verband met de behoefte de regering of het systeem omver te willen werpen (ongeveer 20 tot 30 procent van de Nederlanders steunt zulke intenties), maar eveneens met intenties om asielzoekers te helpen, zoals geld en tijd doneren. Zo’n verband valt niet te verklaren als persoonlijke zorgen te centraal worden gesteld als bron voor onbehagen. Er is ook sprake van een algemene wens voor verandering in de maatschappij.

Zorgen over de maatschappij

Dit betekent niet dat de stelling van Tiemeijer en Keizer onjuist is, enkel dat er meer aan de hand is dan persoonlijke zorgen en een gebrek aan persoonlijke controle.

Ook ik ontdekte dat steun voor de stelling dat persoonlijke controle een rol speelt bij maatschappelijk onbehagen. Zo voelen mensen met een meer precaire positie meer onbehagen over de maatschappij. Dit valt wellicht voor een deel te verklaren doordat zij veel afhankelijker zijn van een welvarende maatschappij. Immers, het moeten wisselen van baan door een crisis in het land is minder makkelijk voor iemand met minder diploma’s op zak, dus zijn de zorgen groter – en daarmee tevens het onbehagen.

Een nieuw maatschappelijk issue is vaak een bevestiging van het al heersende onbehagen

Maar ik vond daarnaast dat onbehagen meer iets lijkt te zijn van de abstracte zorgen over ons als maatschappij. Zo is het migratiedebat een context waarin onbehagen een belangrijke rol speelt. Ik vond daarin dat het abstracte oordeel over de maatschappij in het algemeen (een gevoel van frustratie, bezorgdheid, en ontevredenheid) de belangrijkste voorspeller is van de intentie om zich agressief te gedragen tegenover vluchtelingen. Het gevoel van frustratie, bezorgdheid en ontevredenheid over de eigen omgeving speelt minder een rol.

Het lijken juist de zorgen over de maatschappij in het algemeen te zijn die gedrag zoals demonstreren voor vluchtelingen, stemmen op politieke partijen met radicalere agenda’s of protesteren tegen overheidsbeleid aansporen.

Negatief sentiment over maatschappij

Uit mijn onderzoek blijkt dat je maatschappelijk onbehagen het beste kan zien als een negatief sentiment over de samenleving in het algemeen. Dat is een nogal vage definitie, maar wel een die verdedigbaar is op basis van de resultaten uit mijn onderzoek. Het gaat onder andere over een gebrek aan politiek vertrouwen, pessimisme over de toekomst, een hoge inschatting van maatschappelijke problemen, denken dat de wereld gevaarlijk is, en aftakeling zien in sociale binding en leiderschap. Hoe dit gevoel van onbehagen is ontstaan komt niet echt uit mijn onderzoek naar voren, maar ik vond wel dat het vrij constant is.

Zorgen over de samenleving zijn op zich iets positiefs

Het maatschappelijk onbehagen en de daaraan gepaarde ontevredenheid spelen keer op keer een belangrijke rol bij maatschappelijke thema’s. Een nieuw maatschappelijk issue is vaak een bevestiging van het al heersende onbehagen: mensen zien hun negatieve gevoel over de maatschappij bevestigt in nieuwe gebeurtenissen. Het negatieve sentiment over de maatschappij is dan ook een goede voorspeller van verontwaardiging bij een maatschappelijke gebeurtenis, zoals de schietpartij in Utrecht vier jaar geleden.

Omdat onbehagen gaat over zorgen over ‘ons’ speelt de perceptie van de maatschappij een belangrijke rol. Maatschappelijk onbehagen kan beïnvloed worden als mensen zich een voorstelling moeten maken van een slecht functionerende maatschappij: zo is economische ongelijkheid een bron van onbehagen.

De invloed van media op onbehagen bleek in mijn onderzoek ontzettend mee te vallen: mensen laten zich niet gemakkelijk een ander beeld van de maatschappij aanpraten. Zowel positieve als negatieve berichtgeving hadden nauwelijks effect op het onbehagen.

Maatschappelijk onbehagen heeft twee kanten

Mijn boodschap is dat er twee kanten van dezelfde medaille bestaan. Aan de ene kant is onbehagen een signaal dat mensen zich zorgen maken over de gemeenschap waarin ze leven. Dat is op zich iets positiefs, omdat mensen daarmee laten zien dat ze zich willen inzetten voor de samenleving. Maatschappelijk onbehagen lijkt dan ook tot op zekere hoogte onderdeel te zijn van een gezonde democratie.

Tegelijkertijd blijkt keer op keer dat onbehagen gerelateerd is aan agressie (bijvoorbeeld tegenover asielzoekers en handhavingsautoriteiten) en radicaler gedrag. En ook is nu al te voorspellen dat onbehagen bij een volgende maatschappelijke crisis weer de kop op steekt. Wellicht zal een deel van onbehagen of de behoefte tot actie weggenomen kunnen worden als onderliggende problematiek aangepakt wordt.

Frank Gootjes werkt als postdoctoraal onderzoeker bij de Universiteit Utrecht. Hij promoveerde onlangs op maatschappelijk onbehagen bij de Rijksuniversiteit Groningen.

Extra leestip van de redactie:

Twintig jaar onderzoek naar de boze burger

 

Foto: Elvin (Flickr Creative Commons)